Dat de merels fluiten in de wilgentoppen aria’s van vergeten componisten en honingbijen zoemen en nectar zuigen uit vingerhoedskruid, natuur en jij, lieve hond, kon het daar bij blijven, maar met hun klauwen grijpen katers de zieke en vangen spinnen in hun web de honingbij
en het lief-toedeloetje-wil-je-een-snoepje blijkt een wolf die lammeren openrijt. Zo bezien is het zo gek nog niet die moorden eindje verder weg die oorlog en ik zingend: vrede, vrede, vrede !
Ik weet nog dat er kinderen trapten tegen een leeg conservenblik en er mensen liepen in mijn straat die alles konden zeggen tegen iedereen op elk moment
‘k weet ook nog hoe dat is verdwenen in items die issues werden in die droom van derden auto ’s in het vak fietsen in het gelid geen verveloosheid, geen vuiltje te bekennen alles schoon en heel recht en leeg
Opstootje. Parkeerterrein. Want ook daar kun je botsen. Hier bij de super. Nou ja, botsen is een groot woord. Grietje kreeg een bumper kiss. Niets te zien. Geen deukje. Geen buts of krasje. Geen putje zelfs. Geen schrammetje. Ik zie niks. Nou ja, met een vergrootglas misschien. Daar! Kijk. Jawel. Lig er niet wakker van. Grietje al helemaal niet. She´s not perfect. No need. Kan tegen een stootje. Wie es sich für ein Volkswagen gehört. She´s free. Vivant. In de dood mag alles misschien volmaakt voltooid zijn, maar in het hier en nu mag je best zien dat iets geleefd heeft. Leeft. Imperfections. Secrets de la beauté.
Het mag dan wel geen naam hebben, die kus, maar het meisje, een ontluikende vrouw van ergens achter in de twintig, is compleet in shock. Haar zwartgerande ogen betuigen spijt, pijn en verdriet tegelijk. Haar kompaan? Hij heeft zich in haar vastgebeten. Ze komt niet eens aan het woord en steekt gelaten nog maar eens een peuk op. De handen trillend. She knows the drill. Hij is zo iemand die maar al te graag als vermeend slachtoffer wegkruipt en haar ondertussen met zogenaamde argumenten gevangen houdt. Merde! Een kras. Door haar. Zijn bumper! Metallic. Zijn auto. Zijn Audi. Zijn ego! Stom wijf.
Haar vader? Stiefbroer? Heimelijke lief misschien? Dunno. Doet er ook niet toe. Hij is zo iemand die nooit verkeerd zit. Alles beter weet. Niet beweegt. Blame? Het is altijd een ander. Omstandigheden. Zo iemand is ´ie. Een zelfbenoemde pechvogel: beroofd van al zijn kansen. Blind voor eigen onvermogen. Doof voor eigen kracht. Dolend in wrok. Vergiftigd door afgunst. Ver weg van het leven. Ik zat toch niet achter het stuur? Gebaart ´ie. Ik kon er niets aan doen. Toch? Compleet verontwaardigd. Duh. Hopeloos. Dus?
¨Pas de problème.¨ Zeg ik, nog maar eens naar Grietje wijzend. ¨Maak je niet zo druk.¨ Heb ik al tien keer geroepen. Maar meneer, een hippe vijftiger met zo´n dikke goudgerande bril die gangster rappers dragen, zoals dat hoort op TikTok, blijft maar tekeer gaan. Nina dit. Nina dat. Zij reed! Het rund. Hij zat er naast. Deed niks. Niks verkeerds in ieder geval. ¨Elle ne peut rien faire de bien.¨ Weet ik veel wat ´ie d´r allemaal voor verwijten naar het hoofd slingert. Ik hoor alleen maar dat ze Nina heet. En ik zie dat zij hem adoreert. Hem helpen wil. Omdat ze hem liefheeft. En het is obvious dat hij haar nodig heeft. Maar haar desondanks niet eens ziet staan. En haar daarom maar onder de duim houdt.
Sneue macho. Gozer! Get a life. Het is een kras van niks. Als het al een krasje is. Ik zie niks. Het is. Niets. Hou op. Het is een auto. Okee, zijn Audi. So? En ondertussen naar mij de toffe bink uithangen? Kerels onder elkaar. Blah. Blah. Het meisje barst in tranen uit. ¨Je suis vraiment désolé,¨ snikkend. Haar rosse haar vat vlam in de ochtendzon. Mijn Frans is beperkt en staat een zinvol gesprek in de weg. Ik zou haar willen zeggen dat het me niks uitmaakt. Allemaal. Niks. Helemaal. Niks. En dat die betweterige huilebalk maar eens lekker moest oprotten in z´n glimmend gepoetste ego booster inclusief turbo, elektrisch vouwdak, knalrode sportstoelen met donkergrijze zitting en metallic voorbumper met onzichtbare kras. En daarna vraag ik haar op de koffie in het café om de hoek. Om even tot zichzelf te kunnen komen. Kortom, de hoogste tijd voor een cursus Frans.
vanwege de hitte deze week geen zondagochtendwedstrijd op uw pom. hieronder een tekst over de toestand in de wereld – over ons landje ook natuurlijk. als u buiten wedstrijdverband om ook met enig poëtisch commentaar ons landje wenst op te frissen dan graag hier en hieronder – of ‘de crisis structuur nu in werking is gezet’ of niet.
gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
foto: Ben Kleyn
Benschop: ‘er zullen mensen zijn deze zomer die niet kunnen vliegen en we weten niet hoeveel mensen dat zijn’- tsja lullo: er zullen mensen zijn die augustus niet halen al weten we niet hoeveel mensen dat zijn er zullen mensen zijn met doodsangst in schuilkelders en we weten nog steeds niet hoeveel
tandelozen met een onleefbaar aow studenten zonder compensatie toeslagenslachtoffers bij de vleet duizenden huizen met scheuren miljoenen zonder gas maar hoeveel miljoenen – nee – dat weten we niet én dichters met corona – ja – aan de lopende band
PETER POSTHUMUS – ALLEEN DE WOORDEN – een recensie
‘Alleen de woorden’ is de nieuwe – volgens mij tweede dichtbundel van PETER POSTHUMUS. Uitgegeven in een oplage van 200 door Frea-k-reation Entertainment – Amsterdam onder de bevlogen artistieke leiding en lay-out van MC Alfredex. Een parel.
Je kunt ook zeggen het snoepje van de week. Foto van Ruth Hoeck op de achterflap met daarbij het korte levensloopverhaal van de dichter Peter Posthumus. Ja zo willen we allemaal wel uitgegeven worden. ‘Alleen de woorden’ is een handzaam boekje met om en nabij 40 gedichten.
Ik weet niet of ik de meest aangewezen recensent ben voor deze bundel poëzie omdat u mij onmiddellijk zou kunnen betichten van – van alles en nog wat. Peter schrijft al enige jaren voor mijn site, om de week tegenwoordig plaatst hij een gedicht op pomgedichten punt nl.
Ik weet nog wel waarom ik hem vroeg voor pomgedichten te komen schrijven. ik was bij een optreden van hem – en dat hele specifieke eigen geluid – een soort realisme in min of meer maar altijd de lezer/toehoorder innemende romantische poëzietaal verpakt – maakte van elke gedicht een kadootje – toen voor deze toeschouwer.
het is steeds weer goed – de poëzie van Peter Posthumus. kale taal maar net niet te kaal. klare taal maar niet te klaar. soms iets van lichte woede maar met genoeg open verbazing. soms een licht moralistisch accent – en ik ben echt allergisch voor moralisme in de poëzie – echter nooit een teveel aan moralisme bij Peter Posthumus.
Wat biedt de bundel de lezer wel? ik ben zo vrij om van één pagina van één gedicht een foto te maken – van het gedicht dat ik geschreven had willen hebben – ik kan wel stukkies poëzie citeren maar wie zo kan schrijven als hieronder behoeft geen recensent die himmelhoch-jauchzend her en der een regeltje citeert – oordeel zelf lieve lezer met welk kaliber dichterschap wij hier te maken hebben:
de bundel biedt veel meer dan dit ene nu al klassieke gedicht van deze dichter. we lopen als het ware een eindje – zeg maar een leven lang – met de dichter mee – lijkt het wel – een dichter die zich over alles en nog wat verwondert. over ongebaande paden, over de leegte en de krankzinnigheid van de chaos zonder woorden, over de laatste wouden én over – en daar komt dan ook het zo specifieke en romantische geluid van dichter Posthumus de concertzaal van de poëzie in gezongen: ‘over het licht waaruit de zon voorgoed is verdwenen’ – een waarneming naast het graf van zijn moeder.
we lezen waarnemingen uit zijn jeugd, over waar hij opgroeide – waarnemingen en over hoe inmiddels ‘in doelgerichte dwangmatigheid de logica is doorgeschoten‘ – karakteriseer de wereld van Nederland van vandaag maar eens korter en doeltreffender.
‘Je zou nog eenmaal
aan die slootrand willen zitten
toen het altijd zomer was…’
schrijft de dichter en voegt er in posthumustaal aan toe: ‘totdat de sterren vallen – verdwijnen in hun eigen licht om als niets te landen in de diepe holtes van je lege handen.’
We hebben met een groot dichter te maken.
en ergens midden in de bundel – na het gedicht op de foto – verlaat de dichter de lichte weemoedige toon en lijkt het of we even met de jonge paul van ostaijen meelopen in een bruisend Antwerpen. Met ongetemde dorst tot het kunstlicht dooft. De dichter maakt haast, hij bevrijdt de woorden nog voor de dwangbevelen, nog voor de sirenes en rijgt ze aan zijn pen – , bevrijdt de woorden ‘uit hun prozaïsche gedoe’.
we lezen over het volle leven, de verloren liefdes ook (‘ik had alles voor jou willen geven’), over dagen ‘waarvoor je je leven geven wil’. over de oorlog ook:
“ de oorlog eindigde in één massagraf waar vriend en vijand samenvielen.’
om uiteindelijk als lezer samen met de dichter de bundel uit te wandelen in het onontkoombare besef dat ‘die onverzoenlijke tijd’ haar werk doet – ‘geen ontmoeting zonder afscheid’ schrijft de dichter. Het slotgedicht van de bundel publiceerde ik eerder op pomgedichten punt nl – dat we weten dat de woorden – alleen de woorden – tellen. dat we ze moeten koesteren – en dat ze hoopvol kunnen zijn: ‘vermoei de woorden niet met waar ze onder lijden – laat ze dansen springen en schreeuwen tegelijk – laat het klinken zoals het nog nooit geklonken heeft.!!!‘
en zo is het ook in deze prachtbundel van Peter Posthumus. zo zijn ook zijn woorden – ik ben er stil van.
Ik zag het ongeveer driehonderd meter van tevoren aankomen op het lange fietspad langs de Gordelweg. Een jongen van rond de vijftien jaar fietste aan de verkeerde kant. Recht op mij af. Het was vier uur, dus net minder dan gemiddeld druk. Toen we beiden ongeveer tien meter van de afslag naar de Noordhavenkade verwijderd waren, gaf hij richting aan en bleef stoïcijns op de verkeerde weghelft fietsen. Het leek me een goed idee om hem wat te laten zweten en ik week pas op het allerlaatste moment uit, terwijl ik in het voorbijgaan zei: ‘Ja, zo gaat dat niet hè?’. De jongen stak over en draaide zich gepikeerd om en riep: ‘Maar ik gaf toch richting aan!!!’. Hierop draaide ik mijn fiets om en riep hem, dat ik hem wel even uit wilde leggen wat daar niet aan klopte. Hij zette het op een fietsen en ik had geen zin om hem achterheen te gaan.
Wat ik hem had willen uitleggen, als ik de kans had gekregen, is, dat een intentie kenbaar maken, geen vrijbrief is voor ongeoorloofd gedrag. De reden, dat hij dacht dat dat het wel was, is, omdat dit intussen gewoon ingeburgerd is. Als iemand aangeeft wat hij of zij van plan is, dan gaat men er tegenwoordig blind van uit, dat daarmee alles goed en toegestaan is. De reden, dat velen zo denken is, dat de machthebbers in dit land en daarbuiten, zich exact zo gedragen. Ze maken hun intentie kenbaar en nog voordat je met je ogen geknipperd hebt, is het al uitgevoerd. En dat lukt. En man klaagt daar niet over achteraf. Nee. Men denkt: ‘Zo werkt het dus.’ En dat gedrag vertaalt zich dus zelfs in de meest basale klein dingen in het verkeer. Morele schuld bestaat niet meer. Alles is een jurisprudentie en als je maar half doet of je open bent, of je daar zelfs gewoon over liegt, dan rechtvaardigt dat in één keer al je daden. Gedane zaken nemen geen keer. Dus doen we het nog een keer.
Wat de onderliggende kwaal is, is dat de virtuele maatschappij ons allemaal een plek voor ons gelijk heeft gegeven. En dat trekken we door in de fysieke wereld. Het is de tijd van het grote gelijk. U leest het hier niet minder. Gelijk heb je, dat is je recht. Al het andere is ongelijkheid en ook daar kun je gelijk weer van wegkijken. Want waar je van wegkijkt, dat bestaat niet. Die jongen stak zijn hand uit terwijl hij aan de verkeerde kant van de weg reed, maar wilde niet de uitleg ontvangen waarom dat fout was. Hij is op de verkeerde weg. Maar hij behoort gelukkig tot een meerderheid van gelijkgestemden.
ik zag zoveel domme onverzettelijkheid in die man. Dat soort van koppigheid waar de halve wereld nu aan lijdt
Voor deze woensdag een verslagje van Mirjam van een waar gebeurd incident, onlangs in de supermarkt, groet, Merik.
Een blij ei
Gisteren had ik een merkwaardig incident in de supermarkt. Mijn betaalkaart bleef door mijn slonzige bewustzijn op het betaaldoosje liggen, waardoor ik een doos eieren voor de man, de oude man, achter me betaalde. Ik maakte excuses en zei de man dat ik zijn eieren betaalde en graag vier euro van hem zou krijgen. Maar de man raakte in verzet, weigerde en riep geen geld bij zich te hebben. Waarop ik de doos met biologische eieren in mijn eigen tas stopte. Woedend werd ie en riep dat het zijn eieren waren, waar ik er mee vandoor ging.
In zo’n toestand word je wel gedwongen te vluchten, want de oude man ( misschien wel jonger dan ik ) dreigde de eieren uit mijn tas te pakken. Ik kreeg al bijna een visioen dat wij aan het vechten zouden raken om de eieren en de struif over de lopende band zou spatten. Wegwezen dus. “Vuile trut !“ riep de man mij na, want hij moest natuurlijk terug de winkel in om een nieuwe doos te zoeken. “Nog een prettige dag, oude zak !” riep ik. Iedereen om ons heen barstte in lachen uit en ik, ik nam gewoon de benen.
Nee, fraai is het niet, ik schaam me een beetje voor mijn onbeheerste uitlating. Maar jasses, ik zag zoveel domme onverzettelijkheid in die man. Dat soort van koppigheid waar de halve wereld nu aan lijdt.
IEN BERICHT: 3 begraafplaatsen in Rome bezocht – poëtische plekken – naast al het andere tenslotte. Dit was na een bezoekje aan Campo Santo dei Teutonici e dei Fiamminghi. Mooie kleine begraafplaats vlak bij Vaticaanstad.
het waren niet de graven deze keer niet de namen van de doden die daar lagen vredig leek me deze plek daar wil ik zijn of liggen als het moet het zijn de bloemen die me raakten de kleuren de belofte dat we zijn we gaan en komen weer.
Heel gewoon nog hier: rijen bij de kassa. Kar of zes. Zeven soms. Per kassa welteverstaan. Een drukte van jewelste bij de kassa straat dus. Kiezen maar. Waar je aansluit. Vóór mij staat een dame met een lijf zo strak dat het subiet de catwalk op kan. In een zwarte catsuit nota bene met daaronder van die zwart glanzende enkellaarsjes die alleen punkmeisjes dragen. Met van die rubber zolen. Rete knap is ze. De dame. Jammer alleen dat ze de uitstraling van een bedorven ui heeft.
Ze staat in de verkeerde rij bovendien. Ook nog. De langzame! Het meisje achter de kassa scant de boodschappen met de houterige motoriek van een heuse nerd. Kassa nerd? Die bestaan dus echt! Rood sluik haar. Bleker dan wit. Wipneus. Bril van Harry Potter. Plaatje compleet. Maar ze heeft een open blik. Dat wel. Ik denk dat ze nieuw is. In het vak. Worstelt nog soms. Zoekplaatje. Waar zit nou ook weer die verdomde streepjescode?
Tijdrovend is het af en toe. Maar ze lijkt niet onder de indruk van alle volgeladen karren die nog komen gaan. Blijft rustig. Kortom, ergernis bij mevrouw strakker dan strak. Haar boodschapjes liggen inmiddels allemaal keurig op de band. Bij het eerste het beste item gaat het meteen mis: het bevestigende piepje blijft uit. Drie maal achtereen. De dame loenst vals. Het meiske glimlacht vriendelijk en typt gelaten de cijfercode in. Ook niks. Drie keer. Niks. Stoom uit de oren van jeweetwelwie. Je hoort haar denken: typen kan je ook niet stomme trut!
Maar kassameisje weet raad en vraagt haar meer ervaren collega aan de aanpalende band het item te scannen. Gatver. Suikervrije chocola. Zie ik nu. Ik zou het ook verdommen. Als ik kassa was. En ja hoor. Niks. Nakko. Nul. Geen piepje. Drie smaken heeft ze. Framboos mango. Iets met noten. Sinaasappelschillen. Drie keer niks. Stevia. Nog meer vertraging. De glimmende laarsjes vertonen inmiddels neiging tot stampvoeten. Sans sucre? Diabeet is ze niet geloof ik. Een dame is ze ook niet meer. Ze blaft iets in de richting van het vermeende wicht. De repen verdwijnen onder de kassa. Daarna is het zo gepiept. De bitch beent op hoge poten weg.
Pak je bezem heks. Denk ik hardop. Vole ton balai sorcière? Zoiets. Ongeveer. Oefening baart kunst. Ik word getrakteerd op een blije lach. Een onnozele nerd is ze al lang niet meer. Mooi wel.
die alles en iedereen verwoestende subtiliteit neergelegd in die laatste regel van haar gedicht is zo onontkoombaar deze week dat het goud wel vera’s kant op moet gaan. goud voor mevrouw van der horst daarachter in dat eindhovense. zo ‘is elk gedicht een metafoor voor hoe ze zal beminnen.’ ja prachtig en van harte. dank natuurlijk ook aan alle dichters die werken inzonden.
Doornroosje
Er slaapt een dichter in me droomt de wereld zo volmaakt zoals de kleuter zag
geen weet meer van de aarde vol met shit, die van slachtoffers beulen maakt waar het leven dat je denkt te kennen niet bestaat
daar is het waar de dichter in ontwaakt zoeken alle zinnen naar waarachtigheid en is elk gedicht een metafoor voor hoe ze zal beminnen.
Vera van der Horst
dichter is een meester in het opwerpen van regels die bijna genadeloos en zeer zeker subtiel – ‘nebenan’ zouden ze in duitsland zeggen – het ontembare verlangen naar liefde in een derde persoon aan de lezer voorbij laat zweven – als aerosolen: ‘..elk gedicht een metafoor voor hoe ze zal beminnen.’ –
nou ja dan had er moeten staan voor hoe ze wil beminnen. het is dus nog erger – we lezen over een onstuitbare beminbehoefte van een derde persoon want hoeveel gedichten zijn er wel niet? en dat doornroosje sluimert in de eerste persoon zoveel is hier zeker en dat ze door de lezer wakker gekust moet worden. niet gek voor een dag in de week als de zondag ook is – maar weet waar u aan begint lieve lezer. aerosolen zijn aerosolen – voor je het weet ben je met een onbedwingbaar virus besmet. want tegen beminnen hebben ze nog niets uitgevonden.
Rik van Boeckel in de vroege ochtend
Frans Terken op de dijk
Ton Huizer waakt waar wordt gedroomd
Cartouche tussen waken en slapen
Vera van der Horst hoe ze zal beminnen
Anke Labrie binnen in mij
Jako Fennek in mijn volkstuin
Ien Verrips ik hou van deze uren
wie wint de enige echte virtuele – praat nou eens rustig in uzelf en laat ons mee lezen – trofee op pomgedichten punt nl? de nacht is lang soms te lang – wel een tijd en mogelijk ook een plek voor contemplatief dichten – nou eens niet praat nederlands met me maar – ga er eens goed voor zitten en praat rustig in uzelf. we lezen het resultaat graag mee. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
het ontstaan van een gedicht
het is nog vroeg niemand leest mee ik kan nog rustig in mijzelf praten de lap hier is een martelgang een vreemd huis, vreemde geluiden ook een vreemde trap en alles kraakt ik schrijf nooit op vreemde computers en waarom heet de plek hier waar ik alleen zit gemeenschapsruimte?.
de nacht hangt nog buiten dweilt de laatste resten op
pomwolff
Goedemorgen Pom, deze schreef ik gisteren in alle rust van de vroege morgen na een donderdagse wandeling door park Nieuw Leeuwenhorst in Noordwijk en het bekijken van een video van The History of the Eagles. En ik vond tijdens die wandeling ook nog eens een nieuw ritme uit: Krangiki Rico! Met dichterlijke groet Rik
De poëtische ritmeborst
De dichter laat deze hoofden praten in zijn droom na het groene licht van Nieuw Leeuwenhorst
het uitgevonden Krangiki Rico ritme geeft aan de dag frisse betekenis van melodische dorst
beelden van alfa adelaars kruipen de ziel binnen tot aan de poëtische ritmeborst.
Rik van Boeckel 10 juni 2022
Rik beschrijft wat de dag hem brengt – ik ken geen dichter die meer in het NU leeft als deze dichter en daarvan elke dag ook weer getuigt – in taal, in beeld en in ritme – het ritme van de week is vrij gegeven – lezers we gaan eraan – aan de Krangiki Rico!
De meeuw
De dijk is bij uitstek een plek om rustig in mezelf te praten al valt het vandaag nog niet mee bij het schreeuwen van de meeuw
een dijk van een prooi blijft hij maar roepen waar ziet hij me voor aan en hoe denkt hij mij te verschalken
behapbaar zeg ik tegen mijzelf en zet een grote mond op maai dan wild met mijn armen van rustig praten wil hij niet horen
houd je gore snavel snauw ik hem toe ik kom hier voor de rust en inspiratie zit niet te wachten op vreemde vogels die nietszeggend mijn gang verstoren
FT 11.06.2022
een meeuw toespreken is niet echt zinvol. aan de foto is overigens de ergernis niet af te meten. buurman hier zou een schiettuig met hagel hanteren. maar ja dat mag weer niet van de partij voor de dieren. aan de dijk is het zonder meeuwen goed toeven. lijkt de dichter ons voor te houden. frans moet maar niet naar oostende gaan op vakantie – bij de dijk moet ik altijd aan dat liedje denken van wie ook al weer met die vlaamse stem erbij – even zoeken:
Ik kijk niet naar je slaap te dichtbij vergeelde beelden waar geen woorden voor bestaan
maar dat gaat jou niets aan jij holt weer met je hondje langs het strand jij bent op reis in dromenland
een oude ziel waakt waar jij droomt luisterend naar het leven dat door je longen stroomt
Ton Huizer
ook dit mag. ik zeg: het is een wat onwennig Poetry International nieuwe stijl gedicht zou je kunnen zeggen – of in ieder geval ontstaan door of vanwege de nieuwe stijl – we lezen over inmiddels vergeelde beelden van weleer – herinneringen die de dichter uit de slaap houden – maar de oude dichter blaast een gedicht het nieuwe leven in. waar nog gedroomd kan worden waar men nog zuurstof ademt.
het is een wel erg vrije interpretatie van de woorden – maar ja dat krijg je als een gedicht op de rand van persoonlijk lijkt geschreven. hoe helder hier de woorden ook zo onduidbaar bijna de regels. het is inderdaad even wennen – Poetry International nieuwe stijl.
