Ik lees je over de golvende platen boven je hoofd De klok slaat twaalf terwijl je onder het afdakje mijn laatste adem rookt Als een ondertiteling voor de woorden die je eigenlijk zeggen wil denk je “Ik vind het niet oké als je gaat.”
Maar Terwijl vanaf het afdakje bakken met verzet uit de lucht vallen en de lantaarnpaal een streep zet door donker doende woorden Zucht ik je de laatste knuffel, en fiets weg Weet je Ik vond het leuk toen ik de weg naar je huis nog niet wist Wanneer ik in straten de bomen verwikkeld in sjaaltjes kon zien die op een gegeven moment groot genoeg waren om met elkaar te takken En dat ik vijf keer rechtsaf en vier keer linksaf en drie keer de bocht om ging en nog twijfelde of rechtdoor in je goede straatje paste
Maar ja Dat was goed, toen Die spontaniteit ben ik denk ik kwijt geraakt Alsof het zwart voor mijn ogen werd terwijl ik enkel knipperde We hebben wel altijd de warmte mogen opzoeken terwijl ik de afwas deed Ik schrobde met liefde, onder genot van muziek, de overdagjes en mislukte grappen weg En jij die plukte voor plukte voor plukte voor plukte de bloemen van de schone schaaltjes
Maar je hield ze voor jezelf en wilde niets missen Ook al had dat een deel van mijn hart kunnen vullen Steeds vaker zag ik, gereflecteerd in televisiebeeld, lichtlampjes die de laatste hoop wilden stillen Ze verlichtten een kaart die me nieuwsgierig maakte naar andere dingen zoals Gidsen, door gevoelens anders dan de jouwe Het bouwen van afdakjes waar men kon schuilen voor buien ongemak die liefde met zich meebracht want In een veranderend klimaat kwamen jij en ik op een punt waar die stip op de kaart mijn trouw niet meer kon uitdrukken
Dus fiets ik nu vandaan Een afdakje dat ik voor je bouwde maar waar alleen jij kon schuilen Die ruimte nu, zo groot als de afstand tussen de rand van mijn capuchon en rondingen van jouw hoofd, verbeeld een verbinding die ik nooit zal vergeten Toch heb ik de spontaniteit moeten nemen door te zeggen: “Ik vind het oké, als ik ga”
sinds mijn vorige ontmoeting met de dichter merik van der torren op ruigoord van de zomer is de dichter bezig met het opvoeden van zijn nogal levenslustig hondje betty. betty heeft de eigenaardige gewoonte – weigert eenvoudigweg om waar hij ook verblijft – thuis, op ruigoord, in de straat, in amsterdam, waar ook ter wereld, halfweg, maastricht, antwerpen te gaan liggen. u ziet de dichter hier liefdevol hondje zijn hondje toespreken. maar niets helpt – het is alleen maar erger geworden – liggen is er niet bij en slapen dus ook niet voor de dichter merik van der torren – de dichter zet nu zelfs zijn laatste wapen in om het beest, onruststoker Betty, tot kalmeren te brengen: DE POËZIE!
Voor Betty, nr. 15
Blijf nog liever liggen vriendin, op mijn schoot, dat ik kan dromen, aardse paradijzen fantaseren, en hemelse voor een tijdje later.
Blijf nog liever liggen vriendin met je snuit in mijn oksel voor de krant komt met de toeslagen-affaire en Rutte gestuurd naar huis,
blijf nog liever liggen vriendin, laten we zoemen in de warmte.
Soms heb je van die dagen dat je jezelf wel achter het behang wilt plakken. Maar wat behelst dat woordje soms… Soms is een raar woord, het kan te maken hebben met je dromen, daarom heet dit gedichtje soms.
Liefs Karin
Soms
Maandagen. Dag van volstrekte onschuld. Boodschappen, het hart vol op de linkerplek
Dinsdagen en ergens mist wat hagelslag. Deuren open, de venter bezoekt dit dorp.
Woensdag. Gehaktvlees van onreine dieren tevens biduur voor het vee.
Donderdag zal ik je komen halen op een schip van zure appelen en klokgelui.
Vrijdag. Een pas gewassen dekbed wacht je op. Ik begin een geheel te vormen van dit uur.
Zaterdag. Na grabbelvingeren in tweedehands. Ik voel in tule, oud katoen, je zocht ook blauw.
Zondag. Waarom zou iets worden verzwegen. Ik wil een naam van jou waar nog geen dag voor is.
Karin Beumkes Muziek: Lou Reed – Perfect day https://youtu.be/QYEC4TZsy-Y
TON HUIZER: ‘wie geen verlies heeft gekend weet niet wat leven is…’ – een gedenkwaardige uitspraak van de rotterdammer Huizer – op de dag dat feijenoord het weer eens niet redde tegen ajax. ton huizer laat zijn licht nog even schijnen over 010-020.
Burengerucht
Amsterdam heeft een Arena met een schuifdak tegen onweer en het nare nat
Rotterdam schuilt in een Kuip op een laadklep langs de mat
de Amsterdammer heft het glas met een geliefde op de liefde voor zijn stad
de Rotterdammer klaart een klus de Rotterdammer vult een gat
Amsterdam zingt over hartstocht en verlangen naast een dronken orgelman
Rotterdam schenkt lauwe koffie uit een lekke thermoskan
Ik schreef: Ien Verrips focust in alle gewoonheid op een ongewoon moment van stilte – bijzonder mooi en harmonieus passend – bij het stilleven schilderij van kunstenares Ginie Ruitenbeek. bijna een leeswijzer bij de afbeelding, bijna proza maar toch poëzie, bijna beeldende kunst maar toch in letters van taal, bijna gewoon maar ongewoon sterk. deze Ien. GOUD! lonely at the top. en van harte.
Ton Huizer, Ditmar Bakker en Cartouche strijden deze week om een plekje achter Ien. om het zilver. ieder op eigen wijze. 3x zilver met mijn felicitaties – het was vandaag in alle gewoonheid toch ook weer een bijzondere dag. gisteren werd een oud leraar Engels van het Amstellyceum in Amsterdam Oost ten grave gedragen. zijn lijfspreuk luidde: ‘laten we er nog maar eentje nemen – het is toch een rare dag!’ en zo is het ger. rust zacht.
zo onbetekenend de alledaagsheid dat wij het liefst er aan voorbijgaan gericht op het bijzondere uit angst voor het banale
het is de schilder van gewone dingen die door kleur en compositie van zomaar wat fruit naast een eenvoudig kannetje ons op ’t verkeerde been zet hoe de stilte in je leeft als je kunt beschouwen wat je ziet
Ien Verrips
–> het zijn de gewone dingen die het hem doen. was het geen liedje ooit met deze tekst. hoe dan ook Ien focust in alle gewoonheid op een ongewoon moment van stilte bijzonder mooi en harmonieus passend bij het stilleven schilderij van kunstenares Ginie Ruitenbeek. bijna een leeswijzer bij de afbeelding, bijna proza maar toch poëzie, bijna beeldende kunst maar toch in letters van taal, bijna gewoon maar ongewoon sterk. deze Ien.
Ditmar Bakker – mijn lief, die zacht te slapen ligt
Rik van Boeckel – het liefje uit lang vervlogen tijden
Frans Terken – had je dan nog maar haar hand
Petra Maria – dat het ooit gewoon gaat worden
Cartouche – tot de orde, al zal het nooit
Jako Fennek – traag verlaat de stad de nacht
Erika De Stercke – hoe bij ondergesneeuwde daken ons bed jubelt
Vera van der Horst – Kwam iemand tegen
wie wint de enige echte virtuele gewone dingen dag trofee op pomgedichten? het zijn rare dagen, rare virussen, rare politici, rare wiebessen, rare avondklokken, rare engelse monsters, rare presidenten ook – tijd voor gewoon. tijd voor de gewone dingen. het gewone leven, de gewone dagen, gewone mensen ook. dichters brengen het leven, de mensen en de dingen terug naar gewoon – naar waar ze horen. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
thuiskomen
hoe ver we ook waren we komen terug op onze schreden soms noemen ze het herinnering soms verlangen naar vervlogen dagen soms is het gewoon thuiskomen erwtensoep witte lof eierkolen vader, moeder, een zoon met een brandweerauto voor de brandhaard
pomwolff
Ola Pom, Bij ons in de Bijenkorf kun je (kon je) via een opening onderaan het pashokje zien of het hokje bezet is (was) of niet. Bij jullie ook? Vast wel… Dikke groeten, T.
