Met Peter Berger de bergen in: ‘Ik hoor de zee beuken. Beneden. Rechtsomkeert dan maar. En daarna uitzweten op het bankje boven. Naast het rotsblok…’

Asturia heeft iets weg van een kruising tussen Normandië en de wintersport. Dat is niet adequaat, helemaal niet zelfs, maar een goed gevoel geeft het wel. De sfeer hier. Het landschap. Soms idyllisch; maar meestal rauwer dan bruut. Altijd groener dan groen. Zee. Steile kliffen. Bergmassief. Twee en een halve kilometer hoog. Atmósfera Atlántica. Daar sta je dan. Ontheemd. Onthutst. Impressed. Een gorgelend zinkgat even verderop braakt zeeschuim en huilt als een walvis wanneer de golven twintig meter down gierend op de rotsen breken. Todo es amor.
Ik wou dat ik een pickup had. Nou is het wegennet hier puur Europees en dus duizend keer beter dan in Belize, maar ik kan nu eenmaal nergens de neiging onderdrukken om steeds weer een nog kleiner wegje in te willen slaan. Totdat je het geen weg meer mag noemen. Als het dan steil en modderig wordt is dat te veel van het goede zonder four wheel drive. Het gaat steeds goed, maar een paar honderd meter achteruit op een steil glibberpad blijkt toch een heikele onderneming voor de Renault. Haar banden blazen rokend stoom af. Weer eenmaal boven: aan de kant met het Franse kreng! Dan maar lopen, al was het maar om uit te vinden waar je beneden uitkomt. Eucalyptusbos? Further down: nog meer Eucalyptus. Daarna alleen maar Eucalyptus. Na de volgende bocht gaat het pad weer steil omhoog. Duh. Ik hoor de zee beuken. Beneden. Rechtsomkeert dan maar. En daarna uitzweten op het bankje boven. Naast het rotsblok. Drie kilometer staat erin gekliefd. Waarom is mij een raadsel. Of het moet die ruïne zijn, daar beneden. In die laatste bocht.
Peter Berger
vanavond boer zoekt vrouw en Martin B doet pomgedichten aan
Cartouche wint de enige echte virtuele – over wie of over wat moeten bredase meisjes best wel lang nadenken – trofee op pomgedichten.nl
dank aan de dichters die voor een moeilijke opgave stonden en toch hun fantasie of hun geheugen loslieten op het gevraagde thema. lees de commentaren onder de gedichten – met kop en schouders (ook afgebeeld op de foto hieronder) wint Cartouche de pot – van harte! een prachtig gedicht – passend bij het thema – de meisjes getroffen zoals de meisjes zich etaleerden: ‘een hand dwaalt door haar haar, voelt
naar de kam tegen het uit elkaar vallen..’ – zo ziet alleen een dichter meisjes om uiteindelijk uit te komen bij de enige echte ware – het mooiste meisje van de stad.
en dan toch: overvallen door het nieuws en de schokkende beelden rond gaza – het lijkt nu al zolang geleden dat we onbezorgd dansten en het leven genoten. de tv beelden en de X beelden staan haaks op de wereld van eergisteren met de blonde wijnmeisjes. de wereld is anders vanaf vandaag.

Een uit duizenden
wat zal ik nemen, wie dient mij
dien ik tot spijs, zie ik haar denken
de ogen ingespannen op de kaart
een hand dwaalt door haar haar, voelt
naar de kam tegen het uit elkaar vallen
gemengde salade, hoofdgerecht
vis of vlees? ze weet het niet
en kiest voor zekerheid, alleen
een uitgeklede maaltijd, brood en
bier met een schuimkraag vingerdik
huisgemaakt, het verlaten van
een tweesterrengelegenheid
als deze – uitgelopen
oogschaduw, dat ken ik
als mijn broekzak, het bredase
waar waters samenkomen –
meisje met ravenzwart haar
als geen ander, mijn enige
duizend lief
07-09-2023 / Cartouche
‘hoofdgerecht’– hahaha ik schrijf dit commentaar in de nacht maar ik val van mijn stoel van het lachen – Cartouche kan ook heel geestig schrijven – nou ja zeg maar gewoon briljant. dat woord bij deze foto. de dames bestuderen inderdaad de kaart en Cartouche treft de wezens met zijn dichterlijke woorden in hun wezen. prachtig gedaan om uit te komen bij zijn grote liefde – en die is ietsje minder blond mogen we lezen.