Alleenspraak hoe gaten te dichten? je ligt en luistert
bestaat leven niet in hoofdzaak uit de leemtes verbindingsstukken tussen al wat je helder voor de geest en het donkere, verborgene
gaat het niet meer om wat broeien en boeien blijft niet te ontcijferen – alleen tussen waken en slapen even aanraakbaar
in woorden niet te omschrijven bepalend wat en wie je bent in wezen voor altijd
een raadsel voor de wereld en jezelf
11-06-2022 / Cartouche
ja cartouche stelt de lezer vragen – altijd mee oppassen – maar bij dit thema mag het. oppassen omdat de lezer maar al te graag de vragen beantwoordt op een wijze die de dichter niet zint. de dichter wil helemaal geen antwoorden hier. gelukkig vult cartouche de antwoorden voor een deel ook zelf in. (is het niet zus of is het niet zo…) maar daar kleeft ook een risico aan – dat zijn dichters antwoorden en niet die van de lezer. maar cartouche is een geslepen dichter; hij stelt de vragen getuige de titel van het gedicht aan zichzelf.
woorden
te veel en te ver weg om ze op te diepen binnen in mij
zonder jou zinloos
het wordt stil steeds stiller vredig zou je kunnen zeggen
pas als jij weer terugkomt komen zij tevoorschijn vrijwillig
maar dan nog wat moet je met die woorden leg liefde maar eens uit
anke labrie (11-06-2022)
een verstilde mijmering – lichte weemoed – en die mooie alleenstaande regel:
‘zonder jou zinloos’
de liefde uitgelegd in poëzie!
Het zwart van de aarde nog onder de nagels. De borstel erop! Het wordt een mooie dag, geniet ervan. Groet van Jako.
stevig
al vroeg in mijn volkstuin gedreven door verlangen naar zwart en vocht van aarde
zie tineke van een tuin verder ook al bezig in haar korte schortje hoe ze zich bukt in het zonlicht alles erop en eraan wat een weelde
jammer hoe de afstand tussen ons het zicht verzwakt wel weer verlangen sterkt naar zwart en vocht van aarde
jako fennek de derde strofe mag rustig weggelaten. we begrepen al genoeg van de beschreven weelde. uitleg was niet nodig beste jako. tineke in al haar doen en laten in al haar aanwezigheid – bukkend in haar tuintje in het zonlicht en dan ook nog eens in dat korte schortje – ja dat is dé BETTIE – ons aller BETTIE – in dat altijd weer zo prachtige zwitserland (levensgevoel.) we houden van bettie ze hoeft niet uitgelegd. en dat elke meter afstand in dat zonnetje teveel afstand is begrijpen we echt wel.
wat zeg ik tegen mij als ik soms wakker lig herinneringen maan te vormen naar mijn wil als witte wieven zijn ze fluïde prikkelend plagend ontroerend soms
ik hou van deze uren laat mij niet kwellen door spijt of enig chagrijn vermaak mij met de woorden van van Gaal als ik mij nestel voor de slaap “ik hou van mij”
Ien Verrips
zo wordt er wel heel veel van jezelf gehouden als van gaal als voorbeeld wordt genomen. de olieplatte flatcharacter en gymnastiekleraar van weleer die nog nooit in zijn leven een gedicht heeft gelezen. zijn talen niet beheerst en alleen maar waarheden als een noordhollandse koe debiteert – verguld van zichzelve. gelukkig hebben we Ien nog. zelfs ook als ze van gaal citeert.