DITMAR BAKKER: ‘de zeer Amerikaanse dr. Roush maakt in de inleiding van haar bloemlezing vertalingen uit Campanella’s Scelta gewag van het feit…dat het volgende chique Italiaanse sonnet gewoon over rukken gaat.’

Campanella—ik zag de vertaling van de ambachtelijke doctor, en moest de mijne schreiend terzijde leggen. Zijn ‘nest der menselijke noden’ deden mijn nestkasten felroze schitteren—misschien had ik er gewoon een vogelkooi in moeten zetten. Tot overmaat van ramp werd Filippo—Filips is de gangbare Nederlandse equivalent—in mijn handwerkje als Flip weggezet. What’s in a name. Mea culpa, mea maxima culpa. Stof tot stof.
                Rest er niets te zeuren? Ach, jawel—het sonnet is eenzaam in de bundel en rijmt raar bovendien. De lezer hoeft geen stap dichterbij de auteur te zetten, behoudens Filips.
                Zijn suono: evenwichtig; een heldere boodschap.
               
Wat te doen?

Wonden likken, gek worden, je bedrinken? Alledrie en vaker yoga bovendien? Het voldeed niet—mijn interpretatie onevenwichtig, het octaaf niet solide. Je wordt gemakkelijk, misschien: je schrijft niet meer uit op papier maar begint in kladblok. Je wil te snel, te veel. Ik verstopte Verstegens bundel en werd boos op Thomas: wie bèn jij?! Geniaal, gestoord? Magiër? Manisch?
                Al het andere spul moest in revisie. Voor een zestal eerste versjes bleek dat onnodig, want waren reeds gecorri- of gefiatteerd door een expert. Althans, er stond wel wat rood. Basta.
                De akelige rest moest worden gezift. Terug naar de biografie. Terug naar dat bastardo-Italiano-etymologiewoordenboek. Terug naar de ruimte tussen twee bestaande Engelse vertalingen, waar een passend Nederlandse te vinden moet zijn.

Het viel nogal mee. Er werd wat franje vervangen en wat barok ontbarokt—Thomas’ jas moest daarmee weer even mee gaan. Eigenlijk was ik nog steeds boos. Sommige omzettingen moesten maar even blijven staan: ze waren voor u gebakken en als er dan soms klanders in zaten, dan was dat jammer.

Minder boos op Thomas en meer op mijzelf (en natuurlijk op dr. Verstegen, wat nou, geen verhaal, je zuster op een houtvlot, man) telde ik eens. Ik keek eens in die enorme Scelta die ik nog niet eens helemaal doorgeworsteld had—volkomen verblind voor madrigalen en alles wat er niet uitziet als een sonnet—en vond het een heidens karwei.
                Niet lullen maar poetsen, dus.
 
Zo’n verhouding beloont: pas na het oppakken van dan in godesnaam maar weer een nieuwe vertaling, kreeg ik door navorsing van…rare gevoelens bij omzetting van het sonnet, bijval van zowel dr. Roush als wijlen G. Ernst. De laatste bevestigde, zo stond in een vergeten voetnoot in Roush, de vergelijking tussen Jonas en Campanella in dat liederlijke sonnet vol Bijbelse referenties, waarin ons aller Thomas een zekere opoffering doet, gelijk de keuze die hij in real life dus maken moest. Hij koos ervoor zijn matras in de fik te steken.

Weet u het nog? Natuurlijk niet, goed—nu volgt leuks, beloofd: de zeer Amerikaanse dr. Roush maakt in de inleiding van haar bloemlezing vertalingen uit Campanella’s Scelta voorzichtig, zo voorzichtig gewag van het feit…dat het volgende chique Italiaanse sonnet gewoon over rukken gaat. En iets met staatskunde, maar vooral rukken. Geen grapjes. Hier, kijk zelf:

35 – CHE ‘L PRINCIPE TRISTO NON È MENTE DELL REPUBBLICA SUA
Mentola al comun corpo è quel, non mente,
che da noi, membra, a sé tutte raccoglie
sostanze e gaudi, e non fatiche e doglie:
ch’esausti n’ha, come cicale spente.

Almen, come Cupido, dolcemente
ci burlasse, che ’n grembo della moglie
getta il sangue e ‘l vigor, che da noi toglie,
struggendo noi, per far novella gente.

Ma, con inganno spiacevole, in vaso
li sparge o in terra, onde non puoi sperare
alcuna ricompensa al mortal caso.

Corpo meschin, cui mente ha da guidare
piccola in capo piccolin, c’ha naso,
ma non occhi, né orecchie, né parlare.
[T.C.]

35 – WANT DE KLEINE KONING VORMT NIET HET HOOFD VAN ZIJN REPUBLIEK
De géést niet, de pík van het mens’lijk bestel
is ’t part van onszelf dat zichzelf steeds voorziet
van glitter & goud, nooit van werk of verdriet,
want uitgeput door ‘m als cicades na ’t spel.

Ach! Ware hij Cupido, speelse rebel,
die spottenderwijs in gehuwde schoot schiet,
met sappige kracht, die hij ons aderliet;
hij maakt een nieuw volk, ons verwoesting—tel quel!

Zijn vunzig bedrog in een potje, ’t is heus,
verspillend—ter aarde ook. Elke hoop staakt. 
Niets krijgt men retour, voor ’s mens kwesties. Affreus.

Misdádig dit lijf, met een geest die als taak
de sturing wat leidt in ’n klein koppie, met neus,
maar zonder een kijkorgaan, oren, of spraak.
[D.B.]


En natuurlijk blijft het zeuren. Moesten die cicades niet gewoon krekels zijn? Is dat Frans-franse woord affreus niet iets heel engs aan het uitspoken daar? Samen met tel quel? Zullen mensen schreeuwen dat een heerser wel een vorst is maar in context niet een koning? Zal iemand weten van het boekje ‘De Kleine Koning’ dat allerhande mannelijke (geslachts)ziekten behandelt en—mijns inziens—de reden is dat Thomas zegt dat het kleine koppie in elk geval een neus heeft? Dr. Roush heeft het over een ‘moeilijk interpreteerbare neus’. Gokken, dus (hihi).

De dagelijkse portie politieke onderbroekenlol hebt u nu in elk geval gehad.

Dag Pom, in gedachten,

D.

Share This:

Merik van der Torren: ‘ Ik omhels je lieveling in het vroege licht….’



Hoi Pom,  
De organisatoren van het Woord in Ruigoord, besloten 10 februari een soort Open Podium te houden met als thema “Hartje Winter”.
Het gedicht in de bijlage is door dit thema geïnspireerd. Het vriest dan wel niet zo hard meer vandaag, maar de lente lijkt nog ver weg. Vandaar. Met groet, Merik

Hartje winter

Hondje Sara vindt het prachtig.
Zij rolt haar kop in de sneeuw.
Ik zet mijn kraag op tegen de vrieswind.
Zijn de leidingen bevroren ?
Zingen de telefoondraden van de vorst ?
Rinkelen de bellen van sneeuwklokjes ?

In talloze kleuren blinkt sneeuwkristal.
Ik haal diep adem, pure zuurstof.

Als straks de dooi inzet
en de voeding zich verzamelt,
zingen de vogels.
Door de vuile ruiten van de tram
barst kleur.
Ik omhels je lieveling
in het vroege licht.

Share This:

JOLIES HEIJ: ‘je hoort nou nooit mensen zeggen, goh, ik had de ochtend van mijn leven….’

Over maanzucht & ochtendziekte

Ik wil het eens met u over avondstond en maanzucht hebben, lieve lezer. Zo prijst columniste zichzelf gelukkig dat ze geen beroep uitoefent waarvoor ze zich voor dag en dauw uit de armen van Morpheus moet losrukken. Poëzie is een bedrijf bij uitstek voor de avonduren, de zondagmiddagen daargelaten, maar met een beetje geluk beginnen die niet voor vieren, waar je ook nog om vijf uur met een schoon geweten kunt aanschuiven, een en ander hand in hand met drank natuurlijk. Zondagmiddagen die al om twee uur beginnen vinden in de regel in bibliotheken en achterafzaaltjes plaats. Vandaar dat ik onaangenaam getroffen was toen Eijlders een uur werd vervroegd en dan moet columniste ook nog vanuit het verre Utrecht aanreizen. Dat is om te voorkomen dat het café tegen zessen leegloopt, werd mij te verstaan gegeven. Waartoe, waarvoor? Om de aardappels op te scheppen? De zichzelf respecterende kroegtijger heeft aan de alcoholische calorieën genoeg en haalt op weg naar huis hooguit pizza, patat of shoarma. Of – voor de gezondheidsfanaten (vroeger heette dat “aan de lijn doen”) – heeft men thuis alvast een uiensoepje klaargezet.

Iemand zei laatst: je hoort nou nooit mensen zeggen, goh, ik had de ochtend van mijn leven. Wat gebeurt er ’s ochtends nou helemaal? Mensen gaan naar hun werk, bejaarden trekken er met hun voordeelkaart op uit. Ergens in huis rochelt een waterleiding, in de straat passeert een vuilniswagen en het licht is vreemd schel of vaal en bleek. Je hebt de hele dag nog voor je, maar op het moment dat ik me dat realiseer, wil ik mezelf het liefste van kant maken. Gruwel, een héle dag maar liefst. Om wat te doen? Te schrijven allicht, maar ik ben iemand van het laatste moment, de nipper, de net gehaalde deadline, onder tijdsdruk functioneer ik het best. De column die net voor sluitingstijd in het redactielokaal wordt afgegeven.

Met een dag die zich eindeloos voor me uitstrekt kan ik niets aanvangen, het is eerder een garantie voor eindeloze lethargie en gelummel. Vroeger moest je tenminste nog naar school. Niet dat je er altijd iets van opstak, maar je werd vanzelf het bed uitgejaagd bij de gedachte dat je gemist zou worden en de schoolse noodtroepen zouden uitrukken. Maar ook toen al lag ik vanaf een uur of zeven met de radio op hilversum 3 slaperig onder de deken om dan om half negen op te schrikken, me vliegensvlug aan te kleden en me in gestrekte draf door de stille lanen te haasten om precies om kwart voor negen hijgend het schoolplein op te schieten. In mijn studietijd – toen ik eenmaal na de propedeuse mijn eigen lesprogramma van keuzevakken kon samenstellen – meed ik colleges die om negen uur begonnen als de pest en zeker nadat het academisch kwartiertje ook nog eens was afgeschaft. Tijdens mijn stages als lerares Duits moest ik echter wel eens om zes uur op en omdat ik nooit voor middernacht in slaap viel en ook niet zoals sommige fortuinlijken met een paar uur toe kan, bouwde ik toch wel een chronisch slaaptekort op. Mijn onderwijscarrière was dan ook geen lang leven beschoren. Ik dacht de oplossing voor dit probleem te hebben gevonden door in de horeca te gaan werken, heerlijk pas om drie uur ’s middags naar je werk, om middernacht thuiskomen en dan nog wat schrijven. Helaas ging het eetcafé failliet, was de crisis net uitgebroken en gleed ik van de WW de bijstand in.

Dat was nog vóór de participatiewet, maar de gemeente Utrecht had zo z’n eigen zweepje om de luie werklozen tot actie aan te zetten in de vorm van een reïntegratietraject dat schaamteloze dwangarbeid inhield van het vouwen van dozen en het prikken van prijsjes in een magazijn op industrieterrein Lageweide. Je moest er om acht uur ’s ochtends beginnen. Ik kreeg er dermate de kouwe gribus van dat ik me terstond tot een psychiater wendde om me geestesziek te laten verklaren. Deze zenuwdokter vinkte zowat alles uit de DSM af, op mijn ochtendziekte na, maar de Sociale Dienst nam er genoegen mee. Ik ben nu eenmaal van de nacht. Het is donker, het is knus en veilig en de mensen houden zich koest, zelfs op Facebook. Mijn geest wordt gescherpt en ik kan de inspiratie laten stromen zonder te worden gestoord. Om daarna welverdiend uit te rusten terwijl de vroege vogels de al te uitgestrekte dag begroeten.

morgenwekker en nachtwaker

je weet dat ik op dit uur geen goud in de mond heb
je mag van mij als de bleke zon tegen muren opkruipen

de lucht in plassen oprapen, de troosteloze scherven van het
nachtelijke regenen, de duiven voeren na knikkebollend vasten

je was nooit maanziek, kent geen ander hemellichaam
dan je sterrenbeeld dat je trekt in de ochtendkrant

je bent opgewekt, gewekt door het gloren, het krieken
van al te wakkere beloftes, de ketel voor jou gemaakt

die je aanzet tot fluitende daden, er is altijd een begin
een nieuw en eindes ferm afgewikkeld, niet de losse hand

je wordt filosofisch bij het bakken van een ei en de geur van
koffiebonen, je denkt aan wat er komt, kiept het droesem weg

jij bent het die mijn glazen ruimt, vergeef me het navelstaren
ik heb gewacht op een ingeving, een woord in de nacht

dat ik lokte als een kwijnende kater, een opvliegende vleermuis
ik zat bij halogeenlicht terwijl jij dwaalde in droomtaal

nu ben ik blind en moe van de reis, de verzen waarmee ik mezelf
kastijdde, kom dan flank aan flank terug in bed en rust uit

Jolies Heij

Share This:

REURING bij REURING – Peter Prins leest voor…. over dichtersautisme, beledigingen en bitterballen

ik begroette de man met de ijdele haardracht zoals hij mij ook altijd toeknikt –  na de pauze krijgen we een optreden van je toch Peter? riep ik hoopvol.  ‘nou optreden’ zei hij – ‘ik ga voorlezen’.   de woorden van PETER PRINS.

de deugd in het midden en Elbert Gonggriep rechts – Elbert een dichter in het project dichtdruk
  • ik dacht ik weet genoeg – in dat ‘voorlezen’ zit me net teveel ego en net teveel ijdelheid – dat meneer ‘voorleest’ moet meneer vooral zelf weten – ik zit niet op ‘voorlezen’ te wachten. en volgens mij zit niemand op dit type autisme te wachten. maar dat terzijde. – voorlezen – voorlezen – een woord te kinderachtig voor woorden – 4e groep basisschool daar past dat woord. daar hoort dat woord.

maar in aparte (utrechtse) dichterskringen is voorlezen ook een geliefd woