
Er is weer een Kerstvakantie voorbij. Weer een Kerstfeest achter de rug en weer een nieuw jaar ingeluid. Dan volgt de leegte. Dat, wat je na doet denken over wat daar achter ligt. En doet nadenken over alles, dat niet meer is. De gedachten over morsige dagen in het Zeeuwsche. Net zo druilerig en grijs als vandaag. Met als enig geluid de wind door de polder, terwijl je op je fiets het niets doorkruist. Op zoek, naar iets, dat het verschil zou kunnen maken. Wat de monotonie zou doorbreken. Dit vacuüm roept geesten op. Voor mijn geestesoog verschijnt Candy weer.
Jaren geleden had ik me Candy voorgesteld als een meisje, waar ik een wereld in mijn hoofd rond opgebouwd had. Deze wereld kon echter niet materialiseren, omdat fantasieën in het hoofd van de één bijna onmogelijk leiden tot realiteit in het hoofd van een ander. Maar de hoop was er wel. En zelfs jaren later blijven er als een heel kleine veenbrand nog sporen achter. De omgang met Candy toen ik zestien was. Het hernieuwde contact, dat we onderhielden toen we rond de veertig waren. En de onvermijdelijke nieuwe breuk niet lang daarna. Een uitgemaakte zaak, maar een verhaal, dat zich nooit echt heeft af laten maken.
Bij mijn dochter zie ik de puberale worstelingen, die me zo herkenbaar voorkomen. Maar oude mensen gaan er anders mee om. Mijn dochter doorkruist de leegte van de stad Rotterdam, met het monotone gebrom van alle stadsgeluiden. Ze zoekt iets, maar weet niet wat. Zoeken zonder doel en wachten op een wonder, maken haar onrustig. Maar laten haar ook dromen. Misschien bouwt ook zij in haar hoofd aan een illusie, die alles goed zal maken. Een verpersoonlijking, van een droom. Van het containerbegrip ‘liefde’. Of eenvoudigweg, het vluchten van de leegte.
En ik? Denk ik dan werkelijk, dat het zin heeft oude geesten te bezweren? Of is het slechts verlangen, naar een vervlogen jeugd, waar ik me in retrospectief zoveel meer kansen had toegedicht? Nee. Het is een onbedwingbare drang om open eindes te creëren en te houden. Het is het verbergen van gemiste kansen in de hoop ze ooit weer te kunnen vinden als broodkruimeltjes in het bos, als je verdwaald bent. We falen niet per definitie, omdat we iets niet kunnen. We doen het, opdat we onszelf nog een keer de kans willen geven. Om zo de oneindigheid van de jeugd in leven te houden.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl















