Dear Pom Iedereen wil iets geloven. Iedereen wil een illusie, iets dat goed afloopt en waar je blij van kunt worden. Het is een hand uit de lucht, het is een steentje op het wateroppervlak, het is het geluid van de regen op het dak van een doodstil huis. Ga ervan genieten.
Liefs Karin
Sprookje
Ubie bleef thuis toen Iboe kwam de orkaan kwam aan land met wind en regenvlagen het werd tijd, Ubie begon te bidden God kwam in het huis en ving de eerste klappen op.
Ze aten chocolade en beefden van de angst maar God was hier het langst en wilde helemaal niet buigen en hòòr de takken werden stil de spinnen begonnen weer te rennen de katten waren niet meer bang.
Het klusje was geklaard; Iboe trok zichzelf terug en ging wat verder mokken
Niemand is vertrokken het kleine stadje werd een bedevaartsplaats.
ik denk dat we de volgorde wel te pakken hebben – goud voor Max Lerou, zilver voor Cartouche en brons voor die prachtregel van Rik van Boeckel deze week – berusting het thema. zolang we leven zullen we niet berusten in wat ons te wachten staat – mag ik de poëzie van deze week zo samen vatten.net voor de oneindigheid van max’ woorden liggen de rondingen beschreven door Cartouche en dat alles in de zachte weemoed beschreven door Rik van Boeckel – van harte!
de rekbare kosmos
zo mooi de leegte opgebaard als voor de lichtflits zal de vlakte zonder einder zijn
maar mooier nog dan al het andere de onuitputtelijke tijd in een gloedvol samen kwijt
ml 05 06 2021
–> max geeft ons ‘de vlakte zonder einder’ mee – als teken van berusting en omarmt op deze wijze het naar ik vermoed als zwaar en moeilijk ervaren gevraagde thema deze week op pomgedichten punt nl. een thema alleen toegankelijk voor de echte dichters – de diehards van het leven, de doorwrochten, de brels van de poëzie. en max is er daar een van. we lezen van de lichtflits, de vlakte zonde einder, de onuitputtelijke tijd … en van alleen – en dat laatste troost niet echt. zo hard het leven is zo hard is ook de dood.
Dat de wereld plat is Is een oud gegeven Waarmee goed te leven Valt. Aan elkaar hangt Van schone schijn en vermaak, leer je van je vader, van jongsafaan
Dat het aankomt op ronding daar kom je vanzelf op Een dij, een heup, een borst, voelen hoe de tijd jullie opheft uit de banaliteit van vaste lijnen, de wiskunde van wetenschap, je voor even gelukkig prijzen In het aanvoelen dat ook zij vervlakken Na een aantal nachten Elkaars omtrek aftasten
En binnen de lijnen kleuren ten einde Er weer even tegen te kunnen, te berusten in het lot dat ons gegeven is De dualiteit van samen alleen
Cartouche
–> Cartouche stuurde drie mails op – moeite met versturen schreef ie – en een mailbericht waarin een notitieblokje aanwezig was en de oerversie van het in te sturen gedicht. en die rauwe versie vind ik nou net de mooiste – niet de gepolijste waar de dichter voor koos. weliswaar een hoofdlettertje teveel van het goede – maar in zijn taal klasse poëzie – zoals brel het zou kunnen zingen. dichter komt natuurlijk straks langs met hel en verdoemenis – je moet de goede versie plaatsen anders vermoord ik je – en dat ga ik natuurlijk ook doen – maar deze geweldige versie hebben we alvast binnen.
Lege vennen
Bont laat me rusten in het bos voorbij de einder de ree huppelt de tijd achterna ver weg naar de dennenzee
jij lokt me niet langer meer naar de lege vennen van de dood
ach weemoed verlaat me maar zo klein als ik was zal ik blijken
Rik van Boeckel 6 juni 2021
prachtige slotregels van Rik: ‘zo klein als ik was zal ik blijken’ – ik heb genoeg aan de laatste twee strofen – de laatste is mij het liefste. ligt het aan mij dat ik val voor één regel – zo een regel als deze laatste – ik kom er niet over uit gesproken, over uit gedacht – wat is ie mooi:
zo klein als ik was zal ik blijken
Max Lerou: maar mooier nog dan al het andere
Cartouche: schone schijn en vermaak, leer je van je vader
Vera van der Horst: er komt een tijd
Petra Maria: en dat troost
Rik van Boeckel: zo klein als ik was zal ik blijken
Frans Terken: wat drijft zal niet zinken
Anke Labrie: dat sportidool dat rende veel te hard
wie wint de enige echte virtuele – in een vlaag van berusting trofee – op pomgedichten punt nl? na de regen komt toch weer zonneschijn, maar na de zonneschijn toch altijd ook weer de regen – zie daar het leven in een notedop – wij berusten – en als je daar goed in geworden bent – dan heb je niet heel lang meer van dat leven. de enige echte grote berustingstrofee is dit weekend binnen te slepen. maar dan wel graag met POËZIE! u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
nu de doden niet meer zullen zingen onze schaduw ons niet meer dekken wil doorzichtig als we zijn en wij berusten in wat we ooit in mooie woede hingen
nu zelfs de leegte niet meer verontrust jij leven zoekt in eilandrust en ik je trouwe vriend voor even afscheid van je neem ontoonbaar ben geworden
pom wolff
Tijdloze tijd
Het altijd al weten ligt verborgen onder vele lagen, wordt verteld door elke rimpel, door stof op gesmolten kaarsen
er komt een tijd die zo tijdloos is, dat het verlangen sterft
dat je jouw huid neerlegt op de mijne
Vera van der Horst
–> hmm veraatje, ik heb met de tekst te doen – ik zie een klein pruilmondje, kleine woordjes – over verlangen, over hoe je je huid op de mijne, op de hare, op de zijne HAD kunnen leggen. mooi klein gehouden mooi geïntroduceerd in de eerste strofe met rimpels stof en kaarsen. overdreven titel maar een prachtig gedichtje.
het voegt niets toe
dacht ze we blenden als zeemeeuwen in grijs
en dat troost want daar valt je de graspriet op
daarom doet het er ook wel toe al blijft het
zo leeg
de ongeziene kleine schoonheid van het leven
petra maria
–> ja met zo een titel is de meeuw, de zeemeeuw een willige prooi voor de roofvogels op pomgedichten punt nl – het gedicht voegt niet echt heel veel toe aan de wereld, de poëzie en het leven. laten we zeggen de tekst nijgt teveel naar filosofie – net als konnie pallummen – filosofie van de oude en koude grond. gelukkig heeft petra maria niet zo een verweerde kop met drankrimpels en ook niet dat interessantdoenerige toontje van o o o wat kan ik toch goed de wereld doorgronden. en eigenlijk kan ik dat alleen zo goed en niemand anders beter met mijn aanstellerige zachte G die maar niet weg wil glijden in de grachtengordel van mijn lege bestaan gebouwd op van mierlootjes en meiertjes.
Weggedreven
Hoe we naast elkaar tijd vonden voor ons samen daar aan de oever
jij die met een hand speels een voet het water liet rimpelen dat het leek of het stroomde
tot het keerde en je meenam die hand als vage schim op een spiegel
een contemplatie van Frans, een terugblik, iets van berusting ook – hoe het ging en dreef, wegdreef en keerde – bijna zo geschreven dat we er geen terkengedicht in herkennen – zo licht op de lichte stroom mee, bijna fragiel.
voorbarige berusting
die knappe dokter kwam maar niet en ik was geen verpleegster dat sportidool dat rende veel te hard om hem bij te kunnen benen die filosoof had alles uit z’n hoofd geleerd zijn hart bleek onontgonnen
maar net voor ik besloot dan maar het klooster in te gaan kwam jij
anke labrie (06-06-2021) ja ik zou ook niet meerennen anke, groot gelijk heb je – ook al zeggen ze dat die sportmensen een vergroot hart hebben – en dokters snijden je open – moet je ook niet hebben. de filosofen weten hoe het zit maar plegen op den duur zelfmoord – geeft ook toestanden – en het klooster nou nee echt niet – ben het helemaal met het gedicht eens!
Dat kleine eenvoudige vakantiehuisje soms verlang ik er naar.. “Huize Marina”, het zwart houten huisje aan het begin van de Verlangenweg.
Dat kleine eenvoudige vakantiehuisje soms verlang ik er naar.. “Huize Marina”, het zwart houten huisje aan het begin van de Verlangenweg. Je liep er naar toe over een pad van puin. Stukjes aardewerk, steentjes en menig Wilhelmina dubbeltjes werden er gevonden. De vertrouwde geur van de varkensboer die het land ervoor had opsnuivend en het enorme aardbeien veld achter het huisje waar we van de boer onbeperkt mochten plukken.
Het huisje had twee slaapkamers en een wc. Verlichting, de kachel en de kookstelletjes gingen op petroleum en het bad was een zinken teil, of op warme dagen de gieter met tuinslang als douche. En dan die Verlangenweg richting het bos, waar regelmatig de paarden of koeien rondliepen als ze weer eens losgebroken waren. Je vader die in de vroege ochtend met de boswachter op pad ging, omdat er een ziek hert afgeschoten moest worden en dan als je wakker schrok van het schot hopen dat hij gemist had, want als 7 jarige hoor je niet het ziek zijn, maar denk je hooguit aan Bambi.
De verlangenweg in Chaam. Het huisje is al jaren weg, heeft plaatsgemaakt voor een groot vrijstaand huis. Het puin ernaar toe is modern asfalt, maar het weggetje zelf richting het bos past nog steeds op het plaatje in mijn geheugen wat nostalgische verlangens losmaakt.
Het is rustig op de dijk. Stil op het erf. De zon schijnt na een frisse bui. Uit het rek in de bijkeuken pak ik de plastic krat met lege flessen en potten. De krat is te groot om in één keer naar het dorp te dragen. Daarom haal ik de helft er uit en loop met een half gevulde krat naar de glasbak in het centrum van Zonnemaire. De wandeling van het erf naar de glasbak bedraagt negen minuten, als je langzaam loopt. De glazen rinkelen rustig. Onderaan de dijk richting het centrum kom ik een schuchtere, naar de grond kijkende scholier tegen. Die is net met de bus uit Zierikzee aangekomen en loopt nu naar huis. Hij denkt waarschijnlijk: ‘Wie is die rare man die ik nog nooit gezien heb?’ Bij de glasbak aangekomen, doe ik netjes het wit glas bij het wit en de rest verdeel ik tussen bruin en groen. De bak is ver leeg en het rinkelt. In de verte zie ik een gordijntje open gaan. Ik verstoor ongewild de rust. Schuldbewust loop ik met een lege krat weer richting ons erf om de rest van het glaswerk op te halen. Ditmaal kom ik niemand tegen. Nogmaals ontdoe ik me van een lading glas, er gaan geen gordijntjes meer open. Er gebeurt verder niets.
We zijn intussen zes dagen niet van het dorp af geweest. De boer waarvan de schapen op ons weiland staan, is een keer langs geweest om de stroomdraad te repareren. Verder zijn we met het gezin, de honden en onszelf. Deze dag zijn we echter van plan naar het strand te gaan. Met het hele gezin rijden we naar Burgh Haamstede. Al onderweg wordt het steeds drukker op de weg. Het stoort me. Inwendig begin ik me op te winden. Aangekomen bij een parkeerplaats in Burgh krioelt het van de mensen. Allemaal dezelfde mensen. Korte broeken en wat men noemt ‘vrijetijdskleding’. Ik draag doordeweeks hetzelfde als in mijn vrije tijd, maar dat terzijde. Hele gezinnen en families scharrelen doelloos richting het strand en eten ijsjes. Wij besluiten nog een poging te doen tussen Burgh en Renesse. Dit brengt geen verbetering. Nog een moment denken we naar de Brouwersdam te gaan, tot iets me doet vragen: ‘Wie heeft er zin in een potje voetbal op het speelveldje op het dorp?’. Twintig minuten daarna sta ik met twee kinderen op een verlaten voetbalveldje. Mama komt even later achterop.
Ik woon in een stad met zeshonderdtwintigduizend inwoners in de grootste agglomeratie van Nederland. Daar moet ik zijn. Het is nodig. Omdat er anderen moeten zijn, die niet doen wat alle anderen doen. Het is een verantwoordelijkheid, die je als afwijkend mens moet dragen, zolang dat gaat. We verhuizen nog niet naar Zonnemaire. Maar er komt een moment dat je weg moet. Maar tot die tijd mag je je lot niet te veel ontlopen. Hoe verleidelijk dat ook is.
Ja antwoord ik dan ik ben al oud en moe Zo oud dat ik meer vergeten ben dan jij ooit weten zal
Laag voor laag
Het slot vraagt om andere woorden, andere taal Behoedzaam, zachter van gemoed en aard Maar evengoed gloedvol en begeesterd
Hoe alles begon moet erin doorklinken Hoe je jezelf laag voor laag hebt afgegraven en ontgonnen Hoe je met zacht krassende kroontjespen en galnoteninkt Jezelf hebt vastgelegd als een hermetisch geschrift In het archief van vriendschap en verlangen
Je weet zodoende donders goed waaruit je bent gemaakt Dat wat je met je meedraagt En wat je bent kwijtgeraakt uit vervlogen dagen stamt
Ik geef toe ik heb weleens een fax verstuurd Een telex of een telegram Maar het liefst verzond ik nog met vulpen Handgeschreven liefdesbrieven Op flinterdun lichtblauw luchtpostpapier En mijn eerste Leica laadde ik bij voorkeur Met zwartwit-rolletjes van het merk Ilford
Je zal nu wel denken jij bent niet meer van deze tijd Je bent oud, jouw rolletje is onderhand wel vol
Ja antwoord ik dan ik ben al oud en moe Zo oud dat ik meer vergeten ben dan jij ooit weten zal Oud genoeg om toe te treden tot de raad van dorpsoudsten Waar ik vast wel wat waarde kan toevoegen
Het slot vraagt om andere antwoorden Kalme taal kabbelend als het beekje in de lente Fluisterende woorden zoals het zachte briesje De blaren teder aanraakt en ruisend aan de praat krijgt In de bomen van het oude landgoed waar je wieg stond
Waar jij je moeder ten slotte toedekte met jullie beider geboortegrond Waar je alles van waarde van haar hebt geleerd Elk slot vraagt om nieuwe bewoording en een nieuw begin
Die onverzoenlijke tijd die altijd komt nooit eens over gaat geen afspraak mee te maken geen vriendschap mee te sluiten zich verborgen houdt als een mysterie zich schuil houdt achter deadlines het hebben moet van blijvende momenten die niet langer meegaan dan een gedachte duurt zodra je aan haar denkt is ze weer voorbij
Cher Pom Lang nagedacht. Van de lente genoten. Overal madeliefjes op het veld. Zondagse rust. Uiteindelijk wist ik het. Het wordt een bloem deze keer. Een simpel gedichtje, maar goed genoeg voor de Literaire Tuinscheurkalender van Contact. Ik geef je mijn dahlia. Liefs Karin
Fijn dat je me zo vrij laat. Kijk maar of je mijn bijdragen wilt plaatsen en wanneer. Ja, er is veel te veel armlastige poëzie in de wereld. Wat dat betreft zou er een tv-programma kunnen komen met de titel: “Help, mijn partner is poëet”. En dan komt de componist John Williams (1932) –een gedicht of vers was heel vroeger een lied, muziek– met zijn klusteam, bestaande uit bijv. jou, de Terk, Beumkes en nog een paar andere pragmatisch ingestelde schrijvers, de boel opknappen. Met goed poëtisch proza en andersom, maar dan wel zonder al die grote, nutteloze objecten die overal veel te veel licht geven en alle nieuwe ruimte in beslag nemen. Je begrijpt de vergelijking vast.
Effectief en economisch omgaan met woorden. En vooral geen magneettaal. Maar daar schrijf ik je nog over.
mag ik alle dichters bedanken voor de inzendingen en voor een zo zonnig begin van de zondag, van de week, van de lentezomer op pomgedichten punt nl – de late inzending van Max Lerou toch nog bekroond met zilver – met een typische Lerou kunt u deze zondag aan – hoeveel wijn u er ook in gooit – Max van harte. het goud gaat zonder aarzelen naar Vera van der Horst. met een prachtige eerste strofe en een professionele tweede maakt vera deze zondag compleet. en haar gedicht tot enerverende poëzie. zo kunnen we verder – hoeveel koelkasten vandaag ook uit de hemel vallen. dank dank dank en vera van harte!
Over en over
Dat er iets ronddwaalt in me, wat ik niet zeggen kan, niet raakt aan woorden. Wel het weten dat het langzaam steeds meer deel wordt van mijn leven, ik het een naam probeer te geven,
wordt nu verjaagd door kleurrijke troepen die in het voorjaar massaal het land bestormen, ontspruiten uit grond en takken, oprijzen, zich ontsluiten, een weg naar mij, mijn zintuigen zoeken. Oh, dat het altijd zo, zo lente mag zijn.
Vera van der Horst
–> in die eerste strofe dwalen we graag met Vera mee – doe maar meisje, doe maar kind fluisteren we dichteres in het oor – het leven is nu eenmaal een zoektocht en raken we de woorden net niet aan – dan wel elkaar – elkaar kan altijd zonder woorden ook. mooie eerste strofe – zo glij je een gedicht in.
krijg ik toch een beetje de pest bij de beschrijving van die kolere bloemen in de tweede strofe – dichteres heeft ze nodig – dat is voor haar de manier om bij de lente die voor haar zo prachtige lente uit te komen. mooi compleet gedicht – ik heb genoeg aan de eerste strofe – dat dichteres ook nog eerst een bosje bloemen wil plukken – ok – haar goed recht – we zullen wel weer wachten. het is het thema tenslotte dit weekend maar voor mij hoeven ze echt niet – hier die rotbloemen – bij vera wil je dromen en dwalen. je in haar onzekerheden wentelen en verliezen.
en toch scheen de zon
maar wat voor weer het gisteren was in den haag
brokken ijs zo groot als koelkasten vielen uit de lucht even dacht ik dat het koelkasten waren
in minder dan een minuut smeltwater tot de tweede verdieping het bleek een verstopte goot er stak een been uit
ml
–> ha een heerlijke max – lekker geschreven – hapklaar en met een glimlach te verorberen dit kwikzilveren gedicht – ik zeg zilver en van harte!
Rik van Boeckel – jij brengt de roos de tulp de narcis
Anke Labrie – de geur van rozen en magnolia
Petra Maria – van zeeën diepblauw
Vera van der Horst – wat ik niet zeggen kan
Max Lerou – koelkasten vielen uit de lucht
welke bloementuin, welke zon levert u dit weekend de enige echte virtuele zonnebloemtrofee op – op pomgedichten punt nl?
‘ik zal je elke bloem vertellen’ dichtte ik ooit. de mooie overheerlijke warme zon in aantocht, de bloementuinen waarin weer voorzichtig gezeten kan worden – zou het dan toch ooit weer – kunnen. zon, zon, rode zon, mooie zon, mooie zondag.
dichters laat de lente in u los, omarm de zomer, geniet de bloemenpracht – het zonnetje – de geliefde – meer hebben we niet nodig – voorlopig – om weer even aan het weer te wennen. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
Opgefleurd
Kleurrijke planten brengen de zon stralen strelen de dagen met pracht snaren zingen het lied in vertedering zo opgefleurd in de dageraad
jij brengt de roos de tulp de narcis de tuin van de zon begroet ze zo zacht fluistert akkoorden in oren van fluweel jouw vingers leiden de harp in klanken
ze zingen ze dansen ze luisteren ze kleuren vergeten nimmer de zon.
Rik van Boeckel 29 mei 2021
–> Rik moet even op gang komen in de eerste strofe maar aangeland in de tweede is Rik volkomen op dreef geraakt – er zijn bloemen, klanken, oren van fluweel – een eerbetoon aan de harpiste – er kan gezongen gedronken en gedanst – schreef marsman al – bij de poëzie van rik is het niet anders.
de zon stroomt voluit door zijn oude aderen rechtstreeks naar zijn hart verwarmt er alle kamers straalt op een verlepte liefde nog niet echt uitgebloeid
met haar laatste stralen doet ze zijn geheugen aan de geur van rozen en magnolia klanken van een harp een briesje dat haar zomerjurk die avond zachtjes dansen liet
hij haalt de tuinstoelen tevoorschijn zet de wijn vast in de koelkast morgen belt hij haar meteen een zomer is soms zo voorbij
anke labrie (29-05-2021)
–> een zomers tafereel met aarzeling opgeschreven – zo lijken de woorden – er wordt voorzichtig geschuifeld, gewikt en gewogen- alle ingrediënten op maat aanwezig en ingericht – gesitueerd op het schilderij: twee tuinstoelen – een bezeten – de tuin – een getekend gezicht – een mobieltje. hoe het ooit was en nooit meer worden kan – de gedachte – morgen maar bellen. het nu te dichtbij.
we zetten de bloemetjes buiten
van zeeën diepblauw naar open einder schudden we onze veren af
stoffig van binnen dragen de lente mee naar hier en ginder
klaprozen verpletterend onder onze voeten van steen en mist
over zand en zorgen stroomt ons bloed door wakker land
van eeuwenoude aderen met lange zoute adem en zonnige ziel
vandaag nog
petra maria
–> zee, bloed, bodem en aderen – petra maria houdt het vandaag bij een nogal aards gedicht – ik mis iets van dat subtiele dat zo vaak ragfijn de woorden van petra maria in een gedicht bindt en tot een heerlijk leesgerecht maakt. hier happen we stof en verpletteren we klaprozen en moeten we ook nog aan de zoute drop.