Vooraankondiging van de aanstaande zondagochtendwedstrijd – we doen vanaf vrijdagavond weer een nieuwe serie zondagochtendwedstrijden ‘op de pom’ met bijzondere thema’s – waaraan u zich natuurlijk niet hoeft te houden. als u maar mooi schrijft en niet te lang graag – 20 regels hooguit. deze week een thema bij een prachtig doek van de schilder Jet H H Crielaard / Jet Crielaard (2001) – wie wint de enige echte virtuele ‘een vrouw ziet wit in hemels blauw’ trofee op pomgedichten.nl – tot vrijdag!
ik zeg je doe het niet ga buiten zoek een vrouw ga kinderen maken het is ons mensen niet gegund de hemel te bestormen laat vliegen aan de vogels zeg ik doe het niet maar als dan samen mijn jaren zet ik in jouw dwaasheid in te dammen maar als het moet dan samen al blijf ik zeggen doe het niet
Wie woont waar over een paar weken wie worden vriendjes door dik en dun wie staat op wie blijft zitten hoe ziet het huis eruit wat doet de markt welke kleur het pluche zijn de kamers goed doorlucht met appelgebak- en pindakaasgeur hoe groot, hoe klein gaan we straks wonen komen we nog wel de deur uit wie stijgt het meest hard op de ladders van macht the sky is the limit formeert schimmige wolken zonder fundering dakloos politieke woningnood vadertje tijd krijgt spontaan de slappe lach zandmannen strooien met slaap wie het laatst lacht is the best tja … ????????? graag zelf plaatsen antwoorden volgen mogelijk in 2026 halverwege sterkte aan allen met (ver)kiezen
De kussen die ik kreeg of gaf, en waar, waarom, vergat ‘k als lichamen waartegen ‘k gevleid lag tot de morgen, maar dees regen vanavond spokend, tikkend, vragend, daar op ’t glas, slechts stil in zuchtend rogatoir teistert mijn hart met stil verdriet, gelegen in hen, vergeten óók, niet meer genegen mijn naam te zuchten, ’s nachts: het canto klaar.
Als ’t wintert staat de boom er eenzaam bij, weet niet welk vogels één voor één verdwenen, weet slechts zijn tressen stiller dan voorheen: mijn liefdes weet ik weg, maar welk; waarhenen? Ik weet alleen dat zomer zong in mij, een korte poos, een zang die ook verdween.
Ditmar Bakker
–> de vrijheid van het zijn hier tot de laatste letter uitgeschreven – culminerend in die ene zo kwetsbare maar o zo mooie regel – ‘Ik weet alleen dat zomer zong in mij,…’ – ja wie zo kan schrijven – zo goddelijk kan schrijven – omarmen we. troosten we. dwars door alle covid heen.
GOUD!
tot zover een persoonlijke impressie van hetgeen hierboven heeft plaatsgevonden. een prachtig gedicht in twee strofen – de tweede strofe van zeldzame kwaliteit. die ik heel hoog rangschik in mijn leeservaring. en die me zonder de eerste nog mooier en liever is.
Rik van Boeckel – rillend gaan we vrijheid tegemoet
Ditmar Bakker – Ik weet alleen dat zomer zong in mij, …
Petra Maria – armen vol jij en ik en madelieven
Vera van der Horst – onbarmhartig zal ik geven
Erika De Stercke – en we bliezen op die nacht de sterren stuk
Cartouche – nu ligt alles bloot en open
wie wint deze week de enige echte virtuele – we benne wat we benne – de vrijheid-van-zijn en van-de-liefde trofee op pomgedichten punt nl? (vrij naar bennes prachtsong Armored Goosebump)
we horen iets van cohen, flarden lou reed, tom waits, nick cave in de verte – maar wat we hier horen is beter nog – we horen de vlaardingse dichter benne van der velde – nu singer songwriter met zijn eigen op zijn eigen poëzie geinspireerde song en ik zeg wereldhit Armored Goosebump – over ‘Dit harnas van kippenvel’ dat maar niet passen wil. dichters aan het werk deze week! in de zondagochtendwedstrijd – wachtwoord VRIJHEID van zijn en van de liefde. mooier kunnen we het deze week niet maken. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
als de golven
er was muziek we moesten zoenen zoenden als de golven
wat was ze blond half blond vissenogen
ze had gekropen zei ze door zwarter bloed door het zwartste bloed
we dronken antwerpen tot aan onze voeten de travestiet zong mooi
pom wolff
Pom, hier mijn bijdrage aan de enige virtuele. Ik hoor in Benne’s prachtsong ook nog Tom Waits. Groeten, Rik
Een schim op pad
De toekomst is een schim een mysterieuze gedaante zij leeft voort in ons nu het verleden overleden is
het mistig kippenvel sluit niks uit in winterland steekt licht het leven aan rillend gaan we vrijheid tegemoet dagdromen van een wereld zo blij
dit harnas laat tranen achter we schudden het langzaam af de gedaante zet passen zo vrij stapt uit het onbegrijpelijk dal
zij leidt ons naar de dag en de nacht zo we rustig het nieuwe omarmen een jaar van bezinning overwinning zonder de lijn uit het oog te verliezen
het harnas dumpend in een sinkhole schudden we de dagen van ons af bleek blinkend in blozende blijdschap een schim achterlatend in stilte.
Rik van Boeckel 12 december 2020
de – we benne wat we benne – regel past rik zeker. in een bijzondere eigenheid biedt hij in bijna elk gedicht -plaats aan heden verleden en toekomst – qua gevraagd thema – het harnas van kippenvel dat maar niet wil passen – de weg naar de vrijheid zoekende – is zijn ‘sinkhole’ hier waarin hij wat dwarszit kan dumpen – zonder meer een vondst van de eerste orde. ‘rillend de vrijheid tegemoet’ – het overwonnen virus van de liefde nog onder de leden in die zin dat de antistoffen zijn aangemaakt. zo schudden we de dagen van ons af – verloren liefdes ook. dat het licht moge worden – de voorzichtige breekbare stappen van rik hier per strofe uitgeschreven. ik houd van zijn kwetsbaarheid. en ik plaats dit gedicht in een zilveren licht
HET LEVEN MAG GRAAG
aan de oever van de lange tochten met verjaarde rivieren
bedachtzaam kabbelend langs de rietkragen van het lege land
kerktorentjes markeren blozend geluk als de blote benen van Brabantse meisjes
het zijn slechts drijvende gedachtes het was zo’n dwaze nacht
zo we vroeger appels plukten armen vol jij en ik en madelieven
zoals het leven jou mag altijd blijven met mij
Petra Maria
–> ja de oevers en de kerktorentjes en de rietkragen zijn mij net te particulier. en al die bijvoeglijke naamwoorden ook. ooit gaf ik dichteres gerdin linthorst stevig op haar kop. weg met die vreselijke bijvoeglijke naamwoorden – ze werken zo gezocht en maken je mooie gedicht kapot. ‘verjaarde rivieren’ – NEEN, ‘blozend geluk’ NEEN, ‘drijvende gedachtes’ NEEN. kijk brabantse meisjes daar heb je wat aan – dat zijn goede bijgevoegde meisjes aan een gedicht en aan die twee mooie laatste strofen daar heb je ook wat aan – toevallig daar zonder een bijvoeglijk naamwoord.
Naar jou
Dat wat je mag en toch niet mag waar de angst wordt opgegraven uit de geborchten van dit kort bestaan de hartstocht wacht op moediger dagen.
Dat wat je voelt niet denken kan zodat je vrij bent van ik vrij ben zonder wegen en woest onbarmhartig zal ik geven eerst dood en dan leven.
Vera van der Horst
–> we lezen een filosofisch traktaat bijna hier – de poëzie geschaard aan filosofische noties. met zware woorden en begrippen als dood en leven als hartstocht en angst. en tussen die geladenheid door poëtische kronkeligheden – de dichter op zoek naar een uitweg wellicht. maar dat mag ik nooit van vera zeggen – want de woorden én het ik personage mag je van haar niet en te nooit gelijk schakelen met de mens, de dichter achter de woorden. ik verschil met vera daarin van mening – niet met de mens zeg ik altijd maar maar wel met de dichter achter de woorden. (dichters zijn tenslotte geen mensen, het zijn beesten!)
onder het hemeldak
heb ik je geproefd wanneer de zon in haar stralen sliep
wij, jong ongeschoeid op boorden van bruggen, onder nissen van geluk
onze lippen met dezelfde stap hoe koud de avond was
de plannen werden stoerder bij aanvang van elke zin
het gefladder van een uil geheel onverwacht
en we bliezen op die nacht de sterren stuk
Erika De Stercke
–> nou ik vind het ‘gefladder van die uil’ ook ‘geheel onverwacht’ het gedicht invliegen maar des te leuker – beetje moeite met de taal heb ik wel in dit gedicht – dat zuidnederlandse – ‘op de nacht’ sterren stuk blazen – ik heb er minder mee – ‘boorden van bruggen’ – het zal aan mij liggen maar ze interesseren mij niet die boorden – en dat de zon in haar stralen slaapt – ik geloof er niets van. ze kan zo mooi schrijven onze erika maar deze week is het allemaal echt te gezocht.
Hautnah*
Ik kan niet zonder harnas van liefde om mij heen, alleen zo voel ik mij onbezwaard en vrij in doen en laten
als een vetleren jas, die je een half leven kunt dragen op de huid, zo zit je, een en al glans , gedragen genegenheid om door een ringetje te halen
tot de boorden begonnen te flodderen, de knopen zich verloren in gaten en ik met jou te voet naar de kringloop moest vol ongemak in het hart
nu ligt alles bloot en open een diepe snee hier, een kras daar hoe stervenskoud voelt het toch aan helemaal zonder jou
mein Schatz* (*dicht op de huid, mijn lief)
12-12-2020 Cartouche
–> ik dacht even dat danny christiaan een tekst had ingestuurd – mijn schatje mijn schatje komm hier – blijkt het cartouche te zijn. verval en ongemak vrij vlotjes – hier en gelukkig in het Nederlands nog net beschreven. deze dichter kan veel beter. ook als ie slecht/prozaïsch schrijft blijft cartouche een dichter – dat dan weer wel! en omdat hij zoveel zo ontzettend veel beter kan zeg ik – huiswerk opnieuw maken – morgen inleveren – anders 10 kantjes straf.
Een ochtend. Het is september en de zon valt vaalgeel de kamer in. De nazomer kriebelt door de gordijnen. Ik hoor je huilen. Draai me om. Je huilt harder nu. Ik luister naar stappen op de trap. Zoals ik al langer luister. Naar bewegingen die niet zichtbaar zijn. Voelbaar. Misschien. Luister naar de stilte door jouw huilen heen. Je huilen lijkt het huis te vullen met leegte. Ik voel naast me. Je vader. Die op zou staan. Ik voel hem niet. Een zucht. Een ademtocht.
De treden naar beneden. Waar ik hem vermoed. Lees de krant. Zucht. Zeg iets. Niets. Niets dan een briefje op tafel. Ik moet het nog steeds ergens hebben. Na al die jaren. Gescheiden van de geluksmomenten. Hij schrijft. Schuine letters in zwarte inkt. En soms, soms kan elke letter nietszeggend zijn kind. Het is een afscheid. Het is nog minder dan een afscheid. Zo vanzelfsprekend geschreven. Als een boodschappenbriefje. Geen nadenkende punten. Geen zwaar gedrukte krassen, geen doorhalingen op het papier. Niet meer dan de woorden ‘niet leuk meer’. Die woorden.
Nog kinderlijker dan jouw gehuil boven. De stilte. Niet leuk meer. En geen traan die het papier aanraakte. Geen gedachte. Geen twijfel in welke letter dan ook te zien. Hij gaat weg. Moet weg in onregelmatige krullen. Dat hij jou bij mij laat. Want dat ik een goede moeder ben. En waar hij gaat dat schrijft hij niet. Houten tafel en de beschuldigende zon die schijnt. Het hout warm. De vloer kraakt. Voetstappen die al gezet zijn. Niet gehoord. Ze klinken na. Koele handen die voelen. Ik strijk de woorden glad en loop naar boven. Jij bent stil als je me ziet. Steekt je armpjes uit. Samen staan we in de kamer. Zwijgend. Stil.
Een paar dagen daarna valt er een vliegtuig uit de lucht. Soms breken de dingen af. Kind. Zomaar om je heen.
Uit mijn rek pakte ik de luchtbuks. Ik had de zenuwen, liep de trap af en mevrouw Solo lachte me uit. Mijn zoon en een vriend toonden geveinsd ontzag. Op de keukentafel haalde ik het trekkerslot eraf, knikte de loop en deed er een kogeltje in. Tikte de veiligheid eraf en liep naar buiten. Aan mevrouw Solo vroeg ik bij te schijnen. Even later stonden we weer binnen. Eerder die avond zat ik in de tuin een boek te lezen onder mijn afdakje. Een tijdje geleden had mijn zoon een rat door de tuin zien lopen. Daarop had mevrouw Solo wat rattenklemmen in de tuin gezet. Eén daarvan stond tussen de palletbanken, waar ik op zat. Voor ik ging zitten om te lezen controleerde ik de val. Er zat een muis in.
Ze bewoog niet. Rustig ging ik mijn boek lezen. Toen ik even later een tweede keer keek, begon de muis ineens te spartelen. Ze was van de zijkant de val opgelopen, waardoor ze klem zat tussen de zijkant van de beugel, die haar nekje of ruggetje had moeten breken, als ze de val op de juiste wijze opgelopen was. Nu was ze slechts gedoemd om de nacht lijdend door te brengen en in de loop van de nacht een miserabele dood te sterven, ware het niet, dat ik toevallig de val nog even gecheckt had. Nu was het aan mij om te handelen. De conclusie was, dat de muis uit haar lijden verlost moest worden. Vermorzelen onder mijn laars of het kopje met een mes afsnijden dorst ik niet. Dus ik besloot de muis af te schieten.
Na de daad voelde ik me leeg. Ik had medelijden met de muis en het voelde niet goed, ook al was het rationeel gezien de beste keuze. Binnen had iedereen lol over het feit dat ik een muis een kopschot had gegeven. Mevrouw Solo vroeg me lachend nog om het bloed nog wilde opruimen. De jongens probeerde ik nog uit te leggen, dat je met respect om moet gaan met alle levende wezens. Maar die boodschap vond geen zichtbaar gehoor. Het voelt raar om een weerloos, warmbloedig dier, hoe klein ook, het leven te ontnemen. Van een wanhopig spartelend stukje leven naar slap en levenloos in een vingerknip. Ik liep naar boven en zette mijn buks weer terug in het rek, knielde, zei een gebed op en sloeg een kruis.
Een rattenklem is makkelijk, als hij doet wat je voor ogen hebt. Het is net zoiets als een landmijn of een vliegtuigbom. Maar stel je voor, dat je een raket afschiet, of een bom uit een vliegtuig gooit op een ziekenhuis, waar je ongedierte verwacht. En iemand gaat de volgende dag in de puinhopen kijken en je vind een stervend kind. Hoe zou dat dan voelen?
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
www.pomgedichten.nl heeft het exclusieve recht gekregen om 65 teksten van Miriam Al tweewekelijks op de woensdag te publiceren – dat gaan we doen! de teksten zijn door haar helaas overleden vriend Merik van der Torren nog net voor zijn dood uitgetypt en van een nummer voorzien én in een blauw mapje gedaan. vandaag tekst nummer 44 – dank je wel Merik – dank je wel Mirjam Al.
Een scherm voor iedereen en algoritmes voor allen nooit meer die verveling in de virtuele spiegeling in het voortdurende verspringen van steeds meer van het zelfde van een te veel aan alles
te veel vrienden zonder vriendschap te veel ‘ lovescammers ‘en ‘ ‘ brainhackers ‘ getriggerd met geswaip en geklik in verzinsels en bedrog verstrikt veel te veel en veel te snel te kort door de bocht van het éne naar het andere verdienmodel
in het diepste geheim hebben Kat en Pom over en weer 10 gedichten aan elkaar geschreven – nu de laatste woorden zijn gewiseld mag de buitenwereld weten – dank je wel Kat voor de mooie en hieronder afsluitende woorden – ik zeg tot EIJLDERS! zondag 21 september ga ik er een paar van de 10 doen. ik hoop jij ook – geniet hieronder 9 en 10 van KAT.
Ik vond het een fijne uitwisseling en mocht er in de toekomst een drijfveer ontstaan om dit te herhalen voel ik me welkom en ben jij ook van harte welkom. Voor nu is dit dan de finale!
9
In mijn agenda is geen plaats voor tijd en datum
de bladzijden zijn gescheurd dus geen herinnering
er zijn alleen de flarden die resteren van de toekomst
als ik iets te doen heb ben ik blij als ik niets te doen heb ben ik blij
ik tel niet de dagen ik tel de emoties
10
Het is de eerste dag van een nieuwe maand en nieuwe week gisteren nam ik afscheid van het oude
Vandaag ging de wekker en had ik er warempel zin in Ik benadrukte het belang van waardig afscheid nemen, liefst iets te lang, zodat je er genoeg van krijgt
Waarom kan ik niet tegen sleur? Waarom heb ik structuur nodig? Een vat vol tegenstrijdigheid, een kruitvat welteverstaan
Communicatie brengt verlichting Een blik, een glimlach en in dit geval veel taal Ik zal het missen maar heb waardig afscheid genomen