Opeens ben jij vervlogen zo maar opeens ben jij stof
Ik riep het is te snel doe het over ik geef je een trage tijdlijn dan ga jij langzaam genieten van het noorderlicht warme armen een zacht hart en troost je diepe stem in je lied van verlangen
Ik riep ik wil dat je terugkomt we zettende klok stil net voor dat moment maar met één windvlaag waaide je weg
Ik zie je jij dwarrelt overal en nergens neer jij bent alles en niets in een ademtocht tot stof
Ⓒ Seraphina Hassels.
Seraphina de nieuwe dichter/columniste op de vrijdag op deze site
Jouw ogen donker schoon als ik oude schrijfsels doorploeg, flarden Schippers’ fotozaken in een eeuw oud Amsterdam,
Beste vriend,
Dat kun je zo hebben. Ik ben in een sentimentele bui. Wandelen door d’ oude stad met muziek van Jetrho Tull (Retro Kull) in de spotify-oortjes en de nieuw-stokoude zonnebril op de neus, zeg maar nose-talgia (verse multifocale glazen), alles over en van de dichter Hans Andreus herlezen hebbend – mijn scriptieonderwerp was ‘De sonnetten van de kleine waanzin’ – en op m’n oudere dag pijnlijk constateren dat het opgeteld wel een zich zeurend repeterende zeikerd was met dat licht en tweelingsydroom van ‘m – en dan ook nog voelen dat er eindelijk nieuwe pohesie aan zal komen.
Door al dat sentimentele kan ik nu de neiging niet onderdrukken je gewoon een gedicht te sturen voor evt. publicatie. Een gedicht voor mijn leuke buurvrouw Fetin (Fay voor intimi), die net terug is van vakantie en het binnenkort te lezen (en voorgelezen) krijgt (naast drie andere verzen) als we weer ’s gezellig gaan lunchen saem. Het is twee jaar oud, geschreven op een foto, die ik ook zal meezenden.
Ik vind het sowieso belangrijk om me weer eens op je site te melden, want het is erg lang geleden. Dat ze weer weten wie ik ben. Tot gauw en groet je liefsten, Arie
Haar posen tijdens mijn digitalisering van dagboeken voor Fetin
Jouw ogen donker schoon als ik oude schrijfsels doorploeg, flarden Schippers’ fotozaken in een eeuw oud Amsterdam, scheef, frontaal, binnen, buiten, van een afstand, omkruld, halveren mijn geleefde tijd zowat in een zucht om verloren dagen, maar dat het nog steeds ochtendfris vandaag is.
Je echoot gemeenschap van pijn & hartstocht in de wachtrij om bevrijd uit de ketenen weer te weten waarvoor je kwam, waarvoor ik kwam (de spiegel liegt). Zoveel verlummeld in gedragingen die je/ik meende voorgeschreven te weten.
Jij op een parkbank in de buurt boodschappen verzendend. Mary Pickford speelt zich ongezien – waar is de camera? – dat de aardse almacht jeuk voelt. Je herschikt de baren van je costahaar. Het gaatje in je hoofd bewaart misschien wat we omspraken, die middag vol zon – denk het niet
maar leven deden de doorschenen woorden en moeder, zo jonge moeder, zo door moeten gaan, zo weinig hier te beleven – ik zag je in Monção vele jaren terug. Je schoof de geloken blik open. We smolten in verloren herinnering.
onze beste brave VON SOLO – onze jeff koons van de lage landen – neemt na meer dan 10 intensieve jaren pomgedichten op de donderdag een maandje welverdiende vakantie. mogelijk is het niet pomgedichten maar is het privéleven van dichter VON SOLO aanleiding tot deze vakantie – we gunnen het hem graag – een maand augustus zonder VON SOLO – we zoeken een oplossing – deze week neemt webmaster de honneurs waar – ik schreef vier gedichten van de week – LIEFDE IS NOOIT WEG – VIER DE LIEFDE – roep ik altijd maar.
op tijd
het is nu de tijd om gedichten te schrijven er staan grote dingen te gebeuren of ze zijn al gebeurd
er gaan mensen dood gewone mensen en mensen met gedichten in overlijdensadvertenties
heel soms hebben ze die gedichten zelf geschreven dan lees je wat ze hadden willen zeggen
of je leest ik had je nog zoveel willen zeggen en dan denk ik altijd aan jou
pom wolff
————————
hand
dat ik je dacht vandaag niet waar je liep was of vertoefde
bloesem was je ik stond even stil genoot van je kleuren
je geur kortom van jou mijn bloesem in het vondelpark
en het leven dat we niet in de hand hebben
pom wolff
—————————–
en zo besta je je bestaat ik weet het
vanavond word je een gedicht
vannacht in een duizend woorden meer tot de vroege trage mooie ochtend
grote dichters gebruiken kleine woorden
ik het kleinste: besta
besta voor mij
besta zoals je wil
pom wolff
————————
en passant
wellicht noem je me en passant nog een keer in een opsomming of een herinnering weet je nog die
een zanger zou een mooi liedje van je maken om je levenslang te kunnen zingen
ik heb alleen mijn kamer een stille pen en leeg papier mooi ben je te mooi voor een gedicht
Er is een hard gelag in de kamer hiernaast, een lege stoel, gemompel in de gangkast, het laatste kostuum. Als sneeuwvlokken zijn de geintjes, het weeklagen in bad bij het waarnemen van het verval in het oude lichaam. Er is een homerisch gelach in de kamer hiernaast, onverdraaglijk is het, ik zet de radio aan en hoor het fluweel van Maria Joao Pirez. Zij speelt Schubert, de klanken overstemmen zelfs het hard gelag in de kamer hiernaast.
