Meneer de Wit doet weer mee dit keer. ‘Stemmen is een burgerplicht’, zijn oude vader zei het zeventig jaar geleden al. Als we toen niet waren gaan stemmen zaten we nu nog met een tekort aan woningen en veel te grote schoolklassen, sprak hij vol overtuiging. De stempas is al bezorgd en netjes opgeborgen. Meneer de Wit weet alleen nog even niet waar. Hij is al wat ouder, het geheugen wordt wat minder. Ook de kieslijst is inmiddels op de mat geploft. Een handzaam stukje drukwerk, zo’n 60 cm lang en bijna één meter breed. In een prettig, ook voor oudere ogen leesbaar, lettertype.
Er valt gelukkig wat te kiezen dit keer. Meer dan dertig lijsten, van de Partij voor de Bomen tot de lijst Wildplas. Meneer de Wit was er met vergrootglas en kleurpotlood een gezellig uurtje zoet mee. Daarna begon het echte werk.
Het terugvouwen van de lange lap papier om het daarna, samen met de Rotterdampas, in de bijgevoegde enveloppe te kunnen schuiven. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. De milieuvriendelijk gefabriceerde kieslijst kreukelde alle kanten op. Het strijkijzer bracht gelukkig uitkomst.
Niet veel later verdween een lauwwarme enveloppe met inhoud in een plaatselijke brievenbus. De hartverwarmende bijdrage van meneer de Wit aan het feest van de democratie. Ton Huizer
Ik kreeg een evenwichtig gevoel bij het zien van de lach Het was slechts een schilderij, maar voor het eerst deed het wat met me De weerkaatste likjes verf, die tanden lieten glanzen Lieten me urenlang op de rode poef voor de muur zitten Koste wat kost moest ik erachter komen waarom het zo binnenkwam Men gaat niet naar musea voor de lol Ik moest mee op schoolreis, dat is dan wat we doen in het examenjaar Dacht ik Maar opeens wist ik Het gelige licht kwam vanochtend ook mijn gezichtsveld binnen, al voordat ik mijn ogen opendeed vandaag Ik voelde mijn kraag al zitten terwijl ik mijn kleren nog niet had aangedaan Zo de kou overgeslagen En ja, ja ik had ook ik de spiegel geknikt naar mezelf, dit keer gedanst op muziek en de grijze lucht gevuld Alsof ik de honger voor het ontbijt oversloeg En ik zocht spontaan naar een lach vandaag, die ik ook zag op straat Tegenover de dichte winkel waren jongetjes, een groepje van drie, aan het dansen op het gevoel van de beat Terwijl de regen, liep mijn hoofd mee, heb het onthouden terwijl hun lichamen alles wegdraaiden Dwaalde Draaide de vrouw plots opnieuw naar me toe En ik weet al waarom het zoveel met me deed Op een duizelig feest Liet ze de lach van alle opgewekte sprankjes vandaag zien Ik merkte het ineens op Dat likjes verf ongeziene momenten soms op doen lichten
De bewegingen van de overbuurman die ik Arie noem, inspireerden me tot deze tekst, voor pomgedichten, groet, Merik
Opruiming
Na het overlijden van Jan aan de overkant werkte buurman Arie zich wekenlang het gompes.
Je zag hem volle vuilniszakken naar de container slepen, de hele dag, sjekkies rokend, die oude man als schim door de duivel voortgejaagd, zakken met misschien nooit gelezen boeken of afgedragen kleren.
Dat hij op een dag voor zijn beeltenis op de knieën valt, zijn handen heft en jammert: “O, heer, vergeeft U onze zonden!”
Merik van der Torren
Hoi Pom, Vorige keer was ik op kraambezoek, deze keer ben ik naar een begrafenis geweest. Vandaar een kleine ballade:
Jarenlang ratelde z”n vingers over de snaren van z’n bas foutloos, fretloos, to the point en tot het uiterste
hij kwam in glorie vertrok in chaos met geweld rijmde drank en dergelijke aan zalen, feesten festivals en pleinen maar op het laatst vooral in straten
een handvol muzikanten een buurman en iemand uit een kroeg ook een priester die in het Russisch dat niemand kon verstaan geen vrouw, geen van z’n kinderen uit armoe geen familie uit de onmetelijke uitgestrektheid
verminkt, verstijfd in vreemde harde grond verweg van de taiga bye bye good and sweet old Slava
hoeveel manieren er ook zijn om dag te zeggen nu lijkt het vinden van de ‘goeie’ dag de juiste toon zich te verslikken in alles willen zeggen van jou, van mij, van ons en het genot van jouw aanwezigheid en al die andere dingen die zich niet in woorden laten vangen
dood hoe hij net deed net deed of hij net deed alsof hij aan de dingen hing of hij nou schreef over zichzelf of wie hij ooit had liefgehad het brak alles brak brak af ging dood pomwolff
Soms heb je van die dagen dat je aan je vader denkt. Aan de machteloze strijd die hij moest verliezen toen de kanker overal in hem zat. In het begin nam ik een dekentje mee tegen de kou om op zijn steen te leggen. Ik herinner me zijn ogen drie weken voor zijn dood en hoe ze leken te snakken naar verlossing. Verder zeg ik niets meer.
Liefs Karin
Ik geef je aan de vrede
Er bestaat geen beter contrast dan winter en zomer tegelijkertijd in een veel te zoete lente. Het is ook goed zo. Suja suja ssss. Ons huis is schoon en de geest die deze plaats bewaart noemt zich zonder meer charmant. Het is gedaan zo. Suja suja ssss. Mijn dode zuster staat vlak voor je, alvast te stralen in de gedaante van een mooie fee en de oom die zich verdronk in zee staat vanuit de stille sloep te schallen: zeeman zeeman, ik vang je op. Daarom geef ik je terug aan de vrede opdat je adem wegrolt als de donder als het onweer en dan stopt.
bijna als elke week weer de onmogelijkheid om de eremetalen te verdelen – alsof poëzie iets is van rangorde én alsof een recensent een code van hoog en laag zou kennen. dat is te makkelijk. kees fens ooit poëzierecensent van De Volkskrant verklaarde zijn waarderingen door te wijzen op zijn particuliere leeservaringen waarin hij een nieuwe leeservaring onderbracht. zo is het wel ongeveer – daarbij opgeteld mijn zondagochtendhumeur. reden ook waarom TON HUIZER deze week met goud getooid de week in kan. zijn gedicht over platjes op een platje zeer geestig – platter kan het echt niet. zilver gaat naar de eenvoud van IEN VERRIPS die in eenvoud dat oergevoel van vroeger in één regeltje wist te treffen: ‘ we deden er toe’. Brons voor CARTOUCHE voor die vreselijke overdaad aan elementen waarin elke lezer verdrinkt maar toch iets aansprekends terug zal vinden. Dank aan alle dichters en mijn zondagochtendfelicitaties voor de winnaars.
In het Rotterdams verstaan we onder ‘platje’ ‘schaamluis’. Wij doen niet aan romantisch gehannes op afdakjes. Doe dus eventueel maar buiten mededinging. Een glimlach op de zondagmorgen is tenslotte ook wat waard.
Lentegroet, T.
Bezoek
Er stond een engel voor de deur of ik wat letters over had
ze spaarde voor een mooi gedicht ik schonk haar heel mijn woordenschat
ze bleef een nachtje slapen maar moest helaas weer terug naar huis
ze kuste me en verdween tussen de wolken met een lieveheersbeest in haar kruis
Ton Huizer
–> de ach weet je van onze platjes nog – trofee – maakt ton huizer van het thema. die beestjes konden welig tieren in de oude huizen die door jonge mensen bevolkt werden onder de omstandigheden waarmee jonge mensen van vroeger te dealen hadden. begrijpen wij in 010. gedicht past in die zin echt wel binnen het thema. en ja zeer geestig natuurlijk die luis in haar kruis. de jonge huizer zorgde echt wel goed voor de dames. en de engelen. god zag dat het goed was – maar al die jeuk door huizer verstoorde toch wel enigszins het hemelse beeld.
Rik van Boeckel: ik ben jouw onverlaat … en uit dicht hout gesneden
Petra Maria: de dagen stroomden
Frans Terken: altijd met pakken Pinard onder handbereik
Erika De Stercke: de week met weinig
Ton Huizer: ze kuste me en verdween tussen de wolken
Ien Verrips: we deden er toe
Cartouche:dampo smeren op jekeel en borst
Anke Labrie: een Sartre ben je nooit geworden
schilderij: Rie Weber wie wint de enige echte virtuele – ach weet je van ons platje nog – trofee op pomgedichten punt nl? hoe het allemaal begon – van de eenvoud – toen er bijvoorbeeld nog gehuurd kon worden tegen een maandhuur van 69 of 78 gulden en niet voor 1600 of 1950 euro. het platje, twee stoelen en de avondzon, goedkope wijn van dirk van den broek. de stad, de tuin ergens beneden, geroezemoes. alle dichters kennen hun eigen platje … en wij lezen graag nog een keer op DAT platje met de dichter mee. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
de ergste dag is aanstaande
vroeger had je nog een vrouw die met een brief liep
een dichter die je de weg wees
een veldwachter konijnen met myxamatose
pomwolff
Pom, dit is mijn platje. Groeten, Rik In het losse bos
Hij wandelt door het losse bos zet zich neer op een omgevallen stam simpele vogelmuziek streelt zijn oren
denkt aan de hippe hits van toen hij een puberende fan van The Byrds was houdt zijn tamboerijn los en vast
dompelt zich ononderbroken onder in reflectietijd op de verleden geleden onontkoombare werkelijkheid
onder de muziek van toen dicht hij wie jij bent onder jouw mysterieuze klanken schellend als voetzoekers door nacht en dag langs tak en blad
verrijs melancholiek jouw stem door een onbekend lied dat zeker naar huis wegvoert ver weg van dit ruimhartige bos
ik ben jouw onverlaat in staat van eenvoud en uit dicht hout gesneden speel het tsjirpend ritme voor de vogels
zo staat hij op van zijn platgeslagen zelf het schelleninstrument in twinkeling op een veelzijdige takkenhemel gericht.
Rik van Boeckel 6 maart 2021
–> de klanken van the Byrds in een dichterlijk bos beschreven – deze oude popgroep in een nieuw jasje van natuur en milieu gehesen – erg leuk. zelf houd ik het meest van de laatste twee strofen hier. waarin de ik persoon zich manifesteert en bijna in euforie de stand van zaken opmaakt – als de vuurvogel phoenix die uit as herrijst.
VOORBIJ
dagen van gras in je haren jong zijn en alles snappen de dagen stroomden alsof het een echt leven was
er was een thuis gebouwd op vreemde aarde bloemperken droegen de zomers ijsramen de winters
het zou zomaar weer kunnen ware het niet dat terugkeren naar voorbij geen mens ooit gelukt is
petra maria
–> heerlijke overpeinzingen in de eerste twee strofen – de conclusie in de derde had niet expliciet gehoeven. zit trouwens al in regel 4 van de eerste. twee strofen hier in dit gedicht zijn genoeg. zouden zelfs genoeg zijn geweest voor eremetaal. maar nee die derde zorgt ervoor dat het eremetaal aan het gedicht ‘voorbij’ vliegt vandaag.
Ik kwam nog een artikel tegen uit het Parool van 1 november 2008, van wijnkenner Harold Hamersma. Wel goed om vooral dit deel daaruit nog eens terug te lezen, ik wilde je dit niet onthouden:
Mijn eerste kennismaking met wijn was Pinard van Albert Heijn, het rood, het wit en de rosé van de studentenfeestjes in het begin van de jaren zeventig. Als ik toen had geweten wat het betekende, had ik het waarschijnlijk niet zo schielijk tot mij genomen. Pinard was het jargon voor bocht, het was de wijn die de Franse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog in de loopgraven kregen als vervanging van het water dat helemaal niet te drinken was. Zelfs kanonnenvoer kent dus een bijpassende wijn.
Pinard
Het waren dagen dat je geen stoel nodig had om een nieuwe wereld te scheppen in kleermakerszit op het krakende balkon
liever nog buiten op het gras of in het zand altijd met pakken Pinard onder handbereik want zonder zou het niet gaan
hoe het ons spreken van dubbele tong voorzag tegen de moraal van de hoge heren waarop wij van driehoog op neerkeken
we maakten er voor een schijntje werk van en bestegen daarmee de kale planken van aftandse jongerencentra en bruine kroeg
want drinken zouden we anders kwam er niets uit onze handen laat staan iets blijvends op papier
–> Frans reikt onmisbare elementen aan voor het platjesgevoel uit vroeger dagen. de kartons met wijn inderdaad ja. een tijdsbeeld – ik heb het vermoeden dat de gang naar de parken in coronatijden door vele jonge mensen uit eenzelfde verlangen voortkomt. iets van vrijheid, een onbevangen zijn, qua existentie willen verschillen van de ouders die hetzelfde gevoel eerder wilden ervaren en met meer gemak konden ervaren.
magie
de nacht nam ons in zijn dromen mee voorbij de middaguren
vanuit de studentenkamer met zicht op een doodlopende straat
overleefden we de week met weinig elke cent omgedraaid tot een feest
van meer drank dan eten, wij groot en creatief in onze kleine wereld
wat waren we slank als één lichaam op de grondmatras
Erika De Stercke
–> groot en creatief in onze kleine wereld – wat waren we slank met weinig geld ook – bijna een ware geschiedenisles die Erika ons voortovert. ook zij herinnert het platje nog – het was een hard liggen maar warmer en meer onvergetelijk zou het nooit meer worden.
vrienden waren we we deden er toe regeerden de wereld bij de macaroni ham/kaas geld speelde geen rol bij de vino italia onderbroeken van de HEMA de rest van de rommelmarkt in vrolijke armoe leefden we los lachten om 40 plus dachten dat het altijd zo zou zijn en wij ook
Ien Verrips
–> vrij subtiel opgezet. de conclusie ook subtiel gebracht – subtiel dichteresje hoor die verrips uit het mooie Zaanse land. de vrolijke armoe mooi beschreven hoor zonder opsmuk. ‘we deden er toe…’ een prachtige observatie. elke nieuwe generatie doet er toe! en ze laten het weten ook.
Toen het leven uit zijn schulp ging en soa nog net voor soda werd versleten
land langzaamaan minder plat en venus voorzichtig ook uit haar schelp begon te schuimen in het heuvelland ving de eerste DKW aan, de straat groengeel te kleuren en blauw rekten we ons, trokken we de weekeindjes uit
met thermoskoffie, een dikke plaid en een paar sneetjes met ei en rauwe ham om al wat ons benauwde te laten voor wat het was , de randen van asfalt op te zoeken in de berm te tellen en determineren hoeveel en hoe gezwind zoveel schoons aan ons voorbij kon sjezen
hier – viel andere lucht te snuiven dan onze platjes zo armzalig – kregen we zicht op nieuwe wegen naar een luizenleven zonder knie of elleboog van je broer in rug of zij in je al te krap bemeten muffe twijfelbed
kwam de droomvrouw je voor ogen die meer vermocht dan bakken van zoete broodjes en dampo smeren op je keel en borst als je snotterde van honger en van dorst zo’n stoere snelle, die je in een handomdraai wist in en uit te pakken, zonder schaam of schand
gleden en hingen wij er samen, – niet als pro-, maar puur als recreatieganger – de toerist uit een leven zonder dwang en beven al wat ons voor ogen zweefde
daar in dat gras 06-03-2021 / Cartouche
–> ja Cartouche combineert het platje met de platjes. kun je rustig aan hem overlaten – mijn god een geschiedenisboek vol emotie, poëzie en proza én jeuk. geen element vergeten – over de hang naar ‘een leven zonder dwang en beven…’ schrijft de dichter. voor ieder wat wils – de dampo in je neus. zou het nog bestaan dampo? de overleden zanger van merwijk kan ‘haar’ dromen – houdt het ietsje korter – maar ja dat is een liedje.
Ha Pom,
Het was ook de drang om te ontsnappen, herinner ik me. In muziek, ‘filosofie’ e.d. en hevig verliefd worden (met alle ldvd vandien). Parijs, toen nog. Mooi thema. Deze lag er nog. Zie maar. fijn weekend. Hrtgr. Anke
mijn bolsjewiek uit Beverwijk
bij nader inzien ben jij toch de ware existentiële liefde niet
stond op die ansichtkaart poststempel Parijs die je me pas na weken stuurde
maar ook al heette zij Simone hoorde ik later van je vrienden een Sartre ben je nooit geworden zag ik toen ik je onlangs googelde
anke labrie
–> het platje, twee stoelen en de avondzon, … alle dichters kennen hun eigen platje. anke schetst een tijdsbeeld van zwart en wit en het existentialisme, parijs en de hoofdpersonen sartre en de beauvoir. ongeveer zoals het was en dat het leven ook nog gewoon van het leven was met alles van goed en van het kwade.
De week was er een van 20 uur slaap per dag Wonderlijke beelden achter oogleden die vanzelf sloten, om gelijk verbaasd wakker te worden. Het gif kruipt nog 1x rond om zijn werk te doen, misschien iets te hard, maar bank en bed voelen goed. Volgende week vast een helder verhaal, maar voor nu;
Soms even door die deur en dan Wonderland nu bijvoorbeeld even blijkt wat al gevoeld werd maar zachtjes weggestopt nu even liever dat stukje paddo Groter, kleiner of de paffende rups sprookjes ook niet altijd mooi, maar wel hillarisch met goed eind. Even niet meer stabiel maar ook dat is niet vreemd in Wonderland Ik onderwerp me wel aan flesjes en kleine hapjes hoedemakers, konijnen lachende katten en veel thee en spiegel me uiteindelijk weer de andere kant
Er worden tasjes op de prullenbakken van de straten gelegd Met elk een verhaal verteld Daarom worden ze niet gestolen, slechts gelezen soms geveild Eentje heb ik ooit gevonden nooit vergeten wat er stond Ik heb hem stiekem meegenomen zodat niemand anders vond wat het geheim van de liefde was In zo’n tasje zo maar weggegooid Stroomde een beekje gevuld door regen Met druppels onvermogen, wegkijkend het houden van verzwegen Hij lag zo maar in de hoek Wachtend om te geven Het advies dat niemand me gaf tussen de regels door gelezen “Als je dan gaat Vergeet niet om toch de pure liefde mee te nemen” Nu heb ik een tasje puur met liefde Gered van zo van de straat En verstop ik kleine stukjes tussen deuren van verlaten Om zo de liefde nooit meer buiten een mens te laten