Mannen in een warenhuis
‘Mama kwijt’ sprak het jongetje ‘ik ook’ antwoordde ik
hand in hand trokken we op het was goed
wie geen verlies heeft gekend weet niet wat leven is
ik vond nog wat verleden hij haar voeten in een pashokje
we liepen naar Speelgoed daar zijn we gebleven
Ton Huizer
–> ja in amstelveen zijn er nog steeds van die open hokjes en bij de bristol hier om de hoek ook. zeg ik uit herinnering. want de boel is dicht in 020 – in 010 draait de wereld blijkbaar gewoon door begrijp ik. ton huizer lezen we uithuizig hokje in en hokje uit. wij van 020 hebben slechts ajax vandaag. nou wat zullen ze leven vanavond na de wedstrijd in 010: ‘wie geen verlies heeft gekend weet niet wat leven is…’ ton huizer verwoordt het aankomend verlies van feijenoord vandaag wel erg troostrijk. ze zullen het beleven. buiten het troostrijke weet ton huizer als geen ander in een paar woorden altijd wel een indringende wereld te scheppen met prachtregels. dat ie dan ook nog wat verleden vond in een pashokje. mooi!
De Droom
Mijn lief, die zacht te slapen ligt; niet langer is hij ondernemer op sale, of CRM gericht, of liability disclaimer, penetratieprijsstrategie: getroffen door de avondschemer slaapt hier een kleine jongen, die van draken droomt, of, onbevangen door het communautair acquis der wereldlijke wandelgangen (zo vreedzaam schijnt zijn aangezicht), in een gezamenlijk verlangen naar tederheid, van dit gedicht; mijn lief, die zacht te slapen ligt.
***[D.B.]
–> bijna reviaans maar net iets deftiger ditmar bakker – reve wist heel vaak het proletendom en ook wel de soms daarbij behorende proletarische eigenschappen te koppelen aan het verhevene. ditmar houdt het vaker lief maar koppelt als ie koppelt het liefst toch wel graag even wreed aan vreedzaam, rijgt wrede gedachten aan zijn zinnen met vreedzame woorden.
Op de bank
Op de bank rusten stille benen ze werken thuis waar het pluis is
de botten voelen klam aan nachtkoude warme hunkering
lichten aan de overkant schijnen door de vorst komt met een onverwachte auto
sober de nacht onder de sterren onder de muziek van toen
al zieltogend het tweede uur voor middernacht komt de hemel naar beneden wentelend in een bed met scharlaken ruiten voor een later gelukkig leven
in dromen zien we het liefje uit lang vervlogen tijden om nooit te vergeten
Rik van Boeckel
–> Rik verzorgt een zacht verhaal met weemoedige klanken. de muziek van toen bij dromen over het liefje uit lang vervlogen tijden. mooie regels bij de mijmeringen op de bank over hoe het vroeger was.
Zo’n dag
Gewoon een dag om de beslagen ramen te vegen en zien wat er buiten van komt
in je haren voelen hoe de wind waait zorgen dat je daarin op de been blijft je hoofd hoog in de kraag
en uitkijken voor de wankele tegel die een gat in de grond verraadt een losse veter lijkt genoeg
niet dat struikelen een teken van neergang is een hondendrol is altijd erger
of een blauwe brief op de deurmat dan weten ze je wel te grijpen al steek je de kop in het zand
een dag dat het weer even lastig is had je dan nog maar haar hand om aan vast te houden
–> ja de dichter legt de vinger op de zere plek van het gewone leven. de envelop, en dat je nauwelijks nog de maand doorkomt – als je alles hebt gehad komen de gemeentelijke belastingen ook nog eens even gewoon je portemonnaie plunderen. omdat de kade muren instorten of omdat de reagering 130.000 kadootjes van 30.000 euro moet uitdelen om het geweten wit te wassen. de sinkholes liggen inmiddels op de loer op elke hoek van de straat in stad en dorp, limburg loopt onder, groningen ontploft, leiden in last. en dan die mooie slotstrofe als troost – de gedachte aan die hand die je zo ontzettend lief was. wel een schrale troost want ook die hand is niet meer.
het valt op dat in het licht van het zijn op eigen wijze soms niets is bij te benen
maar wel straks dezelfde lange benen weer onder de tafel gestoken is er nog koffie
denk je dat het ooit gewoon gaat worden en zou dat niet wonderbaar zijn
petra maria
–> ‘het zijn’ leest poëtisch gezien wat moeilijk weg in die eerste strofe. altijd een belangrijke strofe – de eerste – om een gedicht in te gaan. gelukkig hebben we hier ook nog de derde strofe met een verzuchting die inmiddels alle lezers wel vermoed ik graag onderschrijven. ‘het zijn’ moet ze aan de filosofen overlaten krijst bettie hier op acht hoog in de VU. tussen de coronapatienten door. wat je bent moet je eerst zien te krijgen meneer wolluf! oja bettie zit dat zo – hier in de VU.
Dat
een dag een begin en een einde voorwaar, wennen doet het nooit zoals ik toen – dacht het gaat nooit over je blijft – in het blauw en wit en ik
zal je poolhond zijn bij elke click van jou springt mijn hart en is niets te dol geef ik me bloot zoals nooit eerder in de navel van de tijd
dat heel mijn land open lag
onder een likje zon en poedersneeuw die elkaar niet bijten en eeuwig lijken tot het weer erin ging zitten en het zicht vertroebelde
niet meer bleek te zijn dan een stukje niemandsland verpakt als sneeuw van gisteren gewoon een dag als elke andere
die je door moet zien te komen, slikken maar, we gaan over tot de orde, al zal het nooit
Cartouche / 160121
–> nee – ‘al zal het nooit’ – ook niet toen ‘het weer erin ging zitten’ – wat weet cartouche toch altijd weer met van die kleine fraaie wendingen het leven zelf een draai van 180 graden te geven. heerlijke dartelheid in de eerste strofen als sneeuw voor de zon verdwenen later in het gedicht. een compleet leven met mooie wendingen en kleine likjes en dat allemaal in een gedicht. het kan natuurlijk ook korter:
Dat
zoals ik toen – dacht het gaat nooit over je blijft – in het blauw en wit zo dat heel mijn land open lag
tot het weer erin ging zitten en het zicht vertroebelde gewoon een dag een dag als elke andere werd
die je door moet zien te komen, slikken maar, we gaan over tot de orde, al zal het nooit
Cartouche / 160121
Hoi Pom,
In het Zwitserse, vooral in de bergen, veel veel sneeuw. Alweer een paar doden onder lawines, ieder jaar hetzelfde liedje. Maar wij houden ons met gewone dingen bezig, en doen al gek genoeg. Als ik “wij” zeg, bedoel ik daar natuurlijk niets mee. Wees gerust. Groet en morgen een fijne dag, Jako
lichter
traag verlaat de stad de nacht je ogen baden nog in slaap zien huizen aan voor nevelbanken iepen voor gestalten je trapt een frietzak voor je uit draadjesvlees van gisteren kwelt je nog, een tandenstoker zou verlossing zijn
als ze belt waar je zit spiegelen grachten al in zonlicht ruik je in verbeelding koffie je passen worden lichter, je geest ruimt duister op, dagelijkse dingen worden zichtbaar
jako fennek
–> een heel levensverhaal in een notendop – de dag gewoon, de nacht bijzonder. zie daar het leven van een dichter. gelukkig is er koffie. we zijn er weer aan toe jako. een mooie synthese tussen het ongewone en al hetgeen aan het zicht onttrokken is en het meer gewone – een blakende jako fennek in een zonnetje op een amsterdams terras – zal het een donkere hoek in café eijlders zijn.
samen
wat de rust verstoort, snoeien we zonder gekibbel weg
lachen om jouw kousen, andere kleuren, ze passen wonderwel
hoe spruiten met hamburgers het bord vullen, aardappelen
aan de saus snuffelen, warmte in muziek opgaat
bij ondergesneeuwde daken ons bed jubelt
Erika De Stercke
–> dat bed daar zit wel wat in – in dit weer. jubelend beddengoed in gent – ik kom eraan hoor. maar dan dat gesnuffel aan sauzen aan spruiten en aan hamburgers – is weer wat minder.
Hoi, ik vond het niet echt een gedicht niet echt poëtisch meer een gedachte. Maar omdat ik geen ander meer geschreven heb dien ik het toch maar in.x
Kwam iemand tegen
Ze zei, ik ben echt niet gewoon, je zou een boek over me kunnen schrijven, wat ik meemaak, echt niet normaal, als ik toch schrijven kon.
Wat dan, ik kan schrijven, vertel me ben je geboren zonder hart, lees je gedachten, maak je van kiezels goud, houd je van honderd mensen evenveel, ik noem maar wat.
Nou, nee dat niet, maar weet je ik kom echt nòòit normale mensen tegen.
Vera van der Horst
–> je hebt gelijk. de zaken die je optekende moeten we haar gewoon laten. nemen we alleen de woorden van de dichter zoals leonard cohen berlijn nam, een hele mooie jongen die alleen in oneliners schreef een dichteres ooit – zeg maar om te jubelen – want bij mooie regels jubelen we:
Wat dan, ik kan schrijven, vertel me ben je geboren zonder hart, lees je gedachten, maak je van kiezels goud, houd je van honderd mensen evenveel, ik noem maar wat.
binnenstebuiten ongeduldig uitgetrokken weggesmeten als een herinnering
Kittycat Is playing late. Haar poot duwt een kurk heel waarschijnlijk toebehorend aan De fles die we samen zouden drinken.
Korte stukjes heen en weer rolt dat ding fascinerend in haar ogen over de vloer.
JA OP DIE VLOER maar bij lange na niet in het midden van de kamer
Waar jij zou zijn neergestreken voor mij op handen en voeten, ligt argeloos mijn joggingbroek binnenstebuiten ongeduldig uitgetrokken weggesmeten als een herinnering aan gisteravond
Gisteren toen ik je mocht komen verleiden en bezitten. Nee,toch niet je twijfelde. Dat wist je in ieder geval wel zeker om uiteindelijk, pas op onzedelijke tijdstippen tot de conclusie te komen dat denken aan mijn geile kop niet genoeg was. Of ik voor een likbeurt toch niet even de regen wilde trotseren. Je tong zou beginnen bovenaan de rug lippen zuigend richting hals dan langzaam zakkend in de naad tussen mijn billen.
BUT another night is another night I was enjoying myself dancing in my room breng daar maar meer nog meer van die grote opwinding waarin je me tegenwoordig vaak doet verkeren ietwat bevreesd hoelang zal het duren voor het piekt en stopt.
Ahh ik kom niet naar jou nu ik ga hier wel liggen vastgeketend aan de muziek in mijn oren en jouw beloftes streaming through my hot body.
Wij zullen opnieuw daar staan in een oneindige landkaart aan liefde En dan is de brandstof van een enkele kus genoeg voor ons oneindige bestaan Want mensen haken als pijl en boog in elkaar
Ieders fantasie bedriegt
Als ik je iets zou moeten zeggen Was het een letter loos geluid Soms verlaat iets het hart met zo’n haast dat het de woorden overslaat Ik weet niet waarom ik hier ben terwijl jij daar zit maar Ik zwerf door het zolderstof van mijn vingers op een kaart waarvan de helft verwaterd is Ik mis je Maar je moest gaan, ik weet het Ik heb de ketting van jouw adem nog een tijdje gedragen Maar wanneer de vrieskoud kwam ben ik de tastbaarheid kwijtgeraakt en nu lig ik nog hier Starend in een wijnfles bedekt met krantenprenten Maar er is ook iets nieuws vandaag Luister Toen ik uit bed kwam heb een dekentje op mijn hart gelegd, een pen gepakt En gezegd “Het vervelende juist delen door liefdesbrieven te schrijven” Dus bij deze Dit is mijn eerste
Je zei dat slechte dingen weglachen niet per se verkeerd is En je de strepen door droevige dagen als vlaggenlijnen moest zien die als een parade door de stad manoeuvreerde Dat heb ik gedaan en vandaag en ik wil die fantasie met je delen Dan weet je hoe het met me is aangezien je me dat zelf nog nooit heb gevraagd
Op de top van een pinata kon ik de hele stad zien Voelend dat de dag pas net begonnen was en ik de stad met mijn dans kon ontwaken Het werd een eeuwig durend spel tussen geluid en beweging Die ik als pepernoten van de daken strooide Iedereen omarmde zichzelf in een zee van meerstemmig mee tikkende knokkels Ik heb ze stuk voor stuk verzegeld met een deel van ons en zei “Deze dag, kan echt niet meer stuk” Daarna, verborg ik stukjes van mijn oren onder de grond Om jouw snoep uit de pinata weer even te proeven Het was zout genoeg als mijn lievelingsdrop en alle dissonante muziek verdween Toen ik tegenover je stond en de voetstappen van de parade als trouwmuziek langs ons liep Want ja Zo zag ik het voor me Ik hoop dat je dat niet erg vind, dat ik dit nu onverwachts vertel Ook al ben jij al over me heen, vraag ik me soms toch af hoe het met je gaat Als je daar elke morgen in mijn verbeelding staat Wil ik je aanspreken Dat jij me dan herkent en gelijk zegt dat je me ook gemist hebt Dat je thuis de open haard al hebt aangezet hebt en mij meeneemt naar je huisje En dat we daar dan Elke deuk in je laminaat opnieuw verkennen Dat ik kauwgom kauwend aanhoor hoe je nooit naar iemand anders bent gegaan En daarna Knikkeren Met de bloedcellen in jouw aders Met het dekentje van mijn hart jouw smacht naar anderen verwikkelen Zodat je bij me blijft Jij zou de lichten dimmen en ik mee tikken mee met de tijd Onze horloges gelijk terwijl ik over je ruggengraat loop die bij de tunnel van onze toekomst uitkomt Ook als je dat niet wil Maak ik een film van je Met een trouwring als budget Dan nodigen we iedereen uit van mijn werk en jouw werk En dan gaan we dat doen in de kapel vlak bij het bos waar we altijd de hond uitlieten Dan kies jij een jurk van de lakens van vroeger En roer ik onze herinneringen door de soep van het voorgerecht En dan Als de vraag gesteld wordt zal jij ja zeggen en ik zal ja zeggen En dan zal iedereen klappen Wij zullen opnieuw daar staan in een oneindige landkaart aan liefde En dan is de brandstof van een enkele kus genoeg voor ons oneindige bestaan Want mensen haken als pijl en boog in elkaar En het moet zo zijn Zoals vroeger de kindertekening aan de muur onze liefde al beschreef
Maar je hebt onze lijnen aan de vissen gegeven En een deel van mijn schilderij daarbij Je had een stempel van eeuwige roem op die keuze gezet En je ging gelijk Hier ben ik dan Elke dag Alleen nog denken aan die pinata van toen en jij die danst in de kamer Dus als ik je iets moest zeggen Was dat een letter loos geluid Voor jou verliet iets het hart met zo’n haast dat het de woorden oversloeg Ik weet niet waarom ik wel en jij niet de last van ons bestaan moet dragen Maar als ik je nog een ding mocht vragen Morgen, als ik je weer op die hoek zie staan Wil je me dan aankijken en zeggen dat het goedkomt?
Het is geen fijne boodschap om te brengen, maar na deze crisis zal het niet beter worden. ‘We zijn in oorlog met het virus.’ En na oorlog komt vrede. Maar wat voor vrede zal het zijn?
Vooropgesteld het volgende. We dienen er allen persoonlijk onze beste inspanning voor te leveren om deze huidige crisis te boven te komen. Sociale levens worden ontwricht. Hele bedrijfstakken hangt het zwaard van faillissement boven het hoofd. Het zorgsysteem kraakt in haar voegen. Er wordt in laboratoria hard gewerkt aan oplossingen en terwijl de eerste vaccinatierondes op gang komen, muteert het virus door naar een riskantere variant. Het is oorlog! Maar zoals een goed politicus zou zeggen, één die we kunnen winnen. We hebben de overwinning al bijna in onze zak. Het enige, dat we hebben te doen is gezamenlijk doorstrijden tot die overwinning. Nog één keer de adem inhouden en over the top. Het zal slachtoffers eisen, maar na de strijd zal er vrede zijn. Het is de epidemie to end all epidemics.
De huidige crisis heeft blootgelegd hoe kwetsbaar ons economische systeem is. Het heeft ook blootgelegd, dat het aan de markt overlaten van zorg, niet leidt tot voldoende slagkracht als er zich een andere ramp voordoet dan koersdaling op de beurs. Nu sloot de beurs het jaar gelukkig met topwinst af, doordat ‘new business’ goed scoorde door de crisis. Daar heeft een doorsnee kroegbaas, kapper of winkelier weinig boodschap aan. Die eten hun laatste spaargeld op en hopen op verlossing. Als je kijkt wie er goed boeren bij de crisis, dan zijn dat een handvol farmaceuten. Verder verliest iedereen in meer of mindere mate. Net als in een oorlog. Enkel de wapenhandel profiteert daarvan. Maar zonder wapens, geen overwinning in de oorlog.
We zijn nu een klein jaar in oorlog met het virus. Behoudens een kleine groep ‘gekkies’, is niemand meer ‘tegen het voeren van de oorlog’. Iedereen is er moe van. We willen dat het ophoudt en dan alles weer wordt als voor de oorlog. We strijden door, zelfs als dat strijdig is met onze ‘oude principes’. Als je eenmaal, om Lubach maar aan te halen, de ‘trechter’ van de oorlog in bent, dan ben je dat met z’n allen. Wie dan nog tegenwerpingen doet, staat de vrede in de weg. Denk aan de discussie over de atoombommen op Japan. Was dat nodig geweest? Eigenlijk doet dat er niet toe. Niemand kan tegen de vrede zijn geweest die erop volgde. Zo’n discussie voeren heeft achteraf geen zin.
Als straks het vaccinatieprogramma is afgerond kunnen we weer terug naar normaal. We zullen zien hoe dan de nieuwe vrede zal zijn. We zullen vooral het gevoel hebben dat alles weer goed is. Dat we ‘het licht in stappen’. Alsof we vergeten zijn hoe de wereld was voordat de crisis uitbrak. We zullen ons vol laten lopen in de kroegen, vrij voelen op de festivals en ons suf winkelen in de loopgraven der koopgoten. Velen zullen zelfs blij zijn gewoon weer naar kantoor te kunnen, weg van dat lastige gezin. Alles zal weer zijn als voorheen. Grote firma’s hebben zich middels belastinggeld zoveel mogelijk laten compenseren. De anonieme aandeelhouders zijn tevreden. De overheid heeft zich middels nieuwe wetten steviger gepositioneerd als controle-instrument van de macht. Desillusie bij kleine zaakvoerders die een faillissement hebben moeten doormaken, zullen enkel zij die het doorgemaakt hebben zich herinneren. Zorgmedewerkers die weer met dezelfde capaciteitsproblemen worden opgezadeld, zullen het dragen zoals ze dat altijd deden. Dat zit in ze. Zij die geliefden verloren hebben zoeken best berusting. Een hele troep doorgedraaide complotdenkers zal op zoek moeten naar een nieuwe vijand als Covid opgehoepeld is. Maar na de feestweek, het huldigen van de helden en het eren van de gevallenen komt geen verdere inkeer meer.
Het is spijtig, dat ik te oud ben om mezelf deel van een verloren generatie te noemen. Daarvoor ontbreekt me het jeugdige elan om het tegendeel te bewijzen. Wat rest is het inzicht van de jonge jaren van hoop, dat me nu een triester en wijzer man maakt, want er viel niets te winnen in deze oorlog. Niet op deze manier.