- Rob Mientjes – Drie blonde meisjes
- Frans Terken – voor alles is een eerste keer
- Kamiel Choi – Onze ernst loopt ernstig gevaar
- Vera van der Horst – Bredase meisjes hebben iets speciaals
- Cartouche – over het meisje met ravenzwart haar
- Anke Labrie – zij hebben nooit geloofd in sprookjes
- Rik van Boeckel – door de straten dansen
met jongens van de stad

we maken het de dichters dit weekend niet echt makkelijk – ik weet ook niet waarover meisjes hier of in het algemeen zo heftig moeten nadenken – maar ja het is nu eenmaal dichters werk om nadenkende meisjes van vulling te voorzien. de keuze voor de wijn was al gemaakt – de knijper zat al in het geblondeerde haar en het smetteloze wit kleedt lekker af. we lezen de dichters deze week erg graag – ik kennie wachten – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

een vogel vliegt het blauwe raam
de tuin rookt snijdend koud van steen
er zit een knijper in je haar
als je zegt wie je niet bent
hou je jezelf over
een soort eerlijkheid die schoon is
pw

Helemaal niet lastig hoor. Gewoon teruggrijpen naar de roots en dan schiet het meteen door naar je hoofd.
Komt ie. Effe gepast deuntje erbij zoeken.
Drie blonde meisjes op een barkruk
Drie blonde meisjes op een barkruk
Keuvelen over wat ooit is geweest
En dat pakweg dertig jaar later
Ze wisten zich allen te herinneren
Liefdevolle gesprekken over krekels en korenbloemen
Op die warme dag in september
Annabel viel plotsklaps van het hek
Trok in haar val Suzanne mee
Tieneke bleef verbaasd wat wiebelig zitten
De jurkjes waren heel erg vies
Dus besloten ze ze te wassen
In het beekje achter het hek
Dat vond Tieneke maar helemaal niks
Op zondag in de blote bips
Met Jan en Simon op de loer
Dan maar rollen door het gras
Intiem gestapeld en knusjes over elkaar
Zie de ogen spotten van jongenslief
Rob Mientjes
ja ik weet ook niet waar deze meisjes het blonde hoofd over breken – schreef ik al- maar eigenlijk wel hoor – de menukaart – ik schreef lieve vera het volgende: onder ander natuurlijk: ‘ik was in breda lekker gegeten in dat restaurant met die blonde vrouwen foto – er waren er vier van die blonde hottemetotten die elkaar uitvoerig zoenden bij entree en vervolgens hun best deden om de ander te laten zien hoe goed het wel met ze ging – de onechtheid van het tafeltje vier naast mij straalde me tegemoet. geen moeders zei ik tegen A en ik kreeg zin om onbespied een foto te maken – dat was heel moeilijk – want de dames letten overal op – maar met de menukaart in hun handen lukte het – helaas drie van de vier – ik wilde nog op staan om de vierde – haha..”
het toeval wilde dat later op de avond ook met ACG te spreken kwam over dit type dames die er maar niet over uit kunnen hoe zwaar het blonde leven is voor ze. zo roddelen we gezellig verder in het leven over de generaties voor en achter ons. nu de foto’s en de gedichten – met excuses aan de dames natuurlijk – een ding weet ik zeker pomgedichten lezen ze niet. we kunnen vrij uit praten – onder ons dichters. Rob Mientjes maakt van de dames qua leeftijd dikke dertigers – het zou kunnen ik kon het ze niet vragen. meisjes die dames zijn geworden om weer even meisje te kunnen zijn in hun jeugdherinneringen. de menu kaart is lastig te lezen – in het franse restaurant – want in de franse les hadden ze alleen oog voor de leraar en niet voor de taal. jan en simon toen op de loer. vrijdagavond dichter pom. zo veel verandert er niet in de wereld. het water is plat net als wat dorpen in israel, palestina en de oekraine. leuk gesitueerd Rob vergeet ik bijna te zeggen. dichterlijk inlevingsvermogen – brede tot in de ‘kindheid’ gravende levendige fantasie ook.

Genoten van Breda las ik, bijgevoegd ook t.b.v. het nadenken van Bredase meisjes enige ‘vulling’, voor de virtuele.
Weekendgroet,
Frans
Vulling
Alsof je ongeoefend empanada’s kneedt
je wilt gekruide vulling in een pan
rijzen de haren je te berge
ligt in je handen het klamme zweet
voor alles is een eerste keer
aan iets nieuws beginnen
vraagt diep en helder nadenken
het trekt een rij rimpels in het hoofd
grijp je naar de plank naslagwerken
binnen handbereik je bladert en zoekt
maar vindt nog geen passend recept
sta je daar met de verse ingrediënten
alsof de juiste woorden zoekt
voor een vers gedicht
het kan nog alle kanten uit
eerst maar eens het kneden voor ogen
vind je de vulling later wellicht
© FT 07.10.2023
frans situeert de dames in de keuken – als ik het goed begrijp – alles is moeilijk hoor zingt /zong cornelis vreeswijk al – en de dames buigen zich over het recept – niet gewend om te koken of tot enige andere creatieve uiting – zo een recept is best moeilijk hoor merkt de vierde dame op die we maar niet op de foto hebben gezet. een gedicht kwam niet uit HUN handen zoveel is zeker. twee van de drie dames hadden de knijpers in hun haar vergeten maar daarover zwegen ze. dichter terken beschrijft even een moeilijk momentje voor de dames tijdens hun verder vrolijke babbelende aanwezigheid. zo komen ze wel tot leven.

Beste Pom,
Heel leuk u gisteren te zien in Breda. We schrijven veel en er zijn ook sowieso dingen die op pomgedichten mogen. Bijvoorbeeld dit (uit ‘de vlieg op het puntje van je tong’):
HOMO LUDENS
Ik speel als ik naar buiten kom of het huis in ga,
ren als een poes de vlinders achterna.
Op het werk, in de kerk, alles is een spel.
De mensen staren en wijzen, wat denkt hij wel?
Onze ernst loopt ernstig gevaar
door die rare lanterfanter daar!
Zijn spel heeft al net zo weinig belang
als al de noten op zijn zang.
Ik loop door en haal mijn schouders op.
Steekt onze hals in een ingebeelde strop
op een gammel schavot zonder clou?
Dan speel ik dat ik alles nog eens overdoe.
Kamiel Choi
grappig om ook een keer met U aangesproken te worden. haha hoi Kamiel. een poëzieliefhebber ik was net te laat in het poëziehuis om het optreden van Kamiel en zijn kind te kunnen genieten – het staartje meegemaakt – de wedstrijd hier die geen wedstrijd is brengt de dichter tot de spelende mens. weer brengen de dames de jaren van de jeugd boven het stijgende water in deze wereld. de gouden regel: ‘Onze ernst loopt ernstig gevaar…’ goed gesitueerd in het vrolijke gedicht – de dames worden er op de foto zelfs stil van. deze waarschuwing. dank voor de inzending deze week – elke weekend welkom hoor kamiel.

Vooroordeel
Bredase meisjes
hebben iets speciaals:
ze komen uit Breda;
of, zijn er in ieder geval
geland
op een barkruk aldaar
met een schriftje in hun hand
achter volle- en al geleegde
glazen witte wijn
bestuderen ze hun rijm
zoeken naar de juiste toon
en zijn deze woorden wel voor hier
hun witte bloesjes observerend
kijk ik naar één met meer plezier
’t kan zomaar zijn, dat ik haar
tekst zo ook meer zal waarderen
Vera van der Horst
lieve vera maakt van de dames dichters – dat is wel heel poëtisch en met inzet van wel heel veel fantasie gevonden hoor – de diepe contemplatie reikt(e) niet veel verder dan het staren naar het franse woorden op het menu voor vlees, kip of vis – verder schattig hoor deze dertigers die zo moeizaam het zo zware leven aan het lijf moeten ondervinden op een willekeurige vrijdagavond in breda, en dan ook nog weer met zo een vreselijke ouwe dichter op de loer. nee het leven ‘is echt erg’. ik riep het 15 jaar geleden al in kleuren en geuren. maar lieve vera is haar hele leven al begripvol – ook naar uw webmaster toe – met de empathie die de dames op de foto alleen voor de haarknijper opbrengen als dat ding weer eens scheef zit. ‘zit ie scheef ? ojee ojee’

’wie kaatst, moet de bal verwachten‘
weten meisjes uit Breda maar al te goed
zij hebben nooit geloofd in sprookjes
Roodkapjes zijn het zeker niet
die vermetele meisjes uit Breda
al deden zij soms wel alsof
die wolf met apenstreken
vermomd als lieve oude oma
herkenden zij nog net op tijd
zij snelden weg uit het sprookjesbos
vertelden zonder het te weten
zelf steeds weer nieuwe sprookjes
anke labrie
(07-10 – 2023)
de waarschuwing richting webmaster in het begin van het gedicht op aardige wijze geformuleerd – door anke – hahaha – ze neemt het op voor de meisjes en dicht deze dames de vrouwelijke eigenschappen toe die ze zeker tot grote hoogten weten te benutten in BREDA. en nee het waren geen rode kapjes het was een haarknijper hahaha. anke maakt van deze zondagochtendwedstrijd een klein sprookje met een dichterlijke knipoog naar die vreselijke wolf die ongegeneerd de i-phone hanteerde – ja breda – en een haarknijper – brengen het slechtste in de mens boven – (soms) haha.

De passie van blondines
Bredase meisjes leven in het universum
van lekkere wijn en knijpers in het haar
zij lezen het menu van poëzie
met de passie van blondines
zij denken terug aan de tijd
dat zij samenkwamen in de pub
der Lage Landen om te spelen
in hun wonderlijke witte kledij
zij zullen het café na wijn verlaten
door de straten dansen
met jongens van de stad
in de morgenstond lachen om deze werkelijkheid.
Rik van Boeckel
8 oktober 2023
Rik maakt er een vrolijke boel van – de wereld op zijn/haar best – dansen in de straten de jongens en de meisjes. overvallen door het nieuws en de schokkende beelden rond gaza – het lijkt zolang geleden dat we onbezorgd dansten en het leven genoten. de tv beelden en de X beelden staan haaks op de wereld van eergisteren met de blonde wijnmeisjes.
het is weer vrijdag – een terugblik – de boulevarddames jolies heij en seraphina hassels babbelen heel wat af – dichters Heij en Hassels in opspraak!
de boulevarddames jolies heij en seraphina hassels babbelen heel wat af – dichters Heij en Hassels in opspraak!
de boulevard dames Heij en Hassels kennen we natuurlijk ook van de prachtsite pomgedichten punt nl – op de vrijdag verzorgden zij met columns en of gedichten in hun glorietijd de vrijdag op de pom. jolies met een respectabel aantal (volgens velen onleesbare) columns. columniste voerde tal van onnavolgbare personen op die ook weer op onnavolgbare wijze de wereldproblemen bespraken – er was zogezegd geen touw aan vast te knopen maar ach pomgedichten is er ook voor de verjaagden uit de wanhoop – dacht ik altijd in mijn grote en door velen gewaardeerde medemenselijkheid.
probleem werd toch na verloop van tijd dat de door Jolies ingezonden columns langer en langer werden. zo lang dat de provider mij honderden euro’s per maand meer in rekening bracht/ moest brengen voor de internetruimte die Jolies in haar onbedaarlijke schrijflust op de pom innam. na honderden columns waagde ik het een keer om één ingezonden joliesheij-column met een werkelijk onleesbare alinea in te korten. u herinnert u nog wel de woedeaanvallen die onze zeeuwse over de wereld en de pomsite uitstrooide. heel voorzichtig opperde ik voor jolies ‘een functie-elders’ niet vermoedend dat die ollengren iets later mij na-aapte en de politicus omzigt de keel met dezelfde term afsneed. natuurlijk was ik jolies dankbaar voor haar bijdragen aan de site. ik zal nooit een kwaad woord over haar schrijven. de site is wel lekker opgeknapt na haar verdwijnen – qua leesbaarheid – dat dan weer wel. maar dat terzijde.
Seraphina Hassels volgde Jolies Heij op als vaste vrijdag dichteres op de pom. het was even wennen met lieve serafientje. hoe zeg je het – ze was nogal lastig uhh nee nee nee beter gezegd ‘precies’ over de wijze waarop haar vrijdaggedicht gepresenteerd diende te worden op de pomsite. ook moest ik wennen aan het bombardement aan gedichtenversies die op mij elke vrijdag werden afgevuurd. 30 verbeteringen/nieuwe versies in mailberichten per vrijdaggedicht waren geen uitzondering. je was de hele vrijdag bezig met één gedichtje van serafientje. serafientje stuurde ook bij elk dichie en dan ook weer bij elke nieuwe versie een nieuwe foto van haar haar, haar gezicht, haar hele hebben en houden in tal van poses en of ik die maar even daar en daar – dan weer links dan weer boven dan weer onder het gedicht wilde plaatsen. ‘tuurlijk kind’ schreef ik altijd onmiddellijk terug in al mijn inmiddels bij velen bekende medemenselijkheid. na een jaar werden de vrijdagen mij echt te zwaar- op de vrijdagavonden zat ik lijkbleek van vermoeidheid van het harde werken aan de opmaak van het vrijdaggedicht van serafientje ahw dood te gaan. ik schreef serafientje lieve vrouw – jouw poëzie en vooral ook jouw foto’s zijn TE GROOT gegroeid voor die kleine bescheiden maar wel waarachtige site pomgedichten. ik wil je niet langer in de weg staan – jij moet naar grote uitgeverijen met je briljante gedichten – ik kan je niet meer aan.
en wat dacht u lieve lezers waren de beide dames mij dankbaar voor mijn jaren volgehouden medemenselijkheid. WELNEE! in een column op de site van JOLIES HEIJ babbelen de dames heel wat af. stank voor dank lijkt het motto van deze boulevard dames die ik zo hoog heb zitten. en zolang hoog in de frisse lucht wist te houden. Oordeel zelf ik citeer Jolies:

“Inmiddels zat ik met Emma Ter Haar aan de jenever als een stel duiven te koeren en Emma werd dermate licht in het hoofd dat ze een perfecte imitatie van een nijlgans deed. Seraphina Hasselt passeerde ons geeuwend op weg naar de uitgang. Sorry, ik heb twee nachten bijna niet geslapen, zei ze, want mijn foute liefde wil mijn gedichten niet meer. Ik heb hem een jaar lang heel platonisch wekelijks van geestelijk voer voorzien, maar nu heeft zijn maitresse mij uit jaloezie zwart gemaakt en hoeft het ineens niet meer van die arrogante egokikker. Daar is het ook een foute liefde voor, gaf ik, en dat er een andere vrouw in het spel is verbaast me niets, zo gaat dat altijd.”
DITMAR BAKKER vertaalt! 17 weken de reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ van Millay – 1 t/m 9

Beste Pom,
Mijn felicitaties met je tweede kleinkind. Ik begreep dat het in Berlijn het levenslicht zag, en er zijn slechtere plekken om dat te doen ter wereld.
Geluk is een vreemd ding; geluk is gevaarlijk; een zeepbel, heb ik ook weleens horen zeggen. Sommige mensen vinden geluk in de kinderschaar, anderen vinden geluk, en maken van de weeromstuit kinderen om dit geluk te delen en de toekomst in te katapulteren.
Soms zijn er helemaal geen kinderen, en dat brengt ons bij Edna St. Vincent Millay, je weet wel, die Amerikaanse dichteres die zo mooi over liefde schreef, en over geluk.
Qua vertalingen is het karig gesteld in ons taalgebied: Wikipedia rept enkel van Warren, die dit ongetwijfeld fijnzinnig uitgevoerd heeft—gevonden heb ik het nog niet; Herman de Coninck, die erop stond haar werk te mangelen (delen van gedichten dooreen gegooid, onnauwkeurige of slordige vertalingen…het is alles werkelijk niet fraai en na te lezen op DBNL); en de bundel Dwars Vers van Ans Bouter (www.ansbouter.nl). De laatste heeft haar sporen wel verdiend met het vertalen van muzikale evergreens, maar soms blijven in haar Millay’s een soort rafelrandjes over, die mijns inziens de subtiliteit van de oorspronkelijke idee niet helemaal vatten, zo moeilijk als dat ook is…goede vertalingen zijn schaars en kom je soms nog als eenling tegen in een literair tijdschrift of zo, wat je doet brommen dat Wilmink echt veel te vroeg overleed en Kal niet genoeg respect heeft gekregen.
Millay zelf zal het een worst wezen, die is al zo’n 75 jaar dood en schreef haar beste werk jong—zo rond haar dertigste werd haar poëzie al bekroond met een Pulitzer. Necrologie alvast schrijven, Wikipediapagina aanmaken, niets meer aan doen, zou je zeggen. En dan zijn daar die types die zeggen van ‘het moet over’. De paar sonnetten die ook de Pom sierden, zijn uit hun verband gehaald. De reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ werd, al experimenterend, door Millay gemaakt, en, tja, grossiert in prachtig leedwezen, denk ik. Mijn flauwekul als reactie op flauwekul, daar had ik me niet toe moeten laten verlokken. Zwak vlees. Enfin.
Het heeft me vrij veel werk en tijd gekost om de ruwe omzettingen, die je website sierden, te schaven en politoeren naar contemporaine(r) werkjes, later dan 1975 wordt ’t niet denk ik—zelfs van een telefoon wordt in de reeks geen gewag gemaakt, wel van grutters die maar ‘bezorgers’ zijn geworden e.d.—maar ach, Millay stierf zelf al 25 jaar daarvoor, en deze reeks bleef onafgerond(?). Het líjkt echter grotendeels gaaf, en behelst het ziekbed-en-sterven van een man, bezien door de bril van zijn vervreemde wederhelft, die terugkeert naar hem als hij ziek is (ondanks het feit, dat zij niet van hem houdt, wat dat dan ook precies moge zijn—hier verwijs ik graag naar het andere werk van Millay) en hem verzorgt tot het eind. Ik stuur je de eerste negen, van de zeventien, oorspronkelijke sonnetten en hun schaduwrijke fluisterstem in het Nederlands toe. Geniet, of niet! Het staat je vrij ze te publiceren of te laten, al naar je verlangt.
Veel geluk met Liva, en veel geluk voor haar.
Liefs!
D.
***
I. Goed, zij is in zijn huis teruggekeerd,
te zorgen bij zijn bed tot aan zijn dood;
ze hield niet van hem. Regens vielen neer
en spatten buiten in de botervloot
waar haar geranium ooit had gestaan,
waarvan je nog kon zien de rotte steel,
en zij is voor het vuur om hout gegaan,
rende naar buiten, rende naar dat deel
van ’t schuurtje, waar de goot van ’t oude dak
haast aan een draad hing, van gerafeld touw,
zag triest de klimop kruipen in het nauw
(en iemand, schriel, in schort en overjak,
de mouwen opgerold die lentedag,
die zaadjes plantte, en hun bloei toedichtte en voorzag).
So she came back into his house again
And watched beside his bed until he died,
Loving him not at all. The winter rain
Splashed in the painted butter-tub outside,
Where once her red geraniums had stood,
Where still their rotted stalks were to be seen;
The thin log snapped; and she went out for wood,
Bareheaded, running the few steps between
The house and shed; there, from the sodden eaves
Blown back and forth on ragged ends of twine,
Saw the dejected creeping-jinny vine,
(And one, big-aproned, blithe, with stiff blue sleeves
Rolled to the shoulder that warm day in spring,
Who planted seeds, musing ahead to their far blossoming).
II.
Hij was al zo lang ziek, op de grond trok
door oud wit zaagsel grijs een schimmelspoor;
fris waaide, waar de bijl stond in het blok,
er regen in, brutaal het venster door,
terwijl het almaar tikken bleef, steeds langer
op ’t afdak; er bestond geen einde voor:
ging ’t zomeren, de wind van hitte zwanger
als van de maaigeur tussen ’t tjirpen door,
en schitterend, kleurrijk, die vogel vloog
met ongelooflijk zilverlange tong
en langsflitsend (of misschien niet!) bezong
wisteria, geen spoor van druppels hoog
daarboven in het brede hemelsblauw,
zou toch de regen tikken op dit dak, net zoals nou.
The last white sawdust on the floor was grown
Gray as the first, so long had he been ill;
The axe was nodding in the block; fresh-blown
And foreign came the rain across the sill,
But on the roof so steadily it drummed
She could not think a time it might not be —
In hazy summer, when the hot air hummed
With mowing, and locusts rising raspingly,
When that small bird with iridescent wings
And long incredible sudden silver tongue
Had just flashed (and yet maybe not!) among
The dwarf nasturtiums — when no sagging springs
Of shower were in the whole bright sky, somehow
Upon this roof the rain would drum as it was drumming now.
III.
Haar armen vol met hout en dat foreest
vast houdend, klemmend met haar kaakgewricht,
was zij niet minder bang dan ooit geweest
van spinnen op haar armen, haar gezicht,
toch zocht zij niet, had daarvoor geen geduld,
en ’t moest in één keer; dus haar armen had
zij vlug met dunne berkentak gevuld,
voor de gekrulde bast die altijd rad
tot vuur wordt, terwijl niet echt bij haar landde,
dat zij, net zo attent, om blokken daar
wéér komen zou, allemaal klam, zwaar,
glad, en doorknoest, wat ze belet te branden,
(en onderin de houtkist stof en zand,
daarin een halfvergaan appelklokhuis, een oude krant).
She filled her arms with wood, and set her chin
Forward, to hold the highest stick in place,
No less afraid than she had always been
Of spiders up her arms and on her face,
But too impatient for a careful search
Or a less heavy loading, from the heap
Selecting hastily small sticks of birch,
For their curled bark, that instantly will leap
Into a blaze, nor thinking to return
Some day, distracted, as of old, to find
Smooth, heavy, round, green logs with a wet, gray rind
Only, and knotty chunks that will not burn,
(That day when dust is on the wood-box floor,
And some old catalogue, and a brown, shriveled apple core).
IV.
Als een sardientje siste witte bast
op sintels, deed het walmen van de rook.
Ze knielde, blies: haar hoop ontvlamd alvast
op warmte… het deed as opwaaien ook,
maar laaien bleef het uit waar die weer landde,
geen vonkje; ’t hout was door de regen nat.
Dus, zodat niet alleen verlangen brandde
(hartstocht, dacht ze, die ze verkwanseld had
met vergelijkbaars, op een eender uur)
maar ook die dwarse kolen, ging ze blazen,
loeihard stiet zij haar adem uit, haast razend
uit haar lijf: daar ontstak een mager vuur!
…dat alsof opgejaagd direct verdween,
en achter ’t raam verrees de nacht, die blauw en duister scheen.
The white bark writhed and sputtered like a fish
Upon the coals, exuding odorous smoke.
She knelt and blew, in a surging desolate wish
For comfort; and the sleeping ashes woke
And scattered to the hearth, but no thin fire
Broke suddenly, the wood was wet with rain.
Then, softly stepping forth from her desire,
(Being mindful of like passion hurled in vain
Upon a similar task, in other days)
She thrust her breath against the stubborn coal,
Bringing to bear upon its hilt the whole
Of her still body … there sprang a little blaze …
A pack of hounds, the flame swept up the flue! —
And the blue night stood flattened against the window, staring through.
V.
Ze hoorde voor het huis een busje stoppen,
de stap van de bezorger die zij kende
kwam nader en haar hart ging sneller kloppen,
als bij een bange korhoen, en ze rende,
schoof weg de grendel—dan kon hij vrij werken;
verstopte zich ter kelder tot hij ging,
hijgend, en hopend dat hij niets zou merken
van de -door haar vluchtige aanraking-
wiegende stoel. Zuur, klam, rees van beneden
weer damp omhoog, doordrongen van de kou;
ze zag de houten trap zich eng en nauw
de aarde instorten, waar zout de treden
vol kieren vrat; en tot ze hem weg wist,
bleef staan, al luist’rend, kijkend naar een sinaasappelkist.
A wagon stopped before the house; she heard
The heavy oilskins of the grocer’s man
Slapping against his legs. Of a sudden whirred
Her heart like a frightened partridge, and she ran
And slid the bolt, leaving his entrance free;
Then in the cellar way till he was gone
Hid, breathless, praying that he might not see
The chair sway she had laid her hand upon
In passing. Sour and damp from that dark vault
Arose to her the well-remembered chill;
She saw the narrow wooden stairway still
Plunging into the earth, and the thin salt
Crusting the crocks; until she knew him far,
So stood, with listening eyes upon the empty doughnut jar.
VI.
Ze opende de kelderdeur, wat aarz’lend,
stapte de keuken in, en zag het spoor
daar op de vloer van modderige laarzen,
een stapel aan pakketjes stond ervoor
op het aanrecht; ze knipte heel voorzichtig
de touwtjes door, vouwde de tassen met
beleid op, nadat zij ze evenwichtig
(zou een kind denken) open had gezet.
’t Was nauwkeurig, simpel werk… maar vertier,
verveling voegden zich vervaarlijk samen
totdat uiteindelijk toch die vragen kwamen:
‘Wie zet nou frisdrank daar? En suiker hier?’
Toen brak de droom. Stil pakte zij een dweil,
prikte de bon op de bekende spijker in de stijl.
Then cautiously she pushed the cellar door
And stepped into the kitchen — saw the track
Of muddy rubber boots across the floor,
The many paper parcels in a stack
Upon the dresser; with accustomed care
Removed the twine and put the wrappings by,
Folded, and the bags flat, that with an air
Of ease had been whipped open skillfully,
To the gape of children. Treacherously dear
And simple was the dull, familiar task.
And so it was she came at length to ask:
How came the soda there? The sugar here?
Then the dream broke. Silent, she brought a mop,
And forced the trade-slip on the nail that held his razor strop.
VII.
Ze kende één manier de geest te doven,
verlossing van verzorging als emplooi;
er lag decente redding, als van boven,
in ’t maken van wat lelijk was weer mooi:
de zwartberoete pannen, die steeds weer
zo lang boven het vuur hadden gebrand;
kranen en kandelaars, zo vies-verweerd
dat je ze op blijft wrijven; chic als kant
laat je papieren placemats tafels kleden
(nieuw plastic kleed eronder voor ’t rotte),
’t fornuis tot blinkens poetsen, en ten slotte,
wanneer de nacht valt, pijnlijk rug en leden
en nieuw de keuken, stralend als een weide,
een annonce, te mooi om een diner in te bereiden.
One way there was of muting in the mind
A little while the ever-clamorous care;
And there was rapture, of a decent kind,
In making mean and ugly objects fair:
Soft-sooted kettle bottoms, that had been
Time after time set in above the fire,
Faucets, and candlesticks, corroded green,
To mine again from quarry; to attire
The shelves in paper petticoats, and tack
New oilcloth in the ringed-and-rotten’s place,
Polish the stove till you could see your face,
And after nightfall rear an aching back
In a changed kitchen, bright as a new pin,
An advertisement, far too fine to cook a supper in.
VIII.
Graag géén bezoekers, ook niet met cadeau;
onwillig konden zij hun weg terug gaan.
Ze hoorde hen nog praten; evenzo
kon zij ’t gezegde niet meer goed verstaan
door ’t lawaai in huis – opeens draaide ’n zwaar
verkoold stuk hout in ’t vuur, knapte het blok
in vonkenregens, en van het dressoir
klonk elk uur weer het oordeel van de klok
als tijd die insloeg op het luisterend oor:
altijd maar herrie, net zoals vandaag…
Je hoorde steeds die pomp en dat gezaag,
die kippen tokten heel de dag maar door.
Ze diende het gevoel maar te verdragen
dat tanden knarsen zouden, als een vastgelopen wagen.
She let them leave their jellies at the door
And go away, reluctant, down the walk.
She heard them talking as they passed before
The blind, but could not quite make out their talk
For noise in the room — the suddenly heavy fall
And roll of a charred log, and the roused shower
Of snapping sparks; then sharply from the wall
The unforgivable crowing of the hour.
One instant set ajar, her quiet ear
Was stormed and forced by the full rout of day:
The rasp of a saw, the fussy cluck and bray
Of hens, the wheeze of a pump, she needs must hear;
She inescapably must endure to feel
Across her teeth the grinding of a backing wagon wheel.
IX.
Heel lief niet, en ook niet heel studieus
noch erg sportief of superknap was hij
die in haar leven kwam toen ieder heus
daar welkom was—zozeer behoeftig zij.
Zij namen aldus kennis van elkaar:
hij had haar met een spiegeltje verblind,
op school, wat opviel; van die dag en daar
liepen zij samen op, bij weer en wind.
Fluist’rend vertelde zij, als een geheim,
hoe blind hij haar toen met die spiegel scheen,
en sprekend, werd verrast: dit fenomeen
was toch misschien uiteind’lijk niet zo fijn.
Maar toch—je treft het: minstens adequaat
gezelschap van een vriend te hebben waar je ook maar gaat.
Not over-kind nor over-quick in study
Nor skilled in sports nor beautiful was he,
Who had come into her life when anybody
Would have been welcome, so in need was she.
They had become acquainted in this way:
He flashed a mirror in her eyes at school;
By which he was distinguished; from that day
They went about together, as a rule.
She told, in secret and with whispering,
How he had flashed a mirror in her eyes;
And as she told, it struck her with surprise
That this was not so wonderful a thing.
But what’s the odds? — It’s pretty nice to know
You’ve got a friend to keep you company everywhere you go.
DITMAR BAKKER VERTAALT
VON SOLO over de bewerkte vrouw: ‘Mijn twee favorieten echter blijven de nepwimpers en de opgevulde lippen. Een lust voor het oog. Vaak beschouw ik deze vrouwen dan ook objectief, als een object dus…’

Regelmatig lopen er vrouwen aan me voorbij, die iets aan zichzelf hebben laten verbouwen. En dan bedoel ik niet, dat ze eerst man waren. Ik heb het over cosmetische ingrepen of kunstmatige aanpassingen. Dat strekt zich van botox of spray tan tot borstvergrotingen. Mijn twee favorieten echter blijven de nepwimpers en de opgevulde lippen. Een lust voor het oog. Vaak beschouw ik deze vrouwen dan ook objectief, als een object dus. Ze verheffen zich visueel boven de massa, hoewel gezegd moet, dat ze tegenwoordig ook wel weer een kritische massa op zich gaan vormen. Mijn mening over het fenomeen ‘opwaardering van de vrouwelijke schoonheid’ is, dat het bijdraagt aan het ‘aantrekkelijk zijn voor mannen’ en daardoor ook een extra visuele dimensie toevoegt aan de het lichamelijke spel, dat je met een dergelijke vrouw aangaat. Kortom, het is een opwaardering die het maakbare uiterlijk verheft boven het grillige innerlijk. De sociale media werken hier ook goed aan mee, middels filtertjes op alle foto’s om een nieuwe standaard te zetten. Op OnlyFans levert het navenant meer aandacht dus geld op, om je als vrouw te conformeren aan wat je lichaam verkoopt.
Tegenwoordig zijn er ook steeds geavanceerdere robots verkrijgbaar op de markt, die ook allemaal beschikken over de uiterlijke kenmerken die ik zojuist genoemd heb. Het voordeel is, dat de kunstmatige intelligentie, die daarin gestopt kan worden, beter afgestemd kan worden op de gewenste communicatie tussen man en vrouw, dan communicatie tussen man en vrouw in het echt. Zeker op dit moment is een dergelijke pop een goedkoop alternatief voor een schatgravend botoxpopje. Een androïde is een eenmalige investering, terwijl een ‘afgetunede vrouw’ vak veel kost in het onderhoud. En ook nog eens een eigen mening pretendeert. Onder de streep zou je dus kunnen stellen, dat de meeste mannen op lichamelijk gebied veel beter af zouden zijn met een robot, dan met een echte vrouw.
(hier vond een kleine ingreep plaats van de redactie – de volledige tekst leest u bij VON op FB)
Maar wat nou, als de kunstmatige intelligentie doorslaat. Dat er een gemene vrouw is, die dit allemaal al heeft voorgekookt, omdat ze van al die stomme lelijke, vervelende mannen af wil.
Een soort Kajsa Ollongren of Hilary Clinton. Die een programma hebben, dat in verbinding staat met dit kloonleger van intelligente sexpoppen. En dat op een dooie zaterdagavond als alle poppen met hun baasjes paren ineens Order 69 gegeven wordt. En dat op dat moment de scheermessen die zich op intieme plekken bevinden, de mannen ontmannen. Stel je dat eens voor. En stel je vooral eens voor hoe weinig realistisch dat zou zijn. Maar bedenk je dan ook meteen in wat een gestoorde wereld we leven.
Mijn dromen blijven nog even van mij. Maar ze zijn vast niet meer van deze tijd.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl