Peter Bergers zondagmiddag: ‘ In mijn tranendal is het zomer. Want mijn lief plukt er bloemen uit Arcadië.’


Koud ontwaakt uit een verstomde droom ga ik zinloos voor een ommetje. Zomaar. Als in een zielloos ritueel. Of gewoon omdat het zondag is. Het is frisser dan gister. Natter ook. Het pad voelt drassig. Langzaam slingert ze zich glibberig voor me uit. De glooiende velden verderop verschuilen zich gelaten achter een vale sluier van mottige mist. Rechtsaf sla ik. Daar bij die grote dikke eik. Het gras is hier nog glad van morgendauw; het maakt de heuvel tot een heuse glijbaan. Stap voor stap omhoog gaat het. Nog even en ik ben halverwege. Daar leg ik mijn hoofd steevast eventjes te ruste. Heel even maar. Fier wankelend sluip ik daarna altijd tijdloos naar de top. Maar vandaag is het kruipen geblazen. Eenmaal boven laat ik de wind los en zoef ik op z´n rug naar beneden; mijn droom nog helder in m´n kop. Guess what? In mijn tranendal is het zomer. Want mijn lief plukt er bloemen uit Arcadië.


Peter Berger

Share This:

ALJA SPAAN – de nieuwe bundel LOSSE HONDEN – gedichten over de omgeving veraf en dichtbij – de zinloosheid van het bestaan in prachtige zinnen – een recensie

deze week voor een keer geen zondagochtendwedstrijd – geniet van de recensie hieronder – de nieuwe bundel van Alja Spaan is van poëzie gemaakt!

https://www.bruna.nl/boeken/losse-honden-9789464248920

https://www.ako.nl/losse-honden-9789464248920.html

ALJA SPAAN – de nieuwe bundel LOSSE HONDEN – gedichten over de omgeving veraf en dichtbij – de zinloosheid van het bestaan in prachtige zinnen – een recensie  

Alja’s bundel LOSSE HONDEN kent 21 gedichten in de 1e afdeling ‘dichtbij’ en 21 gedichten in de 2e afdeling ‘veraf’.  (Uitgeverij Aspekt – Soesterberg.)  De gedichten roepen bij deze lezer wel enige vragen op.  

Een ding is in ieder geval 100 procent zeker, ik mag wel zeggen 1000 procent zeker – alles maar dan ook alles in deze bundel gedichten is ALSOF het zo is! In bijna elk gedicht treffen we het woord ALSOF aan. Het is alsof vóór en het is alsof ná – het is kortom ALSOF een gedicht niet kan bestaan zonder het woord alsof.

‘Alsof’ is het A-woord van Alja Spaan. En het A-woord roept de dichter in als er ook maar iets van werkelijkheid in de buurt van de dichter komt. Dan is het niet zoals het is – dan is het niet zoals het lijkt. Dan is het anders – en hoe anders het dan is – dat is aan de lezer.

Het lijkt erop maar het is niet zo – dat is in ieder geval wat Alja de lezer gedicht na gedicht wenst voor te houden. Het is dan ook niet verwonderlijk – zeg ik achteraf na twee keer lezen – dat ik na de eerste lezing uitriep: “WAS WILL DAS WEIB”. Op zoek naar een houvast, een samenhang, op zoek naar een verhaal. Maar ik kreeg niet wat ik dacht te kunnen vinden.

Wees gerust lieve lezer – na twee keer lezen –  en ja dat moet je wel voor Alja over hebben – begrijp je dat er niet één sleutel is tot al die wonderschone regels van Alja, niet tot haar zinnen, niet tot de gedichten afzonderlijk, niet tot de twee afdelingen met gedichten. Af en toe loopt er wel een hondje tussen de regels van Alja door. ALSOF honden van poëzie houden!

We krijgen als lezer een totaalbeeld voorgeschoteld. Daarin flarden van een eenzaam zijn – in het bestaan is het veelal een dolen zonder doel. Soms komen de beelden dichtbij: beeld, sfeer, herinnering, personen, soms blijven ze op afstand: de gebeurtenissen, de mensen, het handelen, locaties.

Het door mij aanvankelijk gedachte verhaal gaat slechts twee gedichten mee. We lezen over een kind in de tuin, over geluk, toekomst en dromen, een vader maar dan  – ja hoor daar is ie al meteen –  in het eerste gedicht “alsof werkelijk sprake was van kansen, geloof, groei, vaart, beloning …’

Vader en dochter ook nog aanwezig  in het tweede gedicht – de vader die al van kunst sprak toen de dochter nog papiertjes knipte en plakte. In het derde gedicht slaat de boel om – het lieflijke beeld is verdwenen én het verhaal wordt onder mijn handen weggeslagen: er zijn zwarte vlekken, er is moeras, een vijandige omgeving, er is een verwilderd ik persoon bij een ouderlijk huis, de ouderlijke woning als zompig graf beschreven. Waar zijn we in godsnaam beland? en waar gaan we heen?  vraagt de lezer zich af.

Het antwoord weet je later: je leest over wat er wordt aangetroffen, je leest over wat er van geworden is  en je leest over wat er van overblijft. Je leest over het resultaat en betekenis van het bestaan – over een dooltocht zonder doel. Dat lees je dan wel in de taal van een dichter, dat lees je in poëzie – ik ben niet gelovig – was ik wel gelovig dan had ik geschreven – dat lees je in poëzie zoals god poëzie bedoeld heeft.

Het bestaan schiet niet echt op in de visie van Alja – als het vel haar heeft losgelaten (van de oude vrouw) bestaat het bestaan uit: “.. schaduwen uit elkaar knippen en een plakwerkje maken van het restant met een beetje spuug.” Nee, we zijn niet erg opgeschoten – het beeld van het kind in de tuin in het begin van de bundel is nagenoeg gelijk aan het beeld van de oude vrouw in deel 2: ze plakken, ze knippen, ze bestaan. Dat is het: plakken, knippen en bestaan.

Er zijn wel wat constanten – zwart bijvoorbeeld is een terugkerend gegeven: “Alsof het gesneeuwd heeft maar dan zwart, alsof er een deken ligt maar dan over het hoofd, alsof de laatste voorbijganger alles meegenomen heeft, …”

Vader scheurt af en toe voorbij in zijn auto, er zijn zwarte straten, er rijden nogal wat treinen door de strofen.

Alja weet de zinloosheid van het bestaan in prachtige zinnen neer te leggen. Dat is ongeveer de kern – vermoed ik – van het niet door mij ont-dekte verhaal.

Maar één zekerheid in het bestaan is door de dichter gegeven: “..alles wat niet vliegt stort neer.” lezen we in het aangrijpende gedicht waarin de vrouw van zeshoog wordt begraven – en ook haar dochtertje ‘dat nog ergens onder een kleedje geschoven lag.’

En in het laatste gedicht van de eerste afdeling ‘dichtbij’ komen we dan toch eindelijk als lezer heel dichtbij Alja – alsof de dichter de lezer wil toelaten om zelf niet neer te storten:

‘..verzin een reden voor

het bestaan, tevredenheid. Neem naast me plaats en zie hoe de

regels ontstaan. Voel aan mijn enkels hoe

koud ze op de grond staan omdat de wind steeds harder blaast

en sluit de deur. Draag me tot ik vlieg.”

We zullen deze dichter dragen tot ze vliegt. Het is dat ik niet gelovig ben anders zou ik door de knieën gaan voor de goddelijke poëzie van Alja Spaan – die Alja ondanks de zinloosheid van ons bestaan met ons lezers deelt in prachtige zinnen –  in haar nieuwe  bundel LOSSE HONDEN. En weet van de honden: ook zij bestaan en dolen zonder doel.

https://www.bruna.nl/boeken/losse-honden-9789464248920

https://www.ako.nl/losse-honden-9789464248920.html

Pom Wolff11/11/2021

Share This:

YVONNE KOENDERMAN: ‘..als de herfstroos weer bloeit onstuimig in weer en wind, dwarrelt de melodie weer door het hoofd en wens ik je alle goeds…’

Ik weet nog dat het stormde.
Zie nog steeds de schoonheid van zacht woekerend onkruid.
Voel nog steeds dat gedicht,
voorgedragen voor de een wat raakte en de flirt die eindigde in onverwachte kus achter het station en vanaf toen elke trein deed ontsporen, wind aanwakkerde en me onvoorbereid hierop met ziel onder mijn arm door Rotterdam  liet zwerven. 
Doe maar nooit meer hetzelfde liet zijn


Het leven wat ergens even verloren was werd gelift en we vroegen ons niet af wat te doen als de bom, maar deden het ervoor tegen beter weten, hoewel ik op dat gebied weinig te vrezen heb en had, maar nooit de intensie iets te  laten barsten.


Trompet speelt bij tijden nog steeds liefde in de lucht blues. 
Het ritme is mijn hart allang kwijt maar als de herfstroos weer bloeit onstuimig in weer en wind, dwarrelt de melodie weer door het hoofd en wens ik je alle goeds met dat tikje gemis en blaast de trompet je mijn kus.


Yvonne Koenderman

Share This:

VON SOLO: ‘Ik hoor mijn ouders bewonderend zeggen, dat ze het zo knap vinden, wat die kinderen allemaal op die schermpjes kunnen. Cynisch merk ik op, dat ze er nog geen ei op kunnen bakken, maar terwijl ik het zeg, realiseer ik me, dat dat ook helemaal niet nodig is. Über eats is al onderweg…’


<!
Het lukt niet meer om contact te krijgen. Wat ik ook probeer. Blijkbaar heb ik in het systeem een cijfer, letter of teken verkeerd getypt en nu kom ik er niet meer in. ‘Computer says no’ . Alle stappen doorlopen en het strandt wederom op een 1 of een 0. Meedogenloos, feilloos en correct. Niets menselijks aan. Dat zou ik moeten begrijpen. Het feit, dat ik het codewoord verkeerd heb opgeschreven, geeft mijn zwakte aan. Exact de reden, dat ik een achterhaald model ben. Maar ik heb geen tijd meer om alles opnieuw te doen. Als het nu niet lukt om in de DigiD app in te loggen, dan zijn de QR codes er niet op de Corona app en kunnen we niet naar de bioscoop vrijdag. Al zijn we honderd keer gevaccineerd.
 
Mijn kinderen zitten intussen gevangen in hun schermpjes. In alle maten en soorten. Of het nu hun iphones zijn, chromebooks op school, smartboards in de lokalen, hun laptop of de televisie. Daar speelt het zich af. Hun realiteit. Ik hoor mijn ouders bewonderd zeggen, dat ze het zo knap vinden, wat die kinderen allemaal op die schermpjes kunnen. Cynisch merk ik op, dat ze er nog geen ei op kunnen bakken, maar terwijl ik het zeg, realiseer ik me, dat dat ook helemaal niet nodig is. Über eats is al onderweg. Het is eenzaam aan mijn kant van de tafel. Het voelt of ik achtergebleven ben op de kade, terwijl het schip uitgevaren is. En het zijn niet alleen mijn kinderen. Mevrouw Solo ook. Zelfs opa en oma.  Ze dwalen allemaal door een doolhof, waar voortdurend de muren verschuiven. Ik moet denken aan de film ‘Labyrinth’ met David Bowie. Daar zat ook zo’n doolhof in. Het voelt nu alleen niet als dolen voor de verdwaalden. Het voelt als vrije keuze en eigen initiatief. Er is geen boze tovenaar, die spelletjes speelt voor zijn eigen kwaadaardige plezier. Dit is gewoon de realiteit.
 
Daar blijk ik dus buiten te staan. Verderop vanaf mijn bureau trekt een kleine zwarte toverspiegel aan mijn hand. Of ik toch ook niet het tijdige voor de eeuwige toekomst wil inruilen. Vroeger hadden we daar religie voor nodig. Iets om in te geloven. Nu is het maakbaar geworden. In zakformaat gegoten, als een brevier of bidketting, die telkens door de vingers gaat met zich oneindig herhalende, modulerende mantra’s. Het maakt overbodig, de ijdelheden uit het verleden. Het biedt meer waarheid, dan een reine ziel ooit zou kunnen bevatten. Meer kennis, dan het dikste boek. Meer realiteit dan het heden en meer toekomst dan de dag van morgen. En dat alles in één moment. Eén klik nog.
 
Natuurlijk had ik de inloggegevens wel juist genoteerd. Het lukte me perfect om het DigiD voor mijn zoon aan te vragen. Maar het systeem kon niet toelaten, dat het voor mijn dochter ook zo simpel zou gaan. God straft de ongelovigen en straft meteen. Heel even lijkt het cameraatje boven aan mijn scherm rood op te lichten. Ik staar naar het puntje, dat intussen weer zwart is geworden.
 
Ik zie mezelf zitten, buiten in de regen. Het is modderig en koud. Ik probeer iets uit te leggen, over hoe de wereld voelde. Maar die beeldende woorden zullen er straks allemaal niet meer zijn. Als tranen in de regen.
 
https://youtu.be/TNbJ45yyVcY
 

VON SOLO

DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl

Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 

Share This:

Mirjam Al: ‘Alles sterft rondom wie nog blijven mag…’


Ontmoeting

Je vraagt : “Hoest ermee ?”
Daar kan ik lang over uitweiden.
Over hoe het met me is.
Maar ik vat het samen in een grimlach;
“ goed,” zeg ik, “heel goed;
de bacteriën groeien gestaag,
de virussen tieren welig;
insecten en vogels vluchten;
rijen vrienden, familie, geliefden
op weg naar het hemels blauw.
Alles sterft rondom wie nog blijven mag.
 
Maar we mogen niet klagen,
noch kritiek hebben op de schepping
want het is alles zo wonderbaarlijk schoon,
al snappen we er nauwelijks iets van .”
 
 
Mirjam Al

Share This:

Peter Posthumus bekijkt het gestoffeerde beton

Peter op de dinsdag terug op het oude vertrouwde nest – om de week de komende tijd – de ene week onze Ien Verrips de andere week Peter. deze week Peter bekijkt het gestoffeerde beton

Echt begrijpen
lukt nog niet
steeds weer denken
dit snap ik niet
dat is niet waar
 
behalve dan
dat er te veel is aan
wat je niet kunt zien
stikstof, zwaveldioxide
corona, geld en
ga maar door
 
wat je voelt
is vooral die
onbestemdheid en
rijtjeshuis gehalte
wat je ziet is
flatjes met balkon
en soms hoe er
geleefd wordt
in een schuifla of in
gestoffeerd beton

Peter Posthumus
 

Share This:

Karin Beumkes over de liefde: Wie daar niet ooit een keer wil wonen is een half mens…

Wie daar niet ooit een keer wil wonen is een half mens

Dear Pom

Als de liefde er is, dan is mijn missie geslaagd. Niemand kan zonder liefde. Planten verdorren, dieren worden vals. Het stofje liefde houdt het leven vitaal. Ik heb er verder niets meer aan toe te voegen.

Liefs
Karin



In Aphrodite


Ik ruw je aan tot een opaal
uit mijn borsten groeien de lianen
je voegt je in mijn bekken. Kwijlt.
Dit doet zij met ons.


Het is het drinken van absint
het is het stervend terras van Van Gogh
het is een fragment uit een moment.


Wie daar niet ooit een keer wil wonen
is een half mens
misschien nog wel minder dan een half mens
maar daarom niet minder sympathiek.


karin Beumkes



Muziek: Tom Waits – I hope I don’t fall in love with you https://youtu.be/EtLVXBqfqBY

Share This:

Peter Bergers zondagmiddag: ‘Ik voel haar warmte. Ik voel haar nog. Ook in het donker voel ik haar. Nu nog zelfs voel ik haar….’

Ik voel haar warmte. Ik voel haar nog. Ook in het donker voel ik haar. Nu nog zelfs voel ik haar. Ik voel haar streling. Ik voel de haartjes op m’n huid. Alles voel ik. Ik voel een slome traan een lauwwarm spoor slepen over de uitgeholde bolling van m’n wang. Ik proef haar. Zout. Ik proef alles. Alle sterren proef ik. Als ik zout proef voel ik alle sterren. M’n mond steeds droger van het stof. Soms voel ik dat ik stik. Dat het piepen in m’n kop zomaar stopt. Dat ik vleugellam ben. Boem! Ik ren. Ik ren. Steeds blinder ren ik. Sneller. Steeds lichter. Alles piept. Alles ademt. Ik ren totdat alles licht wordt. Totdat ik weg ben. Totdat de vogel is gevlogen. Alles voelt zodra de zon schijnt. Alles voelt. Alles.

Peter Berger

Share This:

Frans Terken wint de enige echte virtuele – geef haar maar een naam – trofee op pomgedichten punt nl

prachtige gedichten deze week ingestuurd op het thema TROOST. bijzondere dank aan Pieter Stroop van Renen voor het delen van een bijzonder persoonlijk gedicht (buiten de wedstrijd) opgedragen aan Tom en Guy. feliciteren we Frans Terken voor zijn troostrijk gedicht: een ode aan de herinnering – de herinnering gaat een leven mee.


–>
prachtige gedichten deze week bij die prachtige stem van antony die nu al weer anders heet, hoe dan ook dichters dank jullie wel. wat een pracht. frans terken opende op bijzondere wijze – we willen van de troost lezen omdat echte dichters woorden van troost kunnen schrijven. zo ook Frans hier. de herinnering als troost bij een voortdurend verdriet – het is zo van de eenvoud dat je de herinnering als troostrijke entiteit bijna zou vergeten. de herinnering gaat een leven mee en biedt echte troostrijke momenten – haalt aan leven terug wat definitief verloren is gegaan. soms is het even licht. soms is er licht. een prachtig uitzicht in het donker. laat de dag zo beginnen geeft de dichter de lezer mee.


Bij naam

Vind maar eens een naam
om haar dichter bij je te houden
alsof ze niet als Doornroosje
ver weg in tijdloze slaap ligt

naast haar de wacht houden en
wakker kussen zou je willen wensen
haar noemen naar haar verschijning
maar na elke rusteloze nacht
zink je weer weg in een gat

tot op een dag het ochtendgloren
je langzaam de ogen opent
‘Aurora’ vormt zich op je lippen
je herinnert je gouden tijden
verzacht het aanhoudend verdriet

© FT 05.11.2021
  • FRANS TERKEN: Vind maar eens een naam…
  • BABAK: Ik hoef haar geen naam te geven 
  • RIK VAN BOECKEL: de naam van haar geweten
  • ANKE LABRIE: een ding had ze wel geleerd van die oude filosofen
  • CARTOUCHE: Nee, noem mij niet…
  • MAX LEROU: zoals ze daar lag
  • TON HUIZER: rust op het strooiveld
  • VERA VAN DER HORST: zachtaardige vrouw zei ik
  • PIETER STROOP van RENEN: je wilde wel, Maar…

wie wint de enige echte virtuele – geef haar maar een naam – trofee op pomgedichten punt nl? woorden van troost:

een troostgedicht deze week als thema lieve dichters. de- geef- haar- maar -een- naam – regel gehaald uit de laatste regels troostgedicht van uw webmaster:

(…)
geef haar maar een naam
maak haar minder dood
help haar
 
doe maar

pom wolff

en wie wil u een naam geven – aan hem, aan haar, aan wie dan ook – woorden van troost: we lezen graag van de troost, van de eenzaamheid en de troost, van het verdriet en de troost, van de onmogelijkheid en de troost, van het afscheid en de troost, het leven en de troost kortom van de troost – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

Bij naam

Vind maar eens een naam
om haar dichter bij je te houden
alsof ze niet als Doornroosje
ver weg in tijdloze slaap ligt

naast haar de wacht houden en
wakker kussen zou je willen wensen
haar noemen naar haar verschijning
maar na elke rusteloze nacht
zink je weer weg in een gat

tot op een dag het ochtendgloren
je langzaam de ogen opent
‘Aurora’ vormt zich op je lippen
je herinnert je gouden tijden
verzacht het aanhoudend verdriet

© FT 05.11.2021



Ik hoef haar geen naam te geven 
Zij heeft er al één 
Een naam die zij als de enige mocht dragen 
Maar ik durf haar niet te benoemen want 
Wat als zij terugkomt 
wat als zij plots voor mijn deur staat 
wat als zij nooit weg is geweest 
en de wereld mij voorgelogen heeft 
 
De schitterende herfstkleuren worden versterkt  
door de grijzigheid van de tijd  
En het is pas het begin van een koude jaargetij  
Wat als die herhaaldelijk saaie schittering van de kleuren 
de noodzakelijke overbodigheid van dat wat hoop heet  
of acceptatie, of hoe je het ook noemt een leugen is 
Nee, ik wil haar niet benoemen 
Ik wil haar niet kwijt 

BABAK


–>
Nee, ik wil haar niet benoemen
Ik wil haar niet kwijt
Ik wil haar nog niet kwijt
 
hij wil haar nog niet kwijt
hoe dichters elkaar kunnen inspireren:
 
het duurt zo lang
hun verlangen
het verlangen
dat het leven inhaalt
het verlangen
dat zo goed in ontkennen is
of ze zwijgen
of ze schreeuwen
of ze
in de blauwe kamer
waarin de geliefden
in rook zijn opgegaan
of ze nog
of ze toch nog
 
pom wolff
 
mooi Babak de woorden doen het werk voor de dichter – en dat de hele wereld en alles om de dichter heen ook  een leugen zou kunnen zijn – daar hebben we rekening mee te houden al was het maar als ontkenning van wat zich zo indringend heeft aangediend.

De naam van haar geweten


Denk aan de naam van haar geweten
geef roze bloemen aan de verdachte


sterren herdenken haar krachten
aan alle locaties ze heeft er gezeten


ze omhelzen het verdwenen verleden
innig zinnig hartstochtelijk troostrijk


haar naam blijft bestaan vervult de traan
ze neemt zachtjes de tijd en de wijk


ze is herinnering in het zuchtend heden
laat herdachte dagen langer voorbij gaan.


Rik van Boeckel
6 november 2021


–>
Rik voert haar op aan de tijd in alle kleuren en geuren en klanken. het heden en het verleden en hoe het allemaal aan de dichter voorbij gaat. in een kosmisch decor met sterren – hoe de tijd wordt genomen – door de dichter hier – om deze verdachte in roze bloemen uit te tekenen – bij elkaar een vrede – lievend gebeuren. mooi.

troost vond ze altijd bij de stoa
vaak een schrale troost
maar toch
 
God was van lieverlee verdwenen
 
tot zijn plotselinge dood
alle goden en wijsgeren
overbodig maakte
 
een ding had ze wel geleerd
van die oude filosofen
begreep ze jaren later pas
 
je neer te leggen bij de dood
zoals je ook je aard
niet kunt veranderen
 
anke labrie
(6-11-2021)



–>
een harde leerschool hier beschreven in eenvoudige woorden – hoeveel god of filosoof ook paden hebben betreden – de eenvoudige constatering van dood en leven blijkt genadeloos in een leven huis te houden.

Noem me
 
Nee, noem mij niet
ken me, diep van binnen
waar het donkert
duistert, dan weer licht
 
duizend tinten -zoveel tonen
onder de tong
 
krijgers om den bloede
ten einde
kleur te geven
aan de dag
 
ja, weet me
terracotta tot in vezels
 
ken, beken me
heet me
hooguit
fluister zacht
 
dat is al mijn lief – een beetje troost
wat ik in het geheel van jou verlang
 
07-11-2021 / Cartouche

–>
geef mij een naam – ‘ken me’ lijkt de dichter bijna smekend en vol emotie uit te roepen. dat is alles. (dat is al mijn lief – schrijft de dichter) maar dat is héél veél beste Cartouche. daar moet je heel veel voor schrijven beste man. het is niet zo dat je met één emotioneel en gloedvol betoog de wereld – of deze lief – naar je hand kunt zetten als dichter.

troost


zoals ze daar lag
onder die zon van augustus
met een zweem van herfst al

ze is er nog
en toch weer niet
het is alsof je haar niet mist
maar hoe het is geweest
in de dagen dat ze er niet was

ml


Max Lerou schreef deze klassieker met die drie onvergankelijke eerste regels – bijna regels die alle andere regels overbodig maken. ze zijn van de troost!

NicoTine

Geopend, met zachte hand
ik weet hoe dat moet
maar de veenbrand smeulde
nog lang na
 
je ademde schade, zweette
verlies uit al je poriën
verdronk en verteerde het
pad naar je hart
 
uitgezaaid en ingebed
vond je rust op het strooiveld
een tabaksplant
tussen verbaasde bomen
 
Ton Huizer


–>
haha hoe ernstig de woorden ook – dichter huizer weet er altijd wel een geestig drama uit te peuren. deze Tine werkt direct op mijn lachspieren. een de lach opwekkend vers als bakkie troost in het donker  van een herfstochtend in november. ik doe het er graag mee.


 

Als een zonsondergang
zo mooi was ze

de vrouw langs haar bed
ik kon haar niet verstaan

vele malen zag ik haar
soms in de kleren van de maan

zachtaardige vrouw zei ik
geef mij jouw naam.
 

Vera van der Horst


–>
vera is al weken hier bezig om de taal te ontdoen van alle verhaal. ze is moedig want ze is het liefst – meen ik te weten – nogal breedsprakig of uitleggerig zoals dat een goed lerares betaamt. de poëzie kent andere wetten. mij bevalt deze zelf opgelegde kaalheid wel. heel goed zelfs.
bijna een soort maria verschijning die hier in een paar streken is geschilderd. kind wat ken ze mooi schrijven zou mijn oma uit de jordaan gezegd hebben. en aan mijn oma hou ik me vast.
Beste Pom,
Ik had  tijdens Allerzielen in de kerk De Binnenwaai in IJburg een tafeltje waarop
mijn laptop stond. Voor ieder die het wilde, schreef ik een gedicht over een dierbare overledene, als troost. Vader Guy kwam naast mij zitten en mij vertellen over zijn zoon Tom, die 20 jaar was toen hij stierf. Geadopteerd uit Korea, het leven te lastig om mee om te gaan. Maar in liefde herinnerd, in geuren van een leven. Van een kleine jongen die de geur van de markt in Korea nog herkende op
een enkel bezoek, maar in Nederland nooit zijn draai kon vinden. Na het korte gesprek schreef ik dit gedicht direct en gaf het aan hem mee. Gedicht mag openbaar van zijn vader. Als eerbetoon en liefde voor Tom en troost voor Guy.
Fijne zondag,
Pieter

dank aan Pieter voor deze zo troostrijke bijdrage, persoonlijk opgedragen aan Tom en Guy. ik denk dat het gepast is dit zo persoonlijke gedicht buiten wedstrijdverband te laten. wel zijn we verheugd dat dichter Stroop van Renen deze bijdrage met de lezers van pomgedichten binnen het thema troost wil delen. mooi deze functie van stadsdichters, mooi van Pieter.

Share This:

Yvonne Koenderman – poëzie

Uit jou

download ik de
nieuwe mij
zonder mezelf te verliezen
behalve in jou
die op tijd kwam
als geroepen zelfs
om even los van alle daags
het bed weer te waarderen
dwars over kussen(s)
overal en nergens
die ene plek
dat ogenblik
een beetje stout
kan geen kwaad
is zelfs heerlijk
en samen met
het beste medicijn

Yvonne Koenderman

Het was geen gewone ontmoeting

tussen liefde en genegenheid

we leefden tussen woorden

bij de haren getrokken adjectieven

werkwoorden die groeien als onkruid

er zijn er die met geweld binnendringen

jij drong in alle rust,

langs de buitenkant mijn hart binnen.

we vonden elkaar toevallig tussen woorden.

persoonlijke voornaamwoorden zoals IK

in liefdesverhalen draait het niet alleen om de liefde

Geen ” ik hou van jou ”

toch zal je er altijd zijn


Yvonne Koenderman


Share This: