Het was vrijdagavond. Ik zat in de knutselwerkplaats aan de
voorzijde van onze woning en deed een poging de fiets van mijn dochtertje te
repareren. De achterband was lek en de voor rem remde niet meer. Een echte
vader repareert dat soort dingen. En dat doet hij dan vooral graag na zo’n
eerste werkweek na de vakantie. Zo’n werkweek die aanvoelt als een
nieuwjaarsduik. Je springt als bij Scheveningen het koude water in en worstelt
vervolgens drie dagen om weer boven te komen. Boven gekomen breek je door het
oppervlak. Met je hoofd boven water kijk je rond. Het eerste dat je ziet is
weer zo een golf die op je afkomt. Je gaat weer kopje onder. En voor je het
weet zit je om negen uur ’s avonds op vrijdag nog een fiets repareren.
De buitenband zat erg strak, wat het lichten ervan met mijn
oude metalen bandenlichters niet gemakkelijk maakte. De binnenband bleek lastig
uit de buitenband te halen. Dat kwam door de schuifrem. Die moet eerst los,
alvorens je het wiel weer vrij kunt bewegen. Het kostte me ruim vijf minuten om
daar achter te komen. Ik vond al snel het lek. De oorzaak was een stukje glas
in de buitenband. Ik plakte de band en legde hem er met de nodige moeite weer
op. Pompte de band op en hoorde het sissen. Weer opnieuw de band eraf, om tot
de conclusie te komen dat er nog een lek in zat. Ook geplakt, band opgepompt en
deze bleef wonderwijl hard.
Het stellen van de voor rem leek zo gebeurd. De rem bleek
echter niet te werken omdat de kabel in de knijper los was gegaan. Toen ik de
knijper demonteerde sprong er een veertje uit, dat er voor zorgt dat de knijper
na inknijpen ook automatisch de uitgangspositie weer inneemt. Na zeven pogingen
lukte het om zowel de kabel te bevestigen als het veertje weer op z’n plek te
krijgen.
En toen klonk er een geluidje. Ik was nog zodanig
geconcentreerd, dat het geluidje op de tweede band binnenkwam. Er begon een
tandwiel in mijn hoofd te kraken. Het was het geluid van een blikje. Een leeg
blikje. Een leeg blikje dat in een fietskrat viel. In een fietskrat vlak voor
mijn deur. Mijn fietskrat dus. Als ik zie dat iemand slinks zijn rommel in mijn
fietskrat heeft gemieterd, word ik altijd boos. Dit proces speelde zich dus
halfbewust in mijn hoofd af in een spanne van tien seconden. De conclusie, die
zich ineens bewust aandiende was duidelijk. ‘Iemand heeft zojuist een blikje in
mijn fietskrat gegooid, en daar word ik boos van!’
Ik sprong op en rende naar de voordeur. Deed deze open en
keek in mijn fietskrat. Daar lag een leeg blikje energie drank. Twintig meter
verderop liepen drie jongemannen. Ik griste het blikje uit de krat en riep:
‘Heeee!!!’ De jongens keken om terwijl ik in hun richting beende. Tot mijn
verbazing zetten ze het op een lopen. Ik zette zelf ook een sprint in. Eén van
de jongens vloog rechtdoor en de twee anderen schoten een zijstraatje in. Ik
ging het tweetal achterna. Het was een hele toer ze bij te houden en toen we de
bocht naar de volgende straat om gingen schatte ik mijn kansen goed ze in te
halen. Maar ik had ook mijn voordeur open laten staan, en dat zat me niet
lekker. Ik riep ze na dat ze zoiets niet nog een keer moesten flikken en
staakte de achtervolging.
Ik liep terug het zijstraatje in. Een hipsterstelletje kwam
uit het duister en liep met me mee op. ‘Is er iets ergs gebeurd?’, vroeg een
meisje in een bruin suède jas met een knot op haar hoofd. ‘Nee,’ zei ik ‘ze
hadden een blikje in mijn fietskrat gegooid en ik vind dat dat niet hoort. Dat
wilde ik ze duidelijk maken.’ ’Oh, een van die jongens ging daar in dat bochtje
aardig op zijn plaat, dat moet wel zeer gedaan hebben.’ Toen ze dat zei voelde
ik me een beetje schuldig. Het enige dat ik wilde was uitleggen dat ik niet
gediend ben van afval in mijn fietskrat. Toen bedacht ik me dat ik me net mijn
vader voelde. Die heb ik, toen ik jong was, om zoiets kleins ook ooit uit zijn
slof zien schieten jegens enkele plaaggeesten uit de buurt. Dat vond ik
indrukwekkend en stoer en ook wel een beetje spannend.
Met een gevoel van weemoed en verwondering realiseerde ik me
dat ik nu dus ook echt zo’n vader ben geworden. Ik kan me nauwelijks
voorstellen waarom drie jongens in de bloei van hun leven op de loop gaan voor
een klein ouder mannetje. Wat was ik van plan geweest? Of misschien is dat toch
een beetje oer magie. Net als de laatste keer bij de poëzie avond in de Schouw
iemand me vertelde dat ik veel groter lijk als ik voordraag, dan wanneer je
naast me staat. Dat er toch meer aan de mens is, dan enkel zijn fysieke lichaam.
Dat het een geheel is van lichaam en geest dat je op bijzondere momenten als
compleet laat zien.
Toen ik de volgende ochtend wakker werd, zat de voorruit van
ons huis er nog in, mijn fiets was onbeschadigd en de fietskrat leeg. Er was
ook niet in onze portiek gepist. De achterband van de fiets van mijn dochtertje
stond weer plat. Zo’n supermens blijk ik dan toch ook weer niet te zijn.
met de woorden ‘mijn grijze leren pet (is) gevonden’ heeft
merik van der torren de wereld mededeling gedaan van zijn enorme blijdschap. eerder
ontvingen we het bericht van een geheel ontredderde merik: ‘de Smoeshaan en
dronken (…) witte wijn. Op weg naar huis wist ik: ik ben mijn pet vergeten,
mijn grijze, leren pet.’
witte wijn/grijze pet – op de een of andere manier hebben deze zaken
met elkaar te maken leren we van de mededeling van merik.
als u witte wijn drinkt draag in godsnaam nooit
een grijze pet
rode wijn? zet rustig uw grijze pet op – no
problem
toch zin in witte wijn draag een witte pet, een
zwarte pet, een kleurtje
grandmarnier, cola, elke drank wat dan ook, alcohol geen alcohol,
alles is te combineren met de grijze pet
– die pet blijft gewoon op uw hoofd zitten
het is onze merik die een nieuwe natuurwet proefondervindelijk heeft blootgelegd (als een hoofd zonder deksel) dat een nobelprijs in 2019 voor drinken niet uit kan blijven: wilt u van uw grijze pet af drink witte wijn! (maar dan wel in de hoeveelheden die merik gewend is).
Gisteren kreeg ik een nieuw modem aangesmeerd,
de volgende dag zou die worden bezorgd.
“s Avonds dronk ik met Mirjam heerlijke cappuccino in de Smoeshaan.
Na de rondvaart langs bijvoorbeeld tachtig lichtgevende spinnen op de Herengracht,
keerden we terug naar de Smoeshaan en dronken er witte wijn.
Op weg naar huis wist ik: ik ben mijn pet vergeten, mijn grijze, leren pet.
Vandaag hing ik een briefje bij mijn voordeur: Beste postbode, pakket gaarne retour.
Ik tramde naar de Smoeshaan,
mijn grijze leren pet was gevonden, lachte de barvrouw en schonk me nog eens in.
En zo is het goed. Zo kunnen we verder, op naar de volgende voorstelling.
Tegen de tijd dat u dit leest, lieve lezer, ben ik mij aan het opmaken voor de halve finale van het NK Poetry Slam vanavond in de utrechtse Bastaard. Een thuiswedstrijd, dus een makkie, zou je denken. Niets is minder waar. Misschien komt het doordat ik de laatste tijd te weinig in het Utrechtse te horen ben geweest, maar bij de Uslam, waar het publiek tegenwoordig de dienst uitmaakt, lig ik er steevast na de eerste ronde uit en ben ik ver daarbuiten, in periferieën als Heerlen en Almelo, een stuk succesvoller. Of nou ja, meestal word ik tweede, een enkele keer win ik.
Desalniettemin besloot het Literatuurhuis om mij een wildcard te verstrekken. Een jonge dichter vroeg mij laatst: wat moet je doen om zo’n kaart te krijgen? Geen idee, antwoordde ik, volhouden misschien? Want, lieve lezer, dit jaar vier ik mijn tienjarig Slamjubileum. In die tijd heb ik een handvol jaarfinales gewonnen, werd ontelbare malen tweede, stond drie keer in de halve finale van het NK en heb het nog nooit tot in de finale gered. Ik ken er maar één die net zo fanatiek is als ik: Erika de Stercke, van wie ik de voorronde in Almelo nu eens heb gewonnen. Maar Erika stond al wel eens in de finale. En Erika doet de teksten uit het hoofd als het erop aan komt.
Ik krijg dat niet voor elkaar en dat levert op het NK strafpunten op, al heeft Daniël Vis ooit met zijn multobandje gewonnen. Dat geeft maar weer aan hoe arbitrair de beoordeling van jury en publiek is. Al zijn sommige juryleden heel consistent in hun beoordeling. Als voorproefje stond ik vorige week op de Awaterslam van de studievereniging Nederlands in de Kargadoor. De jury werd voorgezeten door de docent, tegen wie ik wel eens tijdens een halve finale ben aangelopen en die mij steevast het paspoort tot de finale weigert: onze plaatselijke literatuurprof Fabian Stolk. En wat vond de literatuurprof van mijn performance? Typische Slamtoon, te veel Slamdictie, staat van haar blaadje voor te lezen. Dat is de grammofoonplaat die hij bij mij steeds weer heel consistent opzet. Maar dit is toch ook een Slam? merkte mijn metgezel niet-begrijpend op, om dan verontwaardigd te blazen: jij hebt dan wel het papier in de hand, maar je wekt niet de indruk dat je het opleest.
Ach, sommige jury’s zijn daar behoorlijk fundamentalistisch in, gaf ik schouderophalend. Het is niet zo dat ik te lui ben om teksten uit mijn hoofd te leren, het kost me echt vreselijk veel moeite. Op school leerde ik op herkenning. Niet eens de duitse voorzetselrijtjes kon ik opdreunen, maar als ik “mit” zag staan, wist ik automatisch dat er een derde naamval moest volgen. Tijdens mijn studie moest ik voor een tentamen Middelhoogduits een hele reader over middeleeuwse literatuur van buiten kennen. Daar heb ik wekenlang op zitten zweten en bloeden. Bij toneel koos ik altijd voor een bijrolletje met zo min mogelijk tekst. Bovendien kan ik als asperger niet goed multitasken, als ik op het podium in mijn hoofd mijn tekst aan het recapituleren ben, lukt het me niet om tegelijkertijd contact met het publiek te maken. Dan kan ik dat blaadje er maar beter bij houden, dat verschaft me rust waardoor ik een stuk ontspannener op het podium sta.
Overigens heb ik eerder het vermoeden dat jury’s, die op mijn blaadje afgeven, feitelijk niet van mijn poëzie houden en dat blaadje als excuus gebruiken om mij af te serveren. Mijn metgezel maakte het daarop nog wat bonter. Toen de publieksstemmen geteld moesten worden en de studentes zich een paar keer vértelden, merkte hij als natuurkundige en rasbèta op: het valt voor die alfa’s ook niet mee om goed te tellen. Een verontwaardigd gesis viel ons ten deel en de studentes Nederlands draaiden ons hooghartig hun nek toe.
Dus lieve lezer, als dit riekt naar meer, als u meer Slamperikelen wilt, mij met mijn blaadje van het podium te zien worden gesleurd, kom dan vanavond om acht uur naar de Bastaard op het Jansveld te Utrecht. Want uiteindelijk is het dat wat Slam voornamelijk is: amusement. En daarna kunnen we weer fijn achterover leunen, de tegenkandidaten dissen en de jury zwart maken. Het houdt ons van de straat en op het virtuele dorpsplein.
laatste trein naar nergens
we kwamen uit de stad, hebben onder kasseien geleefd
speelden liedjes voor elkaar, beschonken en uit de maat
het daglicht tekende onze contouren, poleerde de glazen
in nachttreinen is het moeilijk ademhalen
de zelfkant van het recreatieve pierewaaien
heeft zich verzameld in konvooien naar de rafelranden
er wordt een moord begaan voor een zoen, al plakt het
en alle menselijke resten in rafels op een natte bank
het is een zeurend begin van zouteloze dagen, de vragen
die je vervoert door rijdende kamers in de nacht
de opgeschoren nekken van matrozen te fijn voor jouw
eeltige handen, te guur voor dit tijdstip en alles ligt besloten
in het nachtzicht van de man die de sporen blindelings volgt
je kunt de slaapstad ruiken, de geur van stukgekookte
spruiten, opstandigheid gaar gesmoord en het ontwaken
al verdronken voordat je op weg was, hier springt men laag
maar zo lang de trein rijdt kun je zingen van verre
kusten, tussen waken en slapen dromen ontginnen.
Rik van Boeckel speelt het ringelingelied (ook op zondagmiddag in de Burcht – Leiden 1500-1700 uur)
Frans Terken ik voel weer je eerste huid
Marc Tiefenthal dageraad twinkelt, ochtendrood kringelt.
Cartouche in de tingelende rinkelende morgen
Lisan Lauvenberg laat me in de ochtend het leven zien
Jolies Heij kun je zingen van verre kusten, tussen waken en slapen dromen ontginnen
Ellis van Atten schrijft het dankwoord vandaag: met dank
voor deze zon op een druilerige morgen, mijn ontwaken is lichter met dit
lied…
De paradijsvogel krast
een breekbaar lied
in de vroege morgen
In de groeven van een oude plaat ligt haar ware stem zingt wat was verborgen
Ellis van Atten
prachtige bijdragen deze week bij de woorden van bob dylan
(frans terken, lisan lauvenberg, petra maria) – allen toch ook geraakt door het
thema van loslaten en overgave op weergaloze wijze gezongen door de jonge
melanie – laat ik de woorden van jolies nog een keer herhalen als eerbetoon: ‘maar
zo lang de trein rijdt kun je zingen van verre kusten, tussen waken en slapen
dromen ontginnen.’ zo is het ook – prachtige regels bij een in tijd belegd beeld. hiermee had ze kunnen
winnen maar met deze regel alleen wint ze niet het goud, doen we zilver. ook
Cartouche had kunnen winnen – een vertaling en een tot en met de slotregel
meeslepende vertaling – hij moet het met mijn commentaar doen. en laten we
zeggen brons.
goud voor de KUS VAN RIK – zes optimistische regels met de zware lichtheid die melanie ook aan de woorden meegaf met iets van weemoed met iets van dat lichte en onbenaderbare zo ook riks kus – een gouden kus vandaag en vanmiddag veel succes bij de presentatie van de nieuwe bundel in Leiden:
speel het ringelingelied van liefde vrede vogels een kus
vrij naar de prachttekst van nobelprijswinnaar dichter dylan de opdracht deze week – tot waar brengt dylan u in 2019, tot waar deze mooie en onvergetelijk stemmige melanie – laat uw romantische geest rustig jingle-janglelen. laten we vandaag vergeten.
u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
geef me je hand –
nu ik aan het einde gekomen ben
en kijken kan zoals nooit eerder
de dingen zie
in die rusteloze staat van overbodig doen
die we
de heerlijkheid van een ontbijtje samen
dat vanzelfsprekende geluk
op een ochtend wist ik
dat ooit die ochtend zonder
er zou zijn
geef je me
dat ik onstuimig zeilen zal
pom wolff
het is zo stilte
hey mr. tambourineman play a song for me
alleen de wind
beweegt
de lucht hangt grijs
te wezen
de wingerd groeit
nog welig
langs herinnering
en tijd
I’m not sleepy
and there is
no place I’m going to
kom mijn lieve
tambourineman
play your song
for me
is dit nog wel
hetzelfde
zonnestelsel
my weariness
amazes me
alleen de wind
beweegt
het is zo stil
zo stilte
I’ll come following
you
PetraMaria
we lezen van pure liefde, van een diep verlangen naar wat de tijd ingezogen is maar door de dichter nog niet verloren wordt geacht – het verlangen naar een sigaret is het verlangen zelf schreef onze kopland troostrijk over dingen – het verlangen naar wie aanwezig was ooit naar wie gegaan is ooit kan alleen nog vervangen door het verlangen in zich zelf. petra maria verlangt als geen ander.
Het ringelingelied
Ik geef je de tamboerijn mee
speel het ringelingelied
van liefde vrede vogels een kus
ik geef je het ritme
dat slagen zal
jij geeft mij de hartslag
die op ons vertrouwt
wij voeden verdraagzaam
de voorspoed op
zingen de tijd aan onszelf voorbij.
Rik van Boeckel 12 januari 2019
in tien eenvoudige regels is misschien toch net die tweede strofe teveel. die strofe heeft geen poëzie in zich. in eenvoud mogen 6 mooie regels ook voor de wereld en voor elkaar spreken. ‘om het zo te zeggen dat het niet opgaat in de tijd’ schreef uw webmaster eerder:
Ik geef je de tamboerijn mee speel het ringelingelied van liefde vrede vogels een kus
wij voeden verdraagzaam de voorspoed op zingen de tijd aan onszelf voorbij.
Hey Mister
Het is de zondagochtendgroet
je humt en zingt me naar het licht
zoals onze Mr. Bob steeds doet
je trekt me zo in een gedicht
je vingers trippend op m’n been
ze wrijven de dag al aardig warm
vaag pluk ik een woord lik je teen
je legt je neer bij m’n linkerarm
het vel dat strak gespannen staat
ik voel weer je eerste huid
dat twinkelen dat rinkelen gaat
ik kijk mijn ogen uit
FT 12.01.2019
die eerste huid die weer gevoeld wordt – hoe de dichter het weet te verwoorden – bij de warmte die melanie in haar stem wist te leggen ooit toen – brengt hem terug naar die tijd voor even om ook in het nu nog steeds zijn ogen uit te kijken naar wie de dichter weet te ontroeren.
Rapsodie in jazz
Onstuitbaar lijken we wel
in onze opmars naar mars,
pantoffeldiertjes in de val
omhoog, tot mensenmiertjes.
Mannen, sla nu de handtrom,
vrouwen, zing dan kere weerom.
Uitzinnig dansen wij,
diertjes en miertjes en mensen, blij.
We zetten het niet op een lopen,
teveel berenklemmen in de tropen.
Mannen, sla nu de handtrom,
vrouwen, zing dan kere weerom.
Dageraad twinkelt, ochtendrood kringelt. O hoe licht nu onze voet
het in dit vers niet doet.
marc tiefenthal
ja die twee laatste regels maken dit gedicht op een bijzondere wijze. die eerste twee strofen hadden er niet hoeven te zijn, het hadden 100 strofen kunnen zijn – het doet er allemaal niet toe – tiefenthal schreef twee wereldregels die waar dan ook geplaatst, tussen welke strofen ook gesitueerd – op zich zelf of te midden van andere regels voor eeuwig geciteerd zullen blijven:
O hoe licht nu onze voet
het in dit vers niet doet.
Hé mijn lieve, speel me een lied
in de rafelranden van de ziel, ik heb geen slaap, geen plaats
om heen te gaan, al weet ik dat het avondrijk is teruggekeerd
in zand, verdwenen uit mijn hand, me hier blind liet staan
maar nog steeds niet slaperig verbaast mij mijn moe zijn, ik sta
gebrandmerkt op mijn voeten, heb niemand om te ontmoeten
of om mee te gaan en de oude straat is te dood om te dromen
speel me een lied, mijn lieve, spel me een gedicht en ik
zal je volgen in de tingelende rinkelende morgen – laat me
verdwijnen in de rookkringen van mijn geest om te dansen
onder de diamanten hemel met één hand die vrij zwaaien kan
en elke herinnering en lotgeval diep onder de golven gedreven –
laat dit vandaag vervagen tot morgen en neem me mee op een trip
op je tollend toverschip, mijn zinnen zitten vastgekit, mijn handen
hebben geen houvast, mijn tenen te verdoofd om te lopen wacht ik
alleen nog erop dat de hakken van mijn laarzen aan het dwalen slaan
ik ben bereid om overal naar toe te gaan, klaar om te vergaan
in mijn eigen parade, gooi je toverdansspreuk over me
en ik beloof haar niet te weerspreken, mijn muze – hé
speel met mij, je weet ik kan je niet weerstaan
12-01-2019 Cartouche
en zo geschreven weten we van het innerlijk van de dichter – dat hij haar niet kan weerstaan – het hoge woord is eruit – zij heeft hem door het universum heen gezongen – hij heeft nog getracht in vertaalde woorden iets van weerstand – maar het gemoed is vol gelopen van haar tover pracht en steeds weer opnieuw maar met steeds meer verminderde kracht, blind en moe en zonder enig houvast geeft hij zich over aan zijn muze, vol en ledig – volledig.
heeft hij haar vertaald in eigen woorden – hoe onweerstaanbaar ook zweeft hij met haar in haar onweerstaanbare rijke woordenpracht om vandaag te vergeten, om het allemaal te vergeten, om het vergeten zelf. én om alleen nog te weten hoe mooi ze was en van sleepy zong.
Naar aanleiding van Mr Tambourine man.
Crazy sorrow
Laat me vanavond vergeten
dat ik morgen nergens moet zijn.
Speel met de liefde voor mij
als jij mij vandaag wilt verlaten,
maar de straten te eenzaam zijn
om alleen doorheen te struikelen.
Het maakt niemand wat uit
of ik voorgoed verdwijn
in die ondoorgrondelijke geest
van jou, waarmee je het verleden
laat rusten, voor de pijn
je waanzinnig maakt en
naar je zwaait, terwijl je vecht
tegen de zoete magie, een melodie
waarmee de ochtend je bereikt.
Veracht deze dodendans niet
Laat me in de ochtend het leven zien
dat ik vannacht, zonder berouw verliet.
onze lisan lijkt iets van de door haar leven gefilterde en in de song door melanie geactiveerde ondoorgrondelijkheid buiten haar zelf te leggen – bij ons? bij de lezer? bij de webmaster? we aanvaarden graag. we spelen met de liefde voor lisan – waarom ook niet. we laten het verleden niet rusten. we richten ons naar de aanwijzingen die ze voor ons beschrijft. jan arends schreef het al: ‘elke dood is een goede dood maar de dood die je te wachten staat dat is een slechte dood – altijd’
we kunnen eindeloos associëren bij de tekst die lisan heeft aangeleverd. ‘laat me in de ochtend het leven zien.’ laten we het daar bij houden. bij deze wens. bij het levensgeluk dat haar ontviel – door lisan hierbij op een bijna onmogelijke manier gememoreerd.
laatste trein naar nergens
we kwamen uit de stad, hebben onder kasseien geleefd
speelden liedjes voor elkaar, beschonken en uit de maat
het daglicht tekende onze contouren, poleerde de glazen
in nachttreinen is het moeilijk ademhalen
de zelfkant van het recreatieve pierwaaien
heeft zich verzameld in konvooien naar de rafelranden
er wordt een moord begaan voor een zoen, al plakt het
en alle menselijke resten in rafels op een natte bank
het is een zeurend begin van zouteloze dagen, de vragen
die je vervoert door rijdende kamers in de nacht
de opgeschoren nekken van matrozen te fijn voor jouw
eeltige handen, te guur voor dit tijdstip en alles ligt besloten
in het nachtzicht van de man die de sporen blindelings volgt
je kunt de slaapstad ruiken, de geur van stukgekookte
spruiten, opstandigheid gaar gesmoord en het ontwaken
al verdronken voordat je op weg was, hier springt men laag
maar zo lang de trein rijdt kun je zingen van verre
kusten, tussen waken en slapen dromen ontginnen.
Jolies Heij
een reisverslag levert hier in ieder geval de emoties van de schrijfster heij. en als heij – weliswaar gestyleerd – losgaat zoek dan maar een stoeltje in de trein en houd je adem in. hoe moeilijk het ademhalen wordt in deze nachttrein ligt in de hand van dichteres besloten. het is allemaal veel – dichteres heij levert veel en onuitputtelijk. het is een beetje of we pieter derks aan het werk zien maar dan anders. na een kwartier denk je – het is geniaal – maar ik ben aan de grand marnier toe.
een werkelijk briljante laatste vasalisachtige strofe – (dat dan weer wel):
maar zo lang de trein rijdt kun je zingen van verre kusten, tussen waken en slapen dromen ontginnen.
Onder mijn huid, prikken de tranen, de tranen om de oude wrakken om me heen, die hulpeloos gevangen zijn in hun rolstoelen. Terwijl het Weespertrekvaartmannenkoor het ene na het andere sentimentele zeevaart lied zingt Ook hier krengerig wijven gedrag. Als vroeger op het schoolplein. Ik hoor een zeer kwetsbaar uitziend vrouwtje zeggen : Ik doe toch niks, waarom mag ik hier niet zitten? Terwijl een goed opgedirkte oude dame het vrouwtje in de rolstoel wegduwt bij het tafeltje. En dan heel boos blijft kijken als de aardige vrijwilliger het probeert te sussen. De vrijwilliger is geen dame, maar een slonzige jongen met pluisbaard, die haast dansend tussen de oudjes, koffie schenkt, glimlacht, wenkt en zwaait en zo hier en daar een oudje wakker maakt en aanspoort om de boterhammetjes op te eten, die hij al voorgesneden op hun bordjes heeft gelegd.
De Flesseman op de Nieuwmarkt heeft overigens deze aardige jongeman wegbezuinigd. De oudjes moeten maar op hun kamers blijven, ook voor entertainment is geen geld meer. Tja, wat leuk was, moet weg. Je oude lijf hoeft alleen nog deze ellende in eenzaamheid te overleven. Ook al heb je nog zo hard gewerkt en in deze stad lol gehad en gezopen, gerookt, rondgeneukt en misschien wel heel braaf de overheid gediend of veel kinderen grootgebracht.
Deze stad heeft mij ook opgevoed, grootgebracht en veel plezier doen beleven.. Ik zie mezelf over 30 jaar ook zo afhankelijk zijn…… En dan?
Als je niets meer te kiezen hebt en je tussen de anderen, die net zo oud of nog ouder zijn wordt geplaatst, omdat je oude thuis te gevaarlijk, de trappen te hoog en alleen wonen een gevaar voor jouw leven is. Haha, een gevaar voor je leven, terwijl het toch de bedoeling is dat we érgens aan dood gaan, dus waarom niet aan vallen, struikelen, verwaarlozing, verkeerde medicijn inname of een vergeten griep, die longontsteking geeft? Zolang je nog kunt denken en typen, lezen en praten zal het nog wel gaan. Daarna wordt je geacht hulp te krijgen, maar van wie? En waarvoor? Als je niet meer voor je eigen lol kunt zorgen en de mensen die daar wel toe bereidt zijn niet meer bestaan, wegbezuinigd, overbodig verklaard en al, wanneer is het dan nog bal? Als het goed is, in je oude hoofd natuurlijk. Als je geluk hebt bezit je nog honderden goede herinneringen aan een vol leven vol momenten die het herinneren leuk maken. Misschien kom je er dan ook aan toe, om je eigen dagboeken nog eens te lezen, als die niet al door overijverige hulpverleners zijn weggegooid, want tja wat moet je ermee in het hok van 4 bij 4 waar de rolstoel amper past. En je minimale bewegingsvrijheid nog wat gedempt wordt met pillen voor van alles en nog wat, want tja we zouden wel eens dood kunnen gaan.
Met en na al deze sombere overpeinzingen ben ik in mijn dagboeken gaan rond speuren op zoek naar vergeten of goed gedocumenteerde herinneringen, die stop ik dan in mijn hoofd of in deze columns, zodat de schriftjes, boekjes en multomappen met een gerust hart weggegooid kunnen worden. En syberspace wat Lisan zinnen bevat, die een ander nog kan laten zuchten van plezier of ergernis. Het is maar hoe goed u eigen humeur en gezondheid momenteel is. Map 1 was een zooitje maar leverde deze zinnen op.
Uit 1995 Bij jou had ik straalkachteltjes ogen. Nog nooit was de energierekening voor mijn koude huis zo laag. Afhankelijk durven zijn is de grootste vorm van vrijheid in de liefde.
Uit 1999 Altijd kwaaier zijn dan bang Kreeftengang : Voortdurend met je achteruitkijkspiegel het leven beschouwen. Wij zijn een feest van zachte zuchten. En lekker slapen hė, in de meterkast, dicht bij de plek waar de energie vandaan komt.
Uit 2002
De stilte in mij is grandioos. (Is die van mij of ergens gejat, denk ik meteen)
De vrede in deze stad wordt geleefd door onze kinderen, uit alle werelddelen.
Als je je tong uit mijn mond haalt, dan schrijf ik u nog wat poëzie.
Ik ben een werk in uitvoering, met dilemma’s, onderbrekingen en oponthoud.
Sloof je uit voor me
Zweet voor me
Met je fitnessbroek van Nike
Met je crossfit en je mudrun
Je bruggenloop en je marathon
Doe het alsjeblieft niet voor mij
Doe het voor jezelf
(Oh please…)
Maak je op
Uitdagend, zo net geen natural look
Met je leren of leatherlook broek
En je tovertieten in je wonder BH
Met je lipstick ben je hipsick, sta je bovenaan mijn clitlist
(Eye wish…..)
Wees representatief voor me en gefilisophisticeerd
Praat slim en algemeen en specifiek en Yuval Noah Harari
En backpacken in de Kalahari en yogha in een naaktspa
Alles top! Met je sacherijnige, venijnige knotkop
Sloof je uit voor me Alsof het een feministische betoging tegen prostitutie is Een blanke oproep tegen vrouwenbesnijdenis Maar sloof je uit voor me, altijd Alsof je het meent En doe het niet voor mij Doe het alsjeblieft Alsjeblieft, voor jezelf
de Amsterdamse prachtdichter MERIK VAN DER TORREN is het
helemaal zat. Merik heeft onlangs samen met MIRJAM AL de bundel MET JOU uitgebracht.
Is JOS VAN HEST een oplichter? vraagt merik zich af. JOS VAN HEST weigert tot vandaag de door hem aangeschafte bundel MET JOU te betalen – en het is niet zo dat merik deze jos van hest er niet op heeft gewezen om te betalen – merik heeft de wanbetaler JOS VAN HEST zelfs een herinnering gestuurd. we lezen merik:
‘Jos van Hest moet niet ouwehoeren, maar gewoon de beloofde koopsom overmaken voor de bundel “Met jou” die ik hem 22 december vorig jaar overhandigde. Ondanks herinnering mijnerzijds blijft Jos in gebreke. Het is niet dat ik van honger om zal komen als Jos niet schuift, maar de lulligheid van het geval blijft me dwarszitten. Is Jos, behalve stroopwafel, ook oplichter ? groet, Merik’
over deze prachtbundel mochten wij de lezers van pomgedichten berichten. lees onder dit bericht ook.
Met jou
Merik van der Torren en Mirjam Al
Uitgeverij Vliedorp – Houwerzijl
ISBN/EAN: 978-94-6048-063-8
We schreven eerder:
Het is een genot om in deze gewoonheid van Merik van der
Torren te verkeren – 20 gedichten lang – vliegen we alle kanten op – zitten we
in de tuin zitten we in een boot. zitten we in een boot zitten we in de metro.
zitten we in de metro zitten we op 1000 meter hoogte en vliegen hele gewone
naakte geliefden je om de oren. Zo gauw Merik ergens rustig heeft plaatsgenomen
neemt de fantasie een hoge vlucht door licht lucht en water.
MET JOU is VOOR ONS geschreven. Wie wil er nou niet in
donkere wintertijden even vertoeven bij een bergmeertje op 1000 meter hoogte
waaruit voor je neus een naakte geliefde opstijgt?
Met jou
Merik van der Torren en Mirjam Al
Uitgeverij Vliedorp – Houwerzijl
ISBN/EAN: 978-94-6048-063-8
De bundel is zoals we ze kennen. Merik en Mirjam. Merik vooral van de gedichten, Mirjam ook van de tekeningen en de korte verhalen. Heel heel normaal de teksten maar dan toch ineens vlagen van iets – van wat? ik ga het u uitleggen. In ieder geval is de bundel een bundel met romantische elementen – natuur, vogeltjes, verlangen en liedjes. Allemaal héél gewoon. maar niet heus.
4 Hoofdstukken – Het Boek – De Tuin – De Merel en Het Lied. Nou gewoner kan niet – zou je toch echt op het eerste gezicht zeggen. Per hoofdstuk steeds 5 gedichten van Merik, 5 (verhalen en gedichten) van Mirjam en overal tussendoor de tekeningen van Mirjam. Met ‘Het Boek” glijden we ‘De Tuin’ in – zitten we in ‘De Tuin’ of meteen al lezen we:
Gisteren in de deinende boot,
bij zwanen in de gracht, kaarslicht
en het oude boek van vergane glorie,
staat zij op en omarmt mij.
even verderop – nog steeds in ‘De Tuin’ maakt Merik oogcontact met een geliefde in de metro:
Kantoorkolossen vormden het decor
van deze romance in de metro
Want in het bergmeer op 1000 meter hoogte
rees je naakt uit het blauwe water
Het is een genot om in deze gewoonheid van Merik van der Torren te verkeren – 20 gedichten lang – vliegen we alle kanten op – zitten we in de tuin zitten we in een boot. zitten we in een boot zitten we in de metro. zitten we in de metro zitten we op 1000 meter hoogte en vliegen hele gewone naakte geliefden je om de oren. Zo gauw Merik ergens rustig heeft plaatsgenomen neemt de fantasie een hoge vlucht door licht lucht en water.
Zullen we morgen gaan zeilen op het Ijsselmeer?Ja, riep ze en die dag zweefden we over de schuimende water naar de witte einder.
En zo lezen we ook over belletje trekken, pijltjes schieten in hoge jaren vijftig mario- kapsels. Want zitten we in het heden zitten we in de volgende regel van het gedicht in de vorige eeuw. Merik zit nergens mee. Merik is de meester van het verkeerde been. de lezer wordt gemiddeld een keer per gedicht op het verkeerde been gezet. Het is bijna dat kinderlijk stoute maar met het raffinement van een doorleefde Amsterdame dichter die alle merkwaardigheden in de wereld, vaak in de grote stad, terugbrengt tot poëzie – een gewone plek om in te wonen waarna het ongewone in een paar regels over het gewone wordt uitgesmeerd. het gewone wordt ingesmeerd met het ongewone en in deze mix ontstaat de poëzie van Merik van der Torren.
En Mirjam Al is het toetje. eigenlijk is haar werk te omschrijven als op niveau naïef doen. waar het uit voortkomt leest u in Mirjams verhaal ‘Een echte dichter’. De wens om te dromen, de wens om te willen weten waar niemand naar zal vragen. (waar de kinderen zijn gebleven en de bloemen ook – in dat lied van marlene Dietrich.) Het verlangen naar de zanger van de nacht, de gezichten die ze in de wolken ziet – het zijn de romantische accenten die naadloos passen in het geheel. En dan is er nog Mirjams hang om soms een beetje ‘raar’ te doen met diezelfde geraffineerde naïviteit die we ook bij Merik vinden. Nee het kind is niet verloren gegaan in Mirjam – ze heeft het kind terug gevonden – op sommige plekken spat het kinderlijk plezier uit deze bundel. Waar Merik het pantoum induikt kiest Mirjam voor het korte verhaal. MET JOU is VOOR ONS geschreven. Wie wil er nou niet in donkere wintertijden even vertoeven bij een bergmeertje op 1000 meter hoogte waaruit voor je neus een naakte geliefde opstijgt?
Met jou
Merik van der Torren en Mirjam Al
Uitgeverij Vliedorp – Houwerzijl
ISBN/EAN: 978-94-6048-063-8