Reizen is bewegen en bewogen. worden zolang zo goed als kan is nog niet weten waar je slapen zal die avond en wat je nodig hebt het handzaam houvast onder handbereik is waar je nog voor stàat
als iedere stap er één te veel is iedere zijweg een vergezicht ieder vooruitzicht een vraag alle beslissingen die je neemt geen herinnering zullen achterlaten niemand ooit een zorg zal zijn
is het ongerichte verder zweven op de vleugels van het onverwachte het levenslange denken aan wie je nooit meer terug zal zien.
Buiten beweegt alles. Blauwe bagage treintjes. Fuel trucks. Catering cars. Een schaarlift. Transportband. De airco brult; de radio zingt. Na een klein uur vertraging catapult het vleugelding zich alsnog de lucht in. De wereld verstomt zodra je wordt losgerukt van moeder aarde. Het blijft een raar gevoel. Dat moment. Heel even. Weg. Eenmaal erboven schitteren de wolken witter dan wit. Alles anders. Destinación: Santander. Het is er Spaans. Vooral Spaans. Dat mag je niet zeggen hier want het is Cantabrië en dat is echt iets heel anders. Middeleeuws nauwe steegjes en een parkeergarage waar je kont niet keren kunt. Laat staan je waggie. Het appartement riekt naar kelder en boenwas. Dat is geweldig natuurlijk, dat Cantabrische, jammer alleen dat de bedden er maar een meter zestig zijn. En dan heb ik het niet over de breedte. Daar valt echter prima mee te leven, dat bed, want om de hoek struikel je keihard over duizend pintxo cantinas. Jammie! McDonald’s is er prijzig bij. Good food? Good life! Dormir met de kuiten over de rand dan maar. Geen punt. De nacht is vochtig warm. Buiten de stad is het ruiger. Woester. Hobbelige rotsen. Alsof de goden het landschap met liefdevol geweld als een stel priemende spijkertieten uit de poriën van de aardkorst hebben getrokken. Aan het strand surfers. Goud zand. Ik denk meteen aan Mexico. Maar dan anders. Het is mij hier toch te gecultiveerd; het mag best een tikkie schraler. Een tikkie of twee mag ook. De kustweg. Morgen. West all the way.
zo na een avondje amstelveen met harde rock klanken op een feestje zonder andré hazes muziek – hij was verboden – en gelukkig ook geen S10 gejammer&geklaag of andere overgangsellende&gejank van een wende of andere froukjes met al hun persoonlijke ditjes en datjes – nu dan weer de heerlijke en soms genadeloze stilte in van de poëzie. moeilijk thema – leg je geheimen maar eens op een site als pomgedichten op of voor het voetlicht. daar is moed voor nodig. echte dichters weten overal een eigen draai aan te geven – hun weg in te vinden – liegen zich er wel poëtisch doorheen zeggen sommigen – dank aan de dichters die instuurden!
frans terken pakt de ochtendkrant en leest van lieve mensen en van de ander voor wie hij geen ‘graftak’ zal bestellen. hahaha mooi woord graftak. in het programma ‘vandaag inside’ zouden ze al snel bij S10 over ‘dat graftakkenwijf’ spreken. de poëzie van Frans Terken blijft subtieler. we komen niet te weten voor wie frans niet eens een graftak bestelt.mooi gedaan –
ik zeg goud! je pakt een krantje en je weet van de mensheid en de mensen om je heen – Frans van harte!
wedstrijd gesloten
Frans Terken – Dat waarheid om te huilen is…
Cartouche – mijn verweer ligt verscholen in de kleren van een vrouw
Etwin Grootscholten – naar het zwarte strand
Anke Labrie – zo rauw
dichters leven altijd al op gespannen voet met de waarheid – het voertuig poëzie kent weliswaar de waarheid als brandstof maar de waarheid maakt het voertuig ook meteen onbestuurbaar – poëzie kent eigen wegen – soms en soms vaak ook geheime wegen. neem ons mee asjeblieft – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
ach ja je hebt van die dagen dat de poëzie je overvalt bij je binnenvalt – een ongenode gast
ik heb jou niks te zeggen – zeg je ik wil alleen maar mooie muziek en mijn gevoel om te huilen
dan wil ik denken aan wie aan mij voorbij ging en wil ik ze mooier dan mooi
ik wou dat ik schilderen kon met witte bloemen vergezichten en roze decolletés
weet je dat je in een gedicht nooit het woord huilen mag gebruiken
dat zeiden ze tegen mij toen ik begon met dichten maar soms moet ik echt huilen dacht ik – weet ik nu
pom wolff
Mooi thema deze keer: geheim leven de staat waarheid en recht van spreken. Daarbij is Leonard Cohen de juiste man, ook hier op zijn plaats en inspiratiebron. De waarheid liegen of niet, dat is en blijft de vraag
Een dichter moet dood
Nu is het stil in de zaal van het gerecht, maar wie bekent, wie is oprecht Is het waar van jouw verraad? Het antwoord is ja. Dan lees me de lijst van mijn misdaden voor Ik zal vragen om de genade, die jullie zo graag neerdalen laten En alle vrouwen worden nat en de rechter kannie anders dattie Een dichter moet plat voor de leugen in zijn stem
En ik dank jullie voor het doen van je plicht, Jullie pachters van waarheid, bewaarders van pracht Jullie visie is juist, de mijne fout, Pardon voor het bevuilen van de lucht met mijn woord
O, de nacht een en al mist, mijn verweer ligt verscholen in de kleren van een vrouw, die ik graag vergaf In het gekrinkel van haar zijde, in de spil van haar dijen Waar ik te bedel moet onder de dekmantel van schoonheid. O goedenacht, goedenacht, mijn nacht na nacht mijn nacht na nacht, na nacht na nacht, na nacht na nacht
Ik ben zo bang dat ik naar jullie luister Je gezonnebrilde beschermers die doen dat met je Het is hun manier van gevangen houden, hun wijze van te schande maken hun knie in je ballen, hun vuist in je gezicht. Ja lang leve de staat, om het even door wie gemaakt meneer, ik heb niets gezien, ik kwam alleen laat thuis
23-09-23 / Cartouche New Skin For The Old Ceremony ℗ 1974 A Singer Must Die · Leonard Cohen Sony Music Entertainment
https://www.youtube.com/watch?v=u4B6kiillRw https://www.youtube.com/watch?v=j072ve1E5EU (in deze latere versie is door hem nog een mooie ‘grafstrofe’ toegevoegd)
waar Cartouche de inspiratie ook vandaan haalde – een song van leonard mogen we begrijpen – het levert prozaïsche poëzie op – op de ultieme poëziestrofe na waarin het geheim verscholen ligt – en de dichter naast haar – de derde strofe – een mooie om graag te herlezen en mee te wiegen –
O, de nacht een en al mist, mijn verweer ligt verscholen in de kleren van een vrouw, die ik graag vergaf In het gekrinkel van haar zijde, in de spil van haar dijen Waar ik te bedel moet onder de dekmantel van schoonheid. O goedenacht, goedenacht, mijn nacht na nacht mijn nacht na nacht, na nacht na nacht, na nacht na nacht
voor wat betreft het gevraagde thema – my secret life – zouden deze regels al genoeg kunnen zijn. dichter vergeeft het de vrouw in kwestie – hahaha – de omgekeerde wereld fijn getroffen. het zijn die vrouwen ook altijd die verantwoordelijkheid dragen tenslotte voor de geheimen die de mannen met zich mee moeten dragen in en bij hun geheime liefdes.
de auto rijdt naar het zwarte strand waar ik nooit ben geweest
er ligt een monster er gaat geen geigerteller tikken ik neem het mee
en ja hoor het was zo het bleek geen lava en ik was niet actief
Etwin Grootscholten
waar dichter grootscholten mee bezig is in dit weekend – hij is ondoorgrondelijk. in de eerste strofe lijkt de dichter op weg naar een geheime afspraak – maar de date valt behoorlijk tegen mogen we wel constateren na lezing van de tweede strofe hahaha – terug dan maar weer de auto in op weg naar huis – de derde strofe – het was wat het was – niet veel soeps – of de auto op benzine reed of elektrisch werd aangedreven blijft hier geheim. en hoe monsterlijk het monster ook. zo zie je maar weer van elk gedicht van die grootscholten is wel wat te maken.
Ha Pom, Hopelijk sluit het aan op het thema; in een ‘eigen lied’ zitten meestal genoeg geheimen merk ik vaak.
verdriet
hoe in het begin als het door begint te dringen zo rauw nog nooit
niet weten of de tijd wel heelt soms onverwacht dat lied aan het einde van een film
zo rauw niet meer als toen
op den duur de woorden vinden voor een eigen lied
anke labrie (23-09-2023)
dichter Labrie buigt het thema om en we lezen in heel weinig woorden een proces van verwerking – het is alsof zij het leven na het verlies en de beetjes geluk die weer gevonden zijn nog niet durft te verwoorden. voorlopig zingt de dichter zachtjes en voor zichzelf het nieuwe lied – een lied met nieuwe woorden.
in ’t maken van wat lelijk was weer mooi: de zwartberoete pannen,…
De reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ werd, al experimenterend, door Millay gemaakt, en, tja, grossiert in prachtig leedwezen. Het heeft me vrij veel werk en tijd gekost om de ruwe omzettingen, die je website sierden, te schaven en politoeren naar contemporaine(r) werkjes, later dan 1975 wordt ’t niet denk ik—zelfs van een telefoon wordt in de reeks geen gewag gemaakt, wel van grutters die maar ‘bezorgers’ zijn geworden e.d.—maar ach, Millay stierf zelf al 25 jaar daarvoor, en deze reeks bleef onafgerond(?). Het líjkt echter grotendeels gaaf, en behelst het ziekbed-en-sterven van een man, bezien door de bril van zijn vervreemde wederhelft, die terugkeert naar hem als hij ziek is (ondanks het feit, dat zij niet van hem houdt, wat dat dan ook precies moge zijn—hier verwijs ik graag naar het andere werk van Millay) en hem verzorgt tot het eind. Ik stuur je de eerste negen, van de zeventien, oorspronkelijke sonnetten en hun schaduwrijke fluisterstem in het Nederlands toe. Geniet, of niet! Liefs! D.
VII.
Ze kende één manier de geest te doven, verlossing van verzorging als emplooi; er lag decente redding, als van boven, in ’t maken van wat lelijk was weer mooi: de zwartberoete pannen, die steeds weer zo lang boven het vuur hadden gebrand; kranen en kandelaars, zo vies-verweerd dat je ze op blijft wrijven; chic als kant laat je papieren placemats tafels kleden (nieuw plastic kleed eronder voor ’t rotte), ’t fornuis tot blinkens poetsen, en ten slotte, wanneer de nacht valt, pijnlijk rug en leden en nieuw de keuken, stralend als een weide, een annonce, te mooi om een diner in te bereiden.
One way there was of muting in the mind A little while the ever-clamorous care; And there was rapture, of a decent kind, In making mean and ugly objects fair: Soft-sooted kettle bottoms, that had been Time after time set in above the fire, Faucets, and candlesticks, corroded green, To mine again from quarry; to attire The shelves in paper petticoats, and tack New oilcloth in the ringed-and-rotten’s place, Polish the stove till you could see your face, And after nightfall rear an aching back In a changed kitchen, bright as a new pin, An advertisement, far too fine to cook a supper in.
Steeds meer streven we naar en leven in een wereld, waar slechte dingen tot het verleden behoren. We halen de standbeelden van abominaties uit het verleden neer. Herschrijven boeken tot braaftaal en verwijderen ongewenste elementen uit onze beleving. Het enige dat overblijft is het goede. Een brave nieuwe wereld. Een plek waar je kinderen veilig buiten kunnen spelen en opgroeien. Waar vrede de norm is en consent de toestemming voor de liefde. Een wereld, waar we allemaal ‘ja’ op kunnen zeggen. Het is wat het dichtst bij het paradijs komt.
Je merkt in de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, dat er nog nooit zo’n motivatie voor het goede is geweest als nu. Deugdzaamheid is weer hip. Gehoorzamen aan de regels is weer bewonderenswaardig. Daar tegenover staan de tegenstemmen, die steeds meer gemarginaliseerd worden, ook al zijn ze met nog zo velen. Je sluit gewoon geen snelweg af! Dat doe je gewoon niet! Weet je wel hoeveel mensen daar last van hebben in hun klein leed? Liever staan we in de file en aan de benzinepomp onze tijd en belastingcenten in te leveren. Daarvan zal niemand zeggen dat het slecht is.
Het slechte wordt verondersteld ook gewoon zichtbaar te zijn, net als het goede. Je hebt toch niets te verbergen? We streven toch allemaal transparantie na? Dus als je alleen goede dingen ziet, dan zijn er geen slechte meer. Er zal ook geen strijd meer zijn. Geen streven naar een balans tussen goed en kwaad. Want alles moet goed zijn. En dat is uiteraard het mooie. Er is geen plek, waar het kwade zich beter verstopt, dan in het goede. Het is de welbekende wolf in schaapskleren. De tweezak, de Janus. Maar ook dat is iets, dat we liever ontkennen
Schurken zijn personages uit sprookjes en films. Ze kunnen niet in het echt. Daarvoor zijn ze te onbegrijpelijk.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
Er is een slopende ziekte bij je vastgesteld. Je hebt niet lang meer te leven. Van binnenuit wordt je lichaam verteerd door kwaadaardige cellen. De pijn is zo hevig, dat alleen morfine nog soelaas biedt. Je organen verliezen hun werking en je hoest bloed op. Er wordt een besluit genomen. Het einde wordt ingeleid en je sluit je ogen voor de laatste keer.
Aan je bed zitten mensen, die bij leven van je gehouden hebben. Het zijn de laatste uren van je doodsstrijd. Niemand weet wat er in je om gaat. Of er nog wat in je om gaat. Ze kijken naar je. Ze luisteren naar je stokkende ademhaling. Ze denken hulpeloze gedachten. Wachtend op die finale doodsrochel.
Uit ervaring kan ik meedelen dat er voor de toeschouwer niets romantisch aan is. Niets heroïsch. In een ziekenhuisbed, gekluisterd aan slangen, wegkwijnen terwijl de monitor steeds minder piept. Toch is het dagelijkse kost. Honderdvijfentwintig keer per dag gemiddeld in Nederland. In meer of mindere mate zoals zojuist door mij geschetst. Dat is dagelijks vergelijkbaar met wat COVID-19 veroorzaakte tijdens de piek in april 2020. Maar dan elke dag. Elke week. Elke maand. Elk jaar. We zijn er aan gewend geraakt. Zo zijn er ook nog hart en vaatziekten. Die eisen dagelijks rond de honderd doden.
De situatie die ik beschreven heb, beschrijf ik niet graag. Maar ik voel me genoopt het toch te doen, als ik in de krant weer een tweetal artikelen zie over ‘onnodige, onschuldige slachtoffers van het virus, die de strijd verloren hebben’. Artikelen met een verwijtende toon, die lijken te insinueren, dat het niet zo had hoeven zijn. Gebracht als journalistiek worden de casussen beschreven, waarin oude mensen sterven aan ‘het coronavirus’. Wat vooral te lezen valt is hoe erg het allemaal is. Dit nooit meer! Als ging het over een door de mens veroorzaakte oorlog of rampspoed. Met als adagium tussen de regels: ‘U allen zijd verantwoordelijk.’
Het valt op dat ik diverse mensen spreek, die allen dezelfde ‘huil’- of ‘horror’-verhalen uit de media aanhalen. Deze verhalen ook te vuur en te zwaard verdedigen. Het lijken wel of ze er martelaren van willen maken. Religieuze iconen, die ons bijstaan in ons geloof aan de heilige regels van het RIVM en het Outbreak Management Team. De stralenkrans met doornenkroon rond het hoofd van minister De Jonge wordt per dag zichtbaarder. Er wordt geappelleerd aan de kudde. Democratie naar christelijke traditie. En terwijl in de marge van de samenleving standbeelden worden neergehaald, steeds meer historie verdwijnt, elke tegenstem wordt verketterd, sterft de laatste generatie die nog onvrijheid heeft meegemaakt en wordt een heilige schrift herschreven. Een leidraad met een nieuwe religie en nieuwe parabels. De tien geboden worden grondig geglobaliseerd. Een nieuwe overtuiging die zich niet alleen schraagt op zijn leefregels, maar ook op een juridische basis, nietsontziende controlemechanismen, verstikkende sanctionering en een hersenloos handhavingsapparaat.
Nu u een kijkje in de nieuwe afgrond hebt mogen nemen, geven zij u de hemel. Of kiest u toch zo nodig zelf voor de hel? Met een voet al tussen de deur wordt u aangestaard. U voelt de schuld wegen op uw schouders en buigt het hoofd.
Ik kan als het eropaan komt Sartre niet vaak genoeg aanhalen: ‘De hel, dat zijn de anderen.’
VON SOLO/ 25 juni 2020 DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
Hoi Pom, Een activiteit van Betty in de late uurtjes, groet, Merik.
In Bar Baut
Dat bij de borrel van de Groen-Links-deelraadfractie of die van de Faculteit Politicologie van de Universiteit van Amsterdam Betty naast de stoel van de voorzitter van het gebeuren een vergeten patatje bespeurt en opsmikkelt,
“Geloof maar niet dat het nog uitmaakt,” pruttelt een doffe meisjesstem uit een prachtlijf dat gehuld is in iets wat je geloof ik een mannelijke jurk zou kunnen noemen. “Stemmen.” Het standpunt meteen helder: “We gaan naar de klote.” Met hoofdletters. Hoe dan ook. Niemand! Over links of over rechts. Goede bedoelingen. Kamerclowns. SOS. De koers is gezet. Paniek. Waterval. Volgens.
Nou kom ik in de nachttrein wel vaker ondergewaardeerde psychoten of andere onbestemde profeten tegen, maar deze helderziende raakt een heikel punt. “Het politieke bestel staat bol van uitgesmeerde macht. Wie waarover gaat is volstrekt troebel. Een beetje zoals destijds met die rommelhypotheken, weet u nog?” De jurk beweegt, de lippen strak. “Ik weet dat je van haar houdt. But no worries! Eva redt zich wel.” What the fuck? Eva? Liefde? Dat is een mondvol. Overrompeld door dit statement vraag ik wat Eva in godsnaam met politiek te maken heeft en haar er voortaan buiten te laten. Een vrolijke schaterlach klatert van de zachtroze lippen. “Tout. Et rien.”
Keynes. Marx. Nietzsche. Hawking. Bohr. Einstein. De hele mik komt in een razende lawine voorbij. Godsdiensten erna. Woordenbrei. Pffff. Dan suist de deur open: Station Leiden. Salvation. Ik heb trek in een kroket. Goulash of saté. Hapklaar uit de muur. Pinnen. Hoge hakken klikken voorbij. “Smakelijk!” schatert de jurk. “Alleen een walvis kan het tij nog keren.” Het is de piep in mijn oren. Dat doffe.