
Ach, vertel me eens, vertel me hoe het kan dat vrouwen zo anders lijken, zo anders dan mannen als het om de liefde gaat. Is het omdat vrouwen baren? Omdat ze dragen, wat gedragen moet worden. Omdat ze weten van de glimmende tegels, de handen in onschuld, het bloed en de geur van ijzer. Die geur. Die nooit meer verdwijnt. Licht zoet. Parelend. Zo rood als de aarde. De zware aarde die van de eeuwen weet. Daar waar briefjes op de koffieautomaat worden geplakt. Waar je naar kijkt omdat er niets anders om naar te kijken is, omdat je verdwijnt als je iets van je zelf bewaren wilt. Het briefje met ‘defect’ terwijl je denkt dat daarmee alles gezegd is, en misschien is dat ook wel zo.
Is het daarom dat vrouwen buigen zonder barsten? Dat ze meebewegen, omdat ze weten van de onvoorwaardelijkheid. Weten van de onvermijdelijkheid van het liefhebben. Weten van de schoonheid die alleen maar bestaat in de wetenschap van de geur van ijzer. Die geur die niet verdwijnt. Die geur die van het leven is.
Ja. Daar. Waar mannen, -en vergeef me, vergeef me-, er valt niets te generaliseren, ik weet het, laat het me zien, schrijf het me, daar waar mannen zo ongenadig de liefde achter zich kunnen laten. Rammelen aan het voetstuk. Het ijzer breken. Tot het brokkelt zonder buigen.
YAYA