als gevangen in een bed vol blauwe plekken wat ik ook doe het blijft beurs tegen beter weten in hoop ik mijn lichaam voor de gek te houden door te doen alsof ik slaap maar nee terwijl ik daar zo lig denk ik aan de slakken die mijn tuin kaalvreten de ruzie met de buren mijn ongebruikte opgedroogde kut
zoals ik ben ik vaak voor het verzachten van wat herinneringen
Blijf gewoon
Ik blijf thuis, in mijn levende geest -terwijl de wind alleen maar in mijn beide oren fluistert- vandaag kom ik niet meer maar vrees niet denk gewoon aan mensen die bij jou horen zoals ze vroeger waren voor jou
Ze vertellen je over het weer en meer over regen en kwelling
Misschien vertellen de zon en de maan over liefde, of over de eelt op de ziel en kinderen die van ver weg bellen
Je zult me vandaag niet horen Ik word elders verwacht op erevelden waar stilte door mij wordt gevuld
En steun een eenzame wandelaar zoals ik ben ik vaak voor het verzachten van wat herinneringen
Hij tolereert geen geruchtenwoorden alleen als ze hem bereiken vanaf de zee
Julius Dreyfsandt Zu Schlamm
op zo een maandag dag onverwacht prachtige bijna parlando campert – achtige poëzie van Julius. dit is nou poëzie waar je geen vinger achter kunt krijgen terwijl alle woorden helder als kristal zijn. de woorden van de dichter trekken je mee in een droomwereld waaruit het liever niet ontwaken is. het is drijven op schoonheid en dat is het.
Wij van hier willen Yvonne Koenderman van harte bedanken voor haar bijdragen op de vrijdagen op pomgedichten punt nl – ik mag wel zeggen haar bijdragen de afgelopen jaren – een bijzonder mens – we waren getuige van de verslagen hoe zij haar ziekte te lijf ging – we kregen mooie sfeertekeningen te lezen en prachtige gedichten onder ogen. Yvonne blijft natuurlijk altijd welkom op de pom. zoveel levenslust kunnen we echt niet missen. en wat zijn wij verheugd om SERAPHINA HASSELS te mogen verwelkomen op de vrijdag – hier op deze poëziesite der sites. we maakten afgelopen zondag al kennis met een van haar gedichten – zie nogmaals hieronder – vanaf vrijdag meer moois: welkom SERAPHINA!
Vertrek,
maart, 2022, treinstation, Lviv, Ukraine
Uitgestrekte handen raken het koude glas daar waar aan de andere kant peuterhandjes de zijne raken als ware het een onschuldig kiekeboe spel achter melkwit waas het gezichtje nu al een vaag verdwijnende schim in zijn geheugen geëtst haar stille glimlach plots eeuwenoud, de blik op zijn handen gericht, houdt leven in balans zij tillen elkaar op deze kleine eenheid van hoop tegen de wanhoop.
Strepen en striemen als van een wilde nacht. Ja, het kreng nam me bont en blauw te pakken. Het was een week voor de snoeischaar, de schop en het houweel. Et la tronçonneuse. Naturellement. Door mij geliefd om de rauwe kracht van haar ketting. Zagen maar. Het obstakel? Een verwilderd struikenbos dat in de herfst van die donkerblauwe harde bessen draagt. Zuur als citroenen totdat de nachtvorst de smaak ietwat verzacht zodat ze nog enigszins te pruimen zijn. Die bessen. Sleedoorn. Lijkt op meidoorn. Een boomstruik die zich als de konijnen via haar wortels voortplant. Woekerend onkruid kortom. Stammetjes alom. Krom als bananen. Tropisch hard en taai als een boze droom. Met doornen scherp als draadnagels. Hoog bovenop een wuivende kroon van witte bloesem. Eerst knippen. De takken. Dan zagen. De stammen. Dan hakken en graven. De stronken. Trekken. Duwen. Stinken. Buigen tot het breekt. Knippen die wortels. Sjorren. Heen en weer. Op en neer. Totdat je uit je adem barst. Het zweet je in de ogen brandt. En keer op keer de dekselse bende wegslepen tot voorbij de beek. Daar ligt nu opnieuw een takkenberg. Het brandhout in de schuur. De stekels? Die zweren er wel uit. Straks is het de beurt aan dat roestig oude hekwerk dat al sinds jaar en dag schots en scheef in z´n scharnieren bengelt. Ooit bedoeld om de ganzen te bedwingen. Lang geleden waterpas afgehangen aan dikke stalen bielzen die dik een meter de grond in steken. Minstens. Gestort in grof beton. Die palen. Het hek gaat eraan. Hoe dan ook. Rauzen met die hap. De palen eruit. Hoera! Rondjes rennen om het huis.
ik zie het jaartal 1953 de laatste tijd net te vaak verschijnen in overlijdensadvertenties
god heeft gesproken: én laten we vooral de dichter wolluf niet vergeten die is ook van het rampjaar 53
sinds hij op aarde is aangespoeld is het daar één goddeloze bende sinds hij gedichten schrijft zaait meneer frictie en verderf
het is nu wel welletjes geweest met die wolluf zo sprak de heer zachtmoedig: kerosine is hij en tot kerosine zal hij wederkeren ‘dan maar liever de lucht in’ met meneer