VON SOLO in 020 – de wereld op zijn kop

Afgelopen zondag zat ik in een kroeg aan een zijstraat van de Zeedijk in 020. Het was net aan de Wallen af. Het personeel sprak geen Nederlands. Aan het raam had ik mooi uitzicht over het open riool en het aanpalende terras van de wietroker-vriendelijke kroeg aan de overkant. Ik dronk een Duvel en overpeinsde het leven. Aan de overkant van de straat zag ik een man in een opvallend trainingspak met een wandelstok, hij probeerde de straat over te steken. Hij was behoorlijk zwaarlijvig en wankelde op zijn stok. Het leek of hij ooit door zijn knie geschoten was geweest. Zijn etniciteit schatte ik op Surinaams Hindoestaans. Hij droeg bij zijn pak een bijpassend condoommutsje.
Tijdens het oversteken, dat zenuwslopend traag verliep, werd hij bijna aangereden door een aantal onder invloed verkerende, buitenlandse toeristen op elektrische Harley Davidsons. Dit veroorzaakte lichte opschudding en hilariteit op het terras. Ik sloeg het tafereel lachend gade en ineens viel me een verhaal in, dat ik zou moeten opschrijven. Een idee voor een schrijfsel kan in een fractie van een seconde ontstaan. Vaak is het zo, dat er een aantal gedachtenstromen parallel of door elkaar lopen, die op een bepaald moment een kleine verrijking ontvangen, die werkt als een vonk. Dit was het moment. Je voelt het door je hersenen gaan en weet dat het goed zit. Het enige dat ik hoefde te doen, was één zin opschrijven en dan zou ik het verhaal later wel uitwerken.
Ik pakte mijn telefoon om in de notities een kleine aantekening te maken, die ik zou kunnen laten uitgroeien tot een vermakelijk, diepzinnig verhaal. Het zou echt weer eens zo’n knaller zijn, waar ik trots op zou kunnen zijn. Een parel gevonden in de eigen geest. Ik nog een slok van mijn Duvel. In het kleine uur daarvoor had ik bij café De Zeevaart al een tripel en een Jaegermeister op. Ik zag, dat Kapitein Krijn iets had gestuurd in de app. Dat las ik en daar reageerde ik op. Vervolgens checkte ik nog even of mijn Facebookpost nog likes had gekregen. Toen opende ik mijn digitale notitieblokje, om tot de conclusie te komen, dat ik niet meer wist, wat ik wilde noteren. Ik probeerde nog even terug te gaan naar het exacte moment, dat ik de gedachte gekregen had, waarvan ik de essentie wilde vangen, maar het had geen zin. Alles was weg. In een flits.
U had hier een verhaal kunnen lezen, dat misschien wel één van mijn beste was geweest, als ik op het juiste moment verstandig genoeg was geweest, te doen wat nodig was. Dat had ik laten schieten, geholpen door moderne technologie en drank. Het is markant hoe kwetsbaar ideeën soms zijn.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
Mirjam AL – No Henry son of a bitch, please, listen, I didn’t say anything about your fucking mother…

IEN VERRIPS overweegt te bellen
pom wolff – herfst = wreed schrijven
pom wolff – jij&ik
PETER BERGER en het ik-meisje: Straks, op het feest is het gewoon weer ik met mezelf en m´n eigen…

Het meisje komt zachtjes wiebelend aanhuppelen en ploft luidruchtig naast mij neer. Op zo’n klapstoeltje. In het fietsencompartiment. De trein heeft een minuut of tien vertraging. Via draadloze oortjes aan de wereld verbonden tettert ze onbedaard in het luchtledige. ¨Of ik vanavond lang ga blijven hangt vooral af of ik ergens een leuke boy zie. Het kan zomaar weer mijn avond worden.¨ Dan is het even stil. Even later stuitert de ene na de andere volzin van haar lippen. In een stortvloed aan woorden komt haar hele wereld voorbij. Haar baan, haar baas en die ene collega. De vrijdagmiddagborrel. Goed voor haar exposure.
De trein vertraagt. De woordenbrij blijft onophoudelijk stromen. Ze lijkt erin te verdrinken. Dat meisje. Dat ze straks eerst moet dineren met haar ouders en voor die gelegenheid nog maar even een paar maskertjes opzet. In dat restaurant. Ze hoeven immers niets te weten. Haar ouders. ¨Straks, op het feest is het gewoon weer ik met mezelf en m´n eigen,¨ vervolgt ze, en kijkt geïrriteerd naar een grijzende dame die haar hoofdschuddend gade slaat. ¨Ennuh. Een pilletje gaat er ook wel in.” Voor het eten nog denkt ze, want haar ouders begrijpen er nu eenmaal weinig van. Van het leven. Van die dingen zegt ze en lost daarmee alle levensvragen op.
Zodra de trein tot stilstand is gekomen, staat ze stroperig op om me vervolgens vertwijfeld aan te spreken. ¨Hoezo zijn we in Den Haag? Hoezo? Ik moet naar Amsterdam! M´n ouders. Om zeven uur. Kut. Fuck!¨ Ik leg uit dat ze in Leiden op het verkeerde perron moet zijn beland en een trein in de andere richting had moeten nemen. Het oortje kraakt. Heel even glinsteren haar ogen. Dan, op de lippen een glimlach veinzend, vervolgt ze mekkerend haar weg. Ik hoor haar stem nog sissen in m’n kop. Dat zal nog wel even duren. Eer het stopt.
PETER BERGER
dichter Bob Kalkman overleden – ik ga maar ver als ik verga… – gedicht van de week
ik ga maar ver
als ik verga

Verlossing
Hoe ik
het vuur der aarde in mijn hart ontstak
om een lans te breken
voor ons smelten
alles kon met liefde, zo werd gezegd
toen waren er zeeën te bevaren
wist ik met streling van de tong
jouw zilte huid te koelen
met
het voelen van jouw huiveren
als een gebarende vraag om meer
maar nu de droogte doorgedrongen is
en het zand als droge vlakte
smachtend voor mij ligt
dorst het achterblijvend graan naar regen
terwijl ik dans en smeek
om hier te mogen blijven
alles in mijn lijf spreekt tegen
alles in dit lijf doet zeer
mijn hartstocht ligt op sterven
de aders op mijn hand
voelen als nerven in een herfstblad
waarvan het perkament
slechts onbeschreven
getuigt van te snel geperforeerde tijd
zoals de gaten in mijn weten
het vergeten … zo nabij
alles wordt gedoofd waarin ik heb geloofd
waarvoor ik vocht
wat ik zocht zal niemand weten
het vuur, de vlam
van God het lam
is dit dan wat verlossing is
ik ga maar ver
als ik verga
© B’Kalkman
pom wolff – net als jij – aanvankelijk verboden gedicht op FB

aussi pour elle
het zou een gedicht kunnen zijn
als een warme zomerdag
een leeg terras een berg
midden frankrijk en daar zat jij
deux vins blancs s’il vous plaît
zei ik in mijn beste frans – aussi pour elle
jij deed of het de gewoonste zaak
van de wereld was
het eten een belofte nog
‘net als jij’ was wat je zei
pom wolff
Karlijn groet de vrijdag – over dragen en warme regen huilen
‘totdat ik je naar buiten droeg
een warme regen voor je huilde…’

vergeving
je moet hebben geweten
hoe het zou verder gaan
het rook al jaren naar het afval
dat van goed gescheiden werd
voordat je uit het licht verdween
je leerde in stilte eenzaam zijn
maar wilde graag opnieuw bestaan
dacht dunne huiden om je heen
verzon je een hoofd, een hart
ieder leven komt van leven
maar hier was niks aan vooraf gegaan
totdat ik je naar buiten droeg
een warme regen voor je huilde
die jouw eigen bloedgroep had
in een ritme dat jouw hartslag sloeg
en eenmaal in de wereld terug
je heel dichtbij geboren mocht
KARLIJN GROET