Merik van der Torren stript


Hoi Pom,
 
Een herinnering aan vriend Ted leverde deze tekst op.  Voor pomgedichten, groet, Merik



Volgens Ted

Ja,” vertelde ik Ted,
“ die Herman zus of zo,
wat een zeurkous
en  dan wil ie dat ik terugbel,
maar een aardige jongen is hij wel.”

 “Iedereen is aardig,
ook Hitler was aardig,” zei Ted,
nam een slok  bier en staarde
sacherijnig uit het raam.

Later na de striptease werd het
toch nog gezellig.

Merik van der Torren

Share This:

Anne van Walraven aan zee



wensen stenen hun glans, 
of de kans 
om in de zee te breken 
in de hoop 
mee te mogen bewegen


Anne van Walraven / @annevanwalraven

Share This:

DITMAR BAKKER doet een boekje open over de beerput/adderkuil vormdichters van het Vrije Vers -nu ook Peter Verstegen, (een schoft), Bas Boekelo (afgrijselijk homofoob) en Hanna Pest ( de schuilnaam van Frits Criens sr. ) door het slijk!

http://ditmarbakt.nl/Sonnetten/229

Ha Pom,


Mijn dank voor je warme woorden op mijn Stilistisch Alfabet. Ikzelf heb misschien nog het meest plezier gehad van het tantebetje in de ‘B’–de reeks zal van de herfst wel een tastbaar boekje worden (ja, dan zend ik je een exemplaar toe) en dan is de triptiek compleet (en heb ik één van mijn Grote Voorbeelden, de onvolprezen F.L. Bastet, zo niet in kwaliteit dan toch maar in kwantiteit overtroffen–het is zijn schuld, en zijn schuld alléén dat ik de boekenmarkt ontwricht heb met die alfabetten). 

Voor wat betreft het vormvaste landschap: ik heb mijzelf erin opgewerkt tot persona non grata, hoewel ik niet zeggen kan (nu goed: wil) dat mij dit erg deert. Roddel is goedkoop, maar we blijven Nederlanders, dus doe ik je graag uit de doeken hoe één en ander mijns inziens in elkaar steekt. 

Zo je weet zit mijn pen vol megalomane alsem, wat men niet direct gist zo men mij in persoon spreekt. Zoals de herdichter van Martinus Nijhoff mij eens zei, en ik parafraseer, ontbreekt het mij in schrijven zo nu en dan aan “zelfkritiek en deemoed”. Ontegenzeggelijk had (en heeft?) de beste man gelijk wat het eerste punt betreft, maar aan valse bescheidenheid doe ik niet–ik ben mij bewust van de incidentele kwaliteit van mijn werk.

Volgt dan een terzijde met gratis of gratuit vertaling of hertaling. Een doctor in de Neerlandistiek, met (zo men in het Engels zo mooi en beknopt zegt) “tenure” aan de universiteit, riep na lezing eens uit (zowel beduusd als verrukt als geamuseerd als solverend): “Een gave. ’t Is gewoon een gave.” Behandeld in de les werd Bredero’s “Rodd’rick ende Alphonsus” en ermee gemoeide zogenaamde polymetrie (afgekeken van het Spaans toneel): alexandrijnen worden afgewisseld met kortere versvoeten en hier en daar is zelfs de structuur van het sonnet te vinden in de toneeltekst. Het is hiermede dat Vorm dan toch Inhoudelijk werken gaat–maar daarover zwijg ik hier decent. Wel laat ik enkele regels uit Bredero’s stuk volgen, waarin de oplettende lezer de sonnetstructuur onmiddellijk herkennen zal (r. 1317-1330, zo men het navorsen wil; het octaaf wordt uitgesproken door het personage Almijn, het sextet door zijn, laten we zeggen, ‘bediende’ Haalnaa):

***
Waar blijft den Pochert nu? of macht hem noch niet beuren,
Door het verbaast besorgh van sijn bedeesde romp,
Die hy door ’tsemm’len ciert met een weerlóóse pomp,
Of Vrouwe pronckery? Al klackelóóse leuren.
Die ‘k van ’tversaaghde lijf met stucken sal of scheuren:
Ja rooven hem den huyck daar hy bevreest in kromp,
En drongh vervaart in een als een ghedronghen klomp,
Rinselent van ancxst, en cypert in sijn treuren.

Wat toeft den trotsaart, he ?Wel is het noch gheen Tijdt?
My yvert tot de Móórt, my lust nu na de de strijdt,
De welck sal zijn het graf van dit balóórisch rasen:
Ick gis dat hy  hem biecht, sijn sonden vast belijdt,
Wt vrese vande Doot:
                                                                                             Rodderick wt.
                                        Maar houwt, wie daar? Is hijt?
Mijn Heeren gheeft verlof om den Trompet te blasen. 
***

Een sonnet, volgens de gebruiken van de tijd in keurige alexandrijnen en een Italiaanse schemavariant geschreven. Geprikkeld, had ik er het volgende van gemaakt:

***
Waar blijft die snoever?! Dúrft die twijfelkont,
bezorgd om van zijn lijf te moeten scheiden,
gekleed met opsmuk of verwijfd als meiden
getooid? Bah! Derg’lijk dracht mist elke grond.
Die zal ‘k –en mijns zijn mantel–straks terstond
van zijn door schrik verkrampte lichaam snijden
in stukken, ja, schier angsten zal hij lijden
en doornat sidd’ren dat ’t zijn hart doorwondt.

Waar heult dat parvenu, het is toch tijd?
Ik smacht naar bloed en moord, gevecht en strijd;
de grafgang van zijn nurks en narrig kallen…
Ter biecht vast, dat hij ’t hellevuur vermijdt,
in doodsangst.
                                                                                           Rodderick op
                            Ho! Hoor ‘k zijn aanwezigheid?
Uw woord, heer, zal mij de klaroen doen schallen.
***

Aldus in een in deze tijd gebruikelijker (tot vervelens aan toe, soms, wil ik wel zeggen) jambische pentameter gegoten met behoud van het strakke schema. Beeldig, en begrijpelijk, nietwaar (nee, geen valse bescheidenheid; die loopt ongemerkt over in een hypocrisie zoals die waar Inge Boulonois mee begiftigd is–maar ik moet niet op de zaken vooruit lopen; ik zal mijn armzalige kant van de historie met je delen, Pom, waarbij de onschuldigen beschermd blijven en het addergebroed in de kuil wordt ontbloot)? “Een gave. ’t Is gewoon een gave.” De doctor klapte in haar handen. 

Natuurlijk heeft werk als bovenstaand weinig te doen met de Gave Gods maar des te meer met zweet, tranen en jaren van lees- en ploeterwerk. Vijftien, inmiddels. En Jezus weende. 

Terug naar de adderkuil–overigens had je het over een ‘vluchtige lezing’ Pom, wat mij geenszins deert, maar kijk nu, ja nu, even vluchtig naar de ‘Y’ en lach bulderend–die adderkuil betreft (het forum van) “Het Vrije Vers”. 

Het is namelijk vrij treurig gesteld met het gebonden vers. Bij mijn weten schiet er géén andere periodiek meer over in het Nederlandstalig gebied die op de propaganda ervan is gericht, sinds het ter ziele gaan van tijdschrift “De Tweede Ronde”. Ik meen dat dit blad een korte doorstart heeft beleefd als “KortVerhaal”, waar die perfide Peter Verstegen in redactie zat en mijn inzending van “De Gevonden Hondendrol” snibbig afwees, begeleid door één enkele, bijzonder onvriendelijke, zin: ‘Uw verhaal is geen verhaal en we hebben geen belangstelling.’

Ik citeer de Dalai Lama: “When it is possible, show kindness. It is always possible.” Den heer–pardon–doctor Verstegen is klaarblijkelijk geen boeddhist. Of gewoon een, zeer belezen & getalenteerde, schoft. Mijn repliek op zijn afwijzing sloot als volgt: ‘Ik zal elders met mijn waar leuren en hoop daarbij van types als u gespeend te blijven’. Dit is mij, helaas, niet gelukt: aangezien het (enige) blad voor gebonden poëzie vlot ter ziele ging en aangezien als enige ehm…gemeenschap voor bewonderaars (en zeloten, zie ook de ‘S’ in dat alfabet, Pom) van gebonden poëzie het door Frits Criens jr. (die onder de schuilnaam Quirien van Haelen schrijft) opgerichte webstekje “Het Vrije Vers” overschoot, besloot ik er mijn licht op te steken. Poenitet, hei mihi!

Ik introduceerde mijzelf met een reeks scabreuze ollekebollekes. Dezelfde, die ik eerder aan Cees van der Pluijm zaliger zond–de goede man stuurde mij een vriendelijke repliek…èn het adres van wijlen Heinz Polzer, wien ik vervolgens dezelfde reeks toestuurde, waarop de laatste mij trakteerde op een briefkaart met gepersonaliseerd ollekebolleke: naast de pentekening die J.K. van mij maakte één van mijn grootste, gekoesterde schatten. Deze reeks werd níet goed ontvangen op dat forum. Hierbij was vooral stuitend op te merken dat enkelen het werkje vanwege een bekrompen of zelfs homofoob karakter (een treffend hyperoniem; alle homofoben zijn bekrompen edoch niet alle bekrompenen homofoob) afwezen, afkeurden, afdeden als bagger. Quod non. Tussen haken en terzijde: Bas Boekelo is niet alleen ‘een mager talent dat toch dik lelijk is’, om mijn eigen sententie maar te citeren, maar ook afgrijselijk homofoob. Nu goed–die bejaarde heeft zijn vet al gehad. Voort moeten we, voort.

Inderdaad stonden er–kleine–grammaticale missers in, in die reeks olbols. De discussie is voor lekkerbekken nog terug te lezen op de poel des verderfs die dat forum is (een foutloze, o mores o hybris, want verbeterde versie is te vinden op mijn eigen webstek). Ironisch genoeg is het Criens sr. geweest die deze krentjes uit de pap viste en mij bewust maakte van de noodzaak tot scherpere zelfkritiek. Waarschijnlijk meende hij dat daarmee de kous af zou zijn en ik mijn kop toe zou houden. In elk geval vond hij, getuige een later bericht, dat “de grote broek die je aantrekt” de drager misstond.

Enter Hanna Pest. Spoiler 1: Hanna Pest is de schuilnaam van Frits Criens sr. Spoiler 2: Inge Boulonois was zich bewust van deze informatie, deed alsof haar neus bloedde, en speelde (na een misser van Criens sr. waardoor zijn alter ego openbaarheid werd) de vermeende troefkaarten van gesmoorde onschuld èn morele superioriteit uit. Een hypocriete heks is het die haar graad in de psychologie misbruikt om zich met ellebogenwerk de Parnassus op te tijgeren. Getuige haar verzoek aan de redactie destijds om mijn hilarische “Gonorroe Song” (ik heb het je toegestuurd, lieve Pom) te verwijderen nog bekrompen ook, haar graad ondanks. Het mens heeft zich inmiddels de redactie van Het Vrije Vers èn van Meander ingewurmd. Genoeg over die kol met vingers en terug naar dat ander insidieus sujet.

Je zult je nog wel herinneren dat ik mij onvriendelijk uitgelaten heb over deze–zo dacht ik toen nog–dame Pest die zich kort na mijn introductie op Het Vrije Vers aanmeldde. Al voelde ik aan mijn theewater dat er *iets* niet klopte aan het mens, ik wist niet wat het was. De idee van een alter ego van Frits Criens sr. is wel door mijn hoofd geschoten, maar net zo snel door mij afgedaan: een volwassen man doet zoiets niet, toch? 

Mis.

Criens sr., nog steeds overtuigd van mijn confectiemaat, en later (gelijke monniken, gelijke kappen, spreekt Stoett wijs) op eender wijs onschuld & morele superioriteit biedend als was hij bezig met een voos bridgespel, heeft in deze gedaante al gedaan wat in zijn bereik lag om mij te treffen, te schofferen, of neer te halen. 

Tweede terzijde: nu de metafoor van het kaartspel toch op tafel ligt (hihi): ook in de argumentatieleer wordt gesproken van ‘zetten’. Gesimplificeerd: zetten doen, gaat om en om. Heeft discussiant één een zet gedaan, dan is het aan de ander. Criens sr. heeft zichzelf middels het personage Pest verzekerd van de mogelijkheid in elke discussie die zich op dat forum voorgedaan heeft, een dubbel aantal ‘zetten’ te doen. 

Nog simpeler gezegd: Frits Criens sr. heeft een vals spel gespeeld. Lekkerbekken & gourmands kunnen zich hiervan verzekeren door de interacties op Het Vrije Vers na te gaan–voorbeelden schieten te over. 

De combinatie van mijn uitgesproken zijn en mijn geprikkeld zijn door de homofobe en ronduit denigrerende houding van Bas Boekelo & het voortdurende steken, steken & steken door de schizoïde karakter(s) van Frits Criens sr. heeft geleid tot mijn verwijdering en blokkering van dat forum door Jaap van den Born, persoonlijk sigaaraansteker van drs. P. Overigens heeft Criens sr., in de gedaante van Pest, nog het lef gehad mijn geestelijke vermogens in twijfel te trekken. De pestlijder.

Enfin. Ik ben er dus weg. Boekelo en Criens sr. zijn gestraft met versjes op Hekelvers, die fijne webstek van Alexis de Roode en de zijnen–de regels hebben jouw website ook gesierd. De schijnheiligheid van Boulonois laten we verder maar voor wat het is–maar weet je? Don’t hate the player, hate the game: ik had meer professionaliteit van hen verwacht.

Professionaliteit zoals diverse academici, werkzaam aan diverse universiteiten, uit diverse vakgebieden (maar allen Bekend met Literatuur of Vertaling) hebben getoond, die mijn schrijven simpelweg geprezen hebben, zonodig begeleid met goed advies. Ik zal hen aanhalen noch benoemen, wat overigens ook geldt voor enkele lieve frequentanten van Het Vrije Vers–ze weten wie zij zijn en de onschuldigen dienen beschermd–die mij behandeld hebben zoals het hoort: met respect, vriendelijkheid en goede raad. Nogmaals: zij weten wie zij zijn, en ik meen hen altijd met gelijk respect behandeld te hebben. Er is gezaaid, er volgde oogst.

Evenzogoed ben ik verworden tot persona non grata, mag ik níet meer meedoen aan discussie aldaar, en heeft de redactie het lef gehad mij volledig uit de annalen der gebonden poëzie van de afgelopen tien jaar te verwijderen, de kwaliteit van het gebodene desondanks. Nu goed, de wijzen hadden tot mijn entrée daar nog nooit van F.L. Bastet gehoord, en in hun privé-Pléiade van het gebonden vers worden auteurs als J.P. Rawie, E. Coenen en O.S. Tromp volkomen genegeerd. Nu, daar wil ik mij best tussen scharen.


Ik blijf, met de meeste hoogachting en succes wensen aan Trojka, de inmiddels nieuw opgerichte periodiek voor het gebonden vers, 


Ditmar Bakker
dichter te Leiden

lees ook:

Share This:

INGE BOULONOIS – Dichter, kunstenaar, psycholoog, Redactrice Het Vrije Vers en Meander, Oud-stadsdichter Heerhugowaard genadeloos in de tegenaanval: giftige DITMAR BAKKER geroyeerd door Het Vrije Vers – BAKKER beticht van giftige taal!



INGE BOULONOIS – Dichter, kunstenaar, psycholoog, Redactrice Het Vrije Vers en Meander,
Oud-stadsdichter Heerhugowaard genadeloos in de tegenaanval: giftige DITMAR BAKKER geroyeerd door Het Vrije Vers – BAKKER beticht van giftige taal!
lees de bijdrage van de immer zachtaardige Ditmar Bakker gisteren op deze site.
 
Op het gevaar af mij te moeten  begeven op de promenade van de sonnettenboulevard. een hete herfst is nu al in aantocht – of is reeds begonnen – volgens onze vaste  commentator René Brandhoff uit het altijd weer zo rustige groningen, het is oorlog in sonnettenland lieve lezer. gisterenavond  spatte plotsklaps een bom hier op de site  uit elkaar, een vuurbal,  waaraan ze in Beiroet nog een puntje kunnen zuigen. en daarachter weten ze wat vuurwerk is – dat zeg ik U.

de immer zachtgeaarde Ditmar Bakker opende met een bijdrage het vuur op dichter INGE BOULONOIS: er was weinig Frans bij – we lazen oa over teef, dik, duizendpoot, hersendood, lelijk, goed in emmers vullen –

hoe dan ook onze INGE komt niet echt goed uit de bus van bestuurder Bakker. de redactie van pomgedichten altijd op de post – vroeg de Oud-stadsdichter Heerhugowaard onmiddellijk om wederhoor/commentaar – commentaar dat vanochtend in de bus lag.
Inge rijt oude wonden open – zo zou onze DITMAR BAKKER geroyeerd zijn – afgevoerd zijn van de door velen gerespecteerde ledenlijst van HET VRIJE VERS. Bovendien heeft de immer zachtaardige  DITMAR BAKKER naar zeggen van Inge zich bediend van giftige taal – zo erg dat Poetin op zijn beurt daar weer een puntje aan zou kunnen zuigen. (heeft kunnen zuigen?)
 
hoe dan ook het is oorlog in sonnettenland. hier leest u het statement van INGE BOULONOIS over de gehele kwestie:
 
 
“Ha Pom, ik vraag me af waar dit uit voort komt. Het enige dat ik kan bedenken is omdat hij jaren geleden (voor ik redacteur van Het vrije vers werd) daar geroyeerd is vanwege (met een understatement) giftige taal. Jammer van zo’n talentvolle dichter. Daar laat ik het bij.”

Share This:

plotsklappe aanval van Ditmar Bakker op ‘hypocriet kutwijf’, de oud-stadsdichter van Heerhugowaard Inge Boulonois

http://ditmarbakt.nl/Sonnetten/229

Ach, Pom, omdat ik weet dat jij de Kleine Polemiek nooit schuwt, en aangezien het mens Frans schijnt te spreken want daar zelden haar bek over weet te houden (si chic!), stuur ik je onderstaand sonnet toe, want ondergetekende spreekt toevallig tevens een klein woordje Frans. Er is weinig Frans bij (hihi).

Ik had ook kunnen zeggen dat Inge Boulonois een hypocriet kutwijf is, maar daar ben ík nou net weer te chic voor. 

Con amore c.q. fuck you, Frits & Inge.

SUR L’HYPOCRISIE D’UNE POÉTESSE PÉTASSE
Connaissez-vous la chatte ‘Boulonois’?
Pétasse, grasse, bien connue par tous
les gens (qui lui disent ’touche-á-tout’)
car elle s’insert, en jouant, au moins dix doigts.

Une dame si profonde—pas bourgeoise,
dit-elle cauteleuse, sur ses genoux,
apprivoisante de toutes les bites: de nous,
d’ailleurs…comme c’étaient des salades niçoises!

C’est pour le mieux que maintenant je divulgue
qu’elle fût rien qu’une morte cérebrale
qui cette poème finalement promulgue
pour ce qu’elle est: une répulsion ventrale;

elle est laide, bonne qu’à remplir des seaux…
Somme toute, grâce de Dieu, il y a de l’eau.
***[D.B.]

(Spreekt u geen Frans? Haal het maar door Google Translate heen, dan heeft u de strekking wel. Kostelijk!)

-x-

D.

wij hebben Dichter, kunstenaar, psycholoog
Redactie Het Vrije Vers en Meander
Oud-stadsdichter Heerhugowaard – Inge Boulonois voor wederhoor/reactie uitgenodigd: ‘mag ik je voor wederhoor uitnodigen – graag je reactie voor op de site – wat een toestanden zo ineens – waar komt dat toch vandaan? wat heeft er gebroeid Inge?’

Share This:

Karin Beumkes in vorm: ‘En elke keer dat er een baby uit mijn moeders lendenen rolde hoopte de zeeman op een zoon…’

En elke keer dat er een baby
uit mijn moeders lendenen rolde
hoopte de zeeman op een zoon

Hoi Pom


Hier heb je weer het gedicht voor de maandag. Wil je met mij een toastje poëzie eten? Je bent welkom.


Liefs
Karin


Gezin

En elke keer dat er een baby
uit mijn moeders lendenen rolde
hoopte de zeeman op een zoon
die hij kon laten vechten met Boreas
of tot een boksertje kon maken
misschien een leeuwentemmer

maar op dit eiland was geen leeuw
er was een dijk om te mijmeren
over filmsterren met een kuif
wij werden mannen onder vaders maan
en moeders zon
hielden de vlet op koers
en waren ongemerkt veranderd in zonen
die spuugden op het gras.

ik heb een foto uit die tijd
voor het huis staan wij stoer
te zijn met onze handen
met een houding van kom maar op
in de voering van onze jas
hangt een katapult en mijn zus
lijkt op James Dean, ik zie het nu.


Muziek: Madness – Our house https://youtu.be/rXuvdeEC5y8

Share This:

Ditmar Bakker over Campanella, zijn meest complexe: Anima Immortale: onsterfelijke ziel – Maar laten we de zaken niet ingewikkelder maken dan ze zijn, Pom.


Soms heb je twee jaren nodig om tot het juiste woord te komen, Pom. Dan heb ik het niet zozeer over le mot juste, dat zich vooral met de semantiek van een woord bezighoudt, maar vooraleer over het juiste verbindingswoord, dat de correcte constructie aangeeft en eerder grammaticaal van node is. Een functiewoord, noemen ze dat geloof ik.

Het kon niet anders zijn dan Campanella, en zijn meest complexe, bovendien. Anima Immortale: onsterfelijke ziel. 

Di cervel dentro un pugno io sto, e divoro
tanto, che…

De komma achter STO moest ik even nazoeken, maar verder kan ik het gedrocht ongeveer uit mijn hoofd neertikken. Aangezien het alleen om de eerste regel gaat, zal ik je dat besparen, Pom. De rest is goed vertaald, Pom, ik zend het je aangehecht mee.1 Wellicht is duiding van de eerste regel, haar vreselijke tweeslachtigheid, voldoende om het hele gedicht te ontsleutelen.

Van-hersenen-in het midden-een vuist-ik-ben-en-ik verslind

Dat staat er letterlijk.

Op het eerste gezicht staat er, grofweg, iets als ‘Middenin de hersenen ben ik een vuist, en ik verslind (zoveel, dat…)’

Het moet nu voldoende voor de willige lezer zijn, te aanvaarden dat het gehele werk tweestemmig is. De eerste stem betreft die, van de onsterfelijke ziel. De tweede stem betreft die van een rechter, of een magistraat, en een renaissancistische dan bovendien. 

Goed. Dat functiewoord. In bovenstaand italiaans is dat de ‘e’; ‘io sto’ is netjes opgeknipt in een ‘ik’ en de eerste persoon van een werkwoord; ‘divoro’ laat de ‘ik’ preuts getoond in zijn uitgang -o. 

Ik houd niemand in spanning en geef de uiteindelijke, hondsmoeilijke, vertaling van de eerste zin:

Gevestigd in harns vuistpand ik, en ’t verslindt
zoveel, of…


Wat staat dáár nu eigenlijk? Ik sprak over tweestemmigheid. Twee dingen, dus. Ik geef ze zonder tromgeroffel:

1. In de hersenen gevestigd, ben ik een vuistpand, en ik verslind (zoveel, of…)
2. In Harlingen gevestigd, ben ik aan het vuistpanden, en dit verslindt (zoveel, of…)


Ik laat het aan de zichzelf inspannende lezer over om het vuistpand na te gaan, of waarom de hersenen zó, in een haast dialectische vorm, neergezet zijn, dat qua betekenis ook de havenplaats Harlingen uit onze Friese kolonie in haar eigen charmante schrijfwijze wordt opgeroepen. 

Het is, zodat de ambiguïteit, de tweeslachtigheid, de meerduidigheid van het origineel in vertaling weergegeven kunnen worden. In bovenstaande eerste zin, spreekt de onsterfelijke ziel. In de tweede spreekt een magistraat, een soort politierechter, misschien—een notaris die beschikt. 

Maar bovenstaande zinnen, die de betekenissen van voorgaande alinea uitdrukken, zijn niet dezelfde zin. 

Er zijn talloze herschrijvingen geweest, nog veel meer twijfels. Nooit wilden de Nederlandse woorden zich gevoeglijk schikken naar het Italiaans. Tot heden:2

Gevestigd in harns vuistpand ik, en ’t verslindt
zoveel, of…


Het noodde het wijzigen van de grammaticale persoon naar de derde. Het bruut toevoegen van een geëliseerd voornaamwoord. Het vergeten van de ‘ik’ in de nevenschikkende zin. Die laatste kan nu moeiteloos voor het oog van de lezer verwijzen naar ‘het vuistpanden’, d.w.z. naar het vuistpand eerder in de regel, indien als werkwoord gelezen of gebruikt. Tegelijkertijd kan men ‘het (vuistpand) ik’ op de ‘het’ van het latere verslinden, laten slaan. Dat de Oort en Frisius (specifiek Friese geleerden) verderop zowel model kunnen staan voor hun wetenschappelijke bijdragen (een metonymisch gebruik van de eigennamen), als model kunnen staan als beklaagden, of beklaagde en aanklager, in een juridisch proces (waarbij de personen bij hun eigennaam genoemd worden, en of dat metonymisch is wordt een andere discussie) voor eerder genoemde rechter, notaris, magistraat (Padre). 

Nog radicalere lezing laat vuistpand als onderwerp optreden, genoemd Ik. Maar laten we de zaken niet ingewikkelder maken dan ze zijn, Pom.

Het was me een genoegen, Thomas. 

1: 
5 – ANIMA IMMORTALE
Di cervel dentro un pugno io sto, e divoro
tanto, che quanti libri tiene il mondo
non sazian l’appetito mio profondo.
Quanto ho mangiato! e del digiun pur moro!
D’un gran mondo Aristarco, e Metrodoro
di più cibommi, e più di fame abbondo;
disïando e sentendo, giro in tondo;
e quanto intendo più, tanto più ignoro.

Dunque immagin sono io del Padre immenso,
che gli enti, come il mar li pesci, cinge,
e sol è oggetto dell’amante senso;
cui il sillogismo è stral, che al segno attinge;
l’autorità è man d’altri; donde penso
sol certo e lieto chi s’illuia e incinge.

***[T.C.]

5 – ONSTERFELIJKE ZIEL
Gevestigd in harns vuistpand ik, en ’t verslindt
zoveel, of geen aardrijk in schrift afgenomen
ooit ’t dorsten, mijn onpeilb’re drang, weet betomen.
Zoveel nam ik tot mij, en vraatzucht blijft blind!
Zo’n Oort’s al, met Frisius’ leefruim, waarin ’t
weldadig vertoeven is, ’n oordeel bekome—
ik hunker met boekmaag naar meer, bol van dromen,
die, zekerheid zoekend, onwetendheid vindt.

In ’t ik-zijn lei ’t beeld des weids Vaders gewis
alleen, door zijn innig gevoelen omhuld:
zo vat hij elk leven, zo zee vat elk vis.
Deductie de schicht die geen dubio duldt,
dan ’t dogma in handen van anderen is,
wijl zuiver Zijn wording met zegening vult.

***[D.B.]

2: Voor liefhebbers: de volgorde was ‘en verslind –> ik verslind –> en verslind –> die verslind(t) –> die verslindt –> wien verslindt –> en ’t verslindt. Een aantal grammen paracetamol, bovendien. Oh, en die Zeeleeuw Gods? Die wordt inderdaad gepresenteerd als uitleg van Eugene Nida. In een artikel van Anthony Pym, getiteld Natural and directional equivalence in theories of translation, pp. 283. Voor de liefhebber die Nida’s equivalenties nog niet bij het afval teren wil. 

Share This:

Anke Labrie wint de enige echte virtuele – ook van appels schil je soms wat poëzie – trofee op pomgedichten

  • Petra Maria – laten we de groene appels
  • Frans Terken – zie fruitvliegjes op appels landen
  • Rik van Boeckel – de appels vallen graag
  • Ien Verrips – toen ik nog appel was
  • 2 berichten uit de gewondenboomgaard: Anne Borsboom – Behalve dat er vd auto niets over is, ben ik zelf ook nogal beschadigd geraakt.
  • Jako Fennek – we hadden honger en aten van de appel
  • Lisan Lauvenberg – Er vallen appels uit de boom.
  • Anke Labrie – de kleur van vele appels
  • wedstrijd gesloten

ik kies deze week voor de eenvoud – geen opsmuk – geen verhaal – geen mooipraterij – ik kies voor de de lichte touch van enkele woorden en een appel in poëzie getekend om geschilderd te worden en vereeuwigd. alsof de beschreven appel een schilderij is zo is de beschrijving hier getekend. het (de) goud (renet) voor Anke Labrie! van harte. en ik bedank natuurlijk alle dichters voor de heerlijke appels die we hier mochten genieten.

https://www.ankelabrie.nl

schilderijtje van een appel
 
hoeveel gingen er vooraf
voordat hij ze ruiken kon
ze zo van het doek kon pakken
 
de lichtjes op de juiste plek
de kleur van vele appels
uiteindelijk in die ene
 
zelfs het vermoeden
van een klokhuis
 
anke labrie


–>
de beschrijving van de inspanning om de ware appel die alle appels in zich bergt te treffen. dat ze van het doek vallen klaar om op te eten tot aan het klokhuis toe. mooi beschreven deze tekening.

wie wint de enige echte virtuele – ook van appels schil je soms wat  poëzie –  trofee op pomgedichten?
ik geef toe een schrale opbrengst – een mandje appels uit mijn tuin – 2 appelboompjes zonder netje –  de eksters pikten ook een aantal appels  leeg – en ze laten zich niet met peren vergelijken. éen appeltaart is er van gemaakt. maar zelden voelde ik mij zo trots. eigen appels door een stadsmens gekweekt – en hij groeit! riep ik met trots uit. vervolgens de appeltaart van deze appels gebakken. heel holland plakt en anders mijn keuken wel – vogels natuur appels taarten en de boven alles uitstijgende trots – ergens  ziet een dichter hier toch wel iets van poëzie in. wie wint de enige echte virtuele – ook van appels schil je soms wat  poëzie –  trofee op pomgedichten? u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

snel goed was het niet

nu ik toch aan het schrijven ben
kan ik jou ook wel noemen

lag er ergens een verdwaald appeltje op de grond
dan sprak jij over een milieuramp –  over vuilstort,  mesthoop en vuilnisbelt

zaten ze in kisten nog
dan was het al snel guantanamo bay
marteling, eenzame opsluiting en vernedering


nee snel goed was het niet
de wurgseks wel


pomwolff
Yes, zondag appeltaart
ik ben fan
wel een laagje poedersuiker nog



vrije velden

laten we de groene appels
de klokhuizen ver weg
naar vrije velden

we lopen jouw
voetstappen

tussen grassen
en lange uren
zoals de eerste dag

de laatste dag
waar we opgroeiden
de bomen al zo hoog

laten we de groene appels
in vrije velden

petra maria



–>
petra keert in de poëzie toch altijd nog even terug naar het verleden dat zij in haar draagt en een plaats heeft gegeven –  het is alsof het lichaam de tijd heeft opgeslokt en een plaats heeft gegeven om weerom te keren. dat ze precies weet waar ze moet zijn. daar waar de bomen hoog zijn daar – die laatste dag ook – en de tijd van opgroeien ook – daar nog preciezer:  die lange uren van de eerste dag – daar loopt ze weer  met de geliefde waar ze met de geliefde liep. en wij wij mogen even meelopen – een gedicht lang.
 

Dichter bij de dorst

Wilde ik nog een vers appeltje schillen
trok jij het mes uit mijn hand
en legde het weg in de la

om er kwijlend de tanden in te zetten
een ongeschonden exemplaar
zomaar belagen ging me toch te ver

ik fietste een volle fruitmand in beeld
trok de ene na de andere beurse vrucht
eruit en wierp die op een hoop

een kluwen als na een valpartij
in de ronde van Frankrijk
die aan het vertrek staat

zo dorst ik naar de aankomst
zie fruitvliegjes op appels landen
als beweging in het peloton


© FT 28.08.2020


–>
wie nou precies kwijlend het fietspad van frans terken kruist. een hondje? die precies de beste exemplaren uit het dichterlijk mandje aanvreet. duidelijk geen anderhalve meter aangehouden – de tanden in het verse appeltje. de dichter fietst moedig door in een entourage van de tour op weg naar – daar waar hij naar ik vermoed – vermoedde dat een  appeltaart gebakken zou worden. tevergeefs – zij trekt het mes uit zijn hand lezen we in de eerste strofe – ik kom er niet echt uit. in ieder geval toestanden in de tour en in de boomgaard van dichter terken. en het appeltje is de klos zoveel is hier zeker.
 
Appelgaard

Voor de dorst eentje maar
ver van de boom gevallen
tikken de eksters hem tot moes

geef appèl roept oppermuis
knaag hier en daar
tot aan dit gulzig klokhuis

de minstreel van eeuwen
heeft velen reeds versleten
eksters verjaagd en vergeten

ze keren terug nu de baby groeit
tot appel Sientje roept
ze zijn te laat en vliegen weg

de appels vallen graag
ze dorsten naar elke keel
van groene gaard naar taart.


Rik van Boeckel
28 augustus 2020


–>
bij Rik krijgen we vandaag een grappig  lesje woordspeling. totdat de appels veilig in een taart zijn opgeborgen. daar waar ze horen. al die beesten ook in de tuin die ongevraagd op de vruchten afkomen. eksters muizen – je krijgt ze er gratis bij (de boom/ de appeltaart). Rik is een kenner.



Hoi Pom,
Blij dat het zondagochtendritueel weer start.
groet, Ien



toen ik nog appel was
werd ik gezien bewonderd
om mijn gladde huid
mijn wangen deden blozen
van verlangen
 
              zet je tanden in mijn rijpe vlees
              laat je tong proeven van het glanzend vocht
              beleef de smaak van ’t paradijs
              vergeet het goddelijk verbod
              zo scrabreus kan hemels zijn
 
geschild ben ik ontdaan
gescheiden van mijn kern
in reepjes kwijn ik weg
verschrompelend tot afvalschil

Ien Verrips


–>
och gossie toch kind – kom hier – mijn eerste reactie na het lezen van al deze droevigheid. over verlangen en teloorgang – Ien weet het leven te leggen in een appeltje.
 
Maar: en passant benoemt ze zich zelf toch nog maar even – net voor de teloorgang – tot een goddelijk paradijs waarin het heerlijk snoepen was. NET TE LAAT dat heb ik weer! gelet op de laatste strofe zijn we allemaal te laat – mogen we de boel van het IENfeestje in de tweede strofe opruimen. en madame maar genieten – zij de lusten wij de lasten. en dan ook nog een beetje zielig gaan doen op het eind.
Waarde Pom,
Hittegolven, watergolven, coronagolven en andere golfslag achter ons latend, duiken we de poëzie weer in. Wat een heerlijke afwisseling! Zelf krijg ik op mijn ouwe dag de baard in de keel. Komt omdat het nat scheren steeds moeilijker wordt en de baard nu naar binnen goeit. Drukt nu op mijn adamsappel. Geen goeie tijding voor dit thema.
Heb het goed vandaag, Pom, weer of geen weer. Lieve groet van Jako.


oordeel
 
we hadden honger en aten van de appel
tot we onze naaktheid ontdekten
en schrokken
 
van het vruchtvlees maakten we moes
van onze blootheid poëzie
we dansten en droegen voor
op het ritme van sonnetten
 
het verschuilen van onze geslachten
achter vijgeblad hielp kortstondig
tot een stem ons riep
we naakt en wel – het vonnis geveld
uit tuin en akker werden verdreven
 
ik zal tot mijn dood moes moeten eten
zij krijgt slechts syllaben te slikken
en zal poëten moeten baren
die appel in bladerdeeg braken
in de voren van de akker van eden
 
jako fennek


–>
bijbelse notities bij het leven en in de eerste strofen ook vooral het welzijn van jako fennek. in deftige woorden beklaagt de dichter zich – nou ja dat is mijn vermoeden – dat er niet heel veel van haar over is gebleven – het wordt behelpen. de poëzie is er een beetje uit – voor zover ik jako ken laat hij het oordeel hier aan de poëzie en binnen de wereld van de poëzie –  doet hij zich in het echte leven  echt wel tegoed aan de jonge scheuten die elk jaar opnieuw weer  zijn ogen verblinden. gelukkig maar.
Lieve Pom, Eerst gefeliciteerd met het opaschap. Veel geluk, en inderdaad jullie lijken op elkaar. Nu een mnd geleden had ik een ernstig autoongeluk. Behalve dat er vd auto niets over is, ben ik zelf ook nogal beschadigd geraakt. Al het breekbare onder de veiligheidsgordel brak en er zijn teveel snijwonden om te noemen. Wel ben ik herstellende, maar over de appels die hier op mijn nachtkastje staan kan ik niet meer zeggen dan dat ik ze graag zou willen schillen. Gebroken vingers beletten dat. Zodra de dokter het toelaat zal ik weer lopen, schillen en schrijven. Liefs, Anne
–>
we schreven en ik neem aan namens heel veel mensen hier: ai ai anne – dat moet je niet te vaak hebben – wil je ervoor zorgen dat alles weer goed aangroeit en heelt – want we kunnen een gebroken anne niet hebben hoor. de wereld is al breekbaar genoeg. heel veel sterkte en beterschap XXX
Appeltijd & afscheid

Ze wilde niet rennen,
terwijl haar lange benen
gemaakt waren voor de wind.

Ze had dat hele maisveld 
door willen hollen om
weg te komen van die plek.

Om haar heen vielen 
de appels al uit de bomen
en binnen was hij begonnen

uit het leven te verdwijnen 
zonder ooit nog zijn handen
deeg te laten kneden. 

Zoals hij dat kon.
Met enorme pret.  
Er vallen appels uit de boom.
Maar zij heeft hem niet gered. 

© Lisan Lauvenberg



–>
bijna iets van de mystiek deze beschrijving. de appels die als bommen om haar heen vallen – zij op de vlucht op weg naar binnen – naar hem – te laat – de handen deeg ‘laten kneden’ – hoe doe je dat eigenlijk? hoe deed ze dat eigenlijk. een duidelijk maar niet te vatten, niet te kneden gedicht.

Share This:

VON SOLO in de herhaling: ‘Vrouwen kunnen alles beter. Maar staand pissen, dat kunnen ze niet….’

Gepost op 2015/1/22 7:40:00



POMgedichten presenteert de donderdag column:
VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE LAND!!!
Openhartige openbaringen van de Jeff Koons van de vaderlandse powezie.



Vrouwen kunnen alles beter. Ze winnen elke discussie. Ze hebben grotere tieten. Ze winnen meer miss-wedstrijden en poetry slams. Ze baren kinderen. Mogen altijd voor bij de reddingsboten. Mensen houden deuren voor ze open. Uiteraard heeft vrouw zijn ook nadelen. Daar zal ik niet over uitweiden. Ook daar zijn vrouwen veel beter in.



Deel 75. Mannen pissen staand

Maar staand pissen, dat kunnen ze niet. Ooit is geprobeerd de plastuit in te voeren. Dat was net als het vrouwencondoom geen succes. En er zijn feministes die dat nooit hebben kunnen verkroppen.
Vroeger las je op toiletten nog wel eens het tegeltje: ‘Mannen doe de bril omhoog, vrouwen zitten ook graag droog’. Dat was de eerste steek onder water. Of stoot onder de gordel so to speak.
Want de man wordt verantwoordelijk gehouden voor het omhoog doen van brillen, terwijl een vrouw na het plassen ook zelf de bril omhoog kan doen. Maar feministes staan er niet om bekend om zomaar op te geven. Sluipend werd het erger.

Vroeger trof je in elke stad openbare toiletten aan. In vele steden waren dat fraaie, gietijzeren, art- nouveau creaties. Langzaam zijn deze uit het straatbeeld verdreven. Waarschijnlijk onder invloed van de feministische lobby die dacht: ‘Als wij niet kunnen, dan zij ook niet.’ Dat onderbouwden ze dan met argumenten als stank, hoge schoonmaakkosten en homoseks. En dat terwijl ik juist dacht dat feministes dat laatste opwindend vinden en dat echte vrouwen zeker geen hekel hebben aan schoonmaken. Vervolgens fluisterden ze de gemeenteraden in dat er veel meer te verdienen viel met het uitdelen van boetes voor wildplassen dan met het onderhouden van mannelijke plasfaciliteiten.

Maar het wordt erger. De plassende man is dus uit het straatbeeld gebannen. Feministes kunnen veilig over straat zonder geconfronteerd te worden met hun tekortkoming op het gebied van staand plassen. Maar een echte feministe stopt niet in de openbare ruimte met haar feministische meningsuiting. Dat moet ook andere sferen in. De plek waar tegenwoordig de meeste mannen en vrouwen samen hun tijd doorbrengen is het kantoor. En ook daar is de diabolische invloed aangewend om het staand plassen uit te bannen. Tien jaar geleden werd een offensief ingezet om mannen door de knieën te krijgen met briefjes op toiletdeuren met daarop de boodschap dat het op prijs gesteld zou worden als mannen ook zouden gaan zitten bij het plassen. Uiteraard zijn we daar niet ingetrapt.

Maar zo makkelijk gaven ze het niet op. Recentelijk is de zoveelste Rem Koolhaas creatie in Rotterdam opgeleverd op de Kop van Zuid. Een kolossale blokkendoos genaamd ‘De Rotterdam’. En wat schetst de algehele verbazing? Er is in het drie maal veertig verdiepingen tellende gebouw geen enkel urinoir te bekennen. Er zijn enkel nog zitpotten. En ga voor uzelf maar eens na. De meeste nieuwe gebouwen waar je komt, daar zijn geen urinoirs meer aanwezig. Ze worden structureel uit ontwerpen geschrapt. En ook daar zijn vrouwen beter in. Schrappen wat zij niet nodig vinden. Alles om die man maar niet staand te laten plassen.

En de moraal van dit verhaal? Dat met het uitbannen van het urinoir de radicale feministe ook meteen haar ware aard prijs geeft. Ze willen alleen potten. I rest my case en hoor ze denken: “Piscolumn!”


“Sometimes you just have to pee in the sink”
(Charles Bukowski)

Share This:

de enige echte virtuele naakte waarheid trofee (2013)op pomgedichten voor Marieke Lucas Rijneveld

wij van de pom feliciteren Marieke Lucas Rijneveld met de Booker Prize 2020. In 2013 won ze hier op pomgedichten de zondagochtendwedstrijd: de enige echte virtuele naakte waarheid trofee. Josse Kok zilver, Amber Herber brons. Met commentaar van Roop en Pom.

we herhalen:


Huidhonger

In de kamer hingen paarse papieren lampionnen
ze rookte en glimlachte. Alles ging nog goed. Een
meisje wilde gezocht worden, telde tot tien. Ik vond.

Op je verjaardag mocht je een wens doen zonder dat
daar een ster voor naar beneden tuimelde. Hoe dan ook:
ergens tussenin verloor ik alles.

Er was een moment dat ik haar borsten tegen de mijne
voelde, te snel tegen haar buik beukte. Het was niet slecht
mooi of bloedgeil. Alleen maar hoogst onwaarschijnlijk zoals
ik in de zomer vaak harder fietste om de zon voor te blijven.


© Marieke Rijneveld



pom: op de titel na wordt hier de perfectie gehaald. Schreef marieke rijneveld een perfect gedicht – een volstrekt eigen geluid. Eenheid van tijd plaats en handeling gedrenkt in een poëtisch veld vol onwaarschijnlijkheden. Met wat aangrijpingspunten uit de werkelijkheid creëert marieke poëzie, vervormt ze werkelijkheid. nog voor de zon doorbreekt vlucht een marieke voor wat te echt dreigt te worden. Weg is ze.


roop: marieke rijneveld
dit lezen ook de oude laps en timmers graag, vandaag las heel texel
pomgedichten. ik vind het een prachtig gedicht. juffrouw beumkes kraakte
echter een kritische noot, zij is aanhanger van de theorie dat gedichten
vaak pas na de eerste strofe goed op gang komen, dat er altijd wel een
strofe in een andere wordt herhaald en zij ziet zulks ook in dit gedicht
gebeuren, wat haar betreft mag de eerste strofe weg. niet zozeer vanwege
de herhaling of omdat ze lelijk of slecht is, maar omdat het gedicht
zonder kan. ook als ze daar in alle eerlijkheid gelijk in lijkt te
hebben, mag van mij die eerste strofe wel blijven, het verhaal loopt er
net even wat soepeler door.

Share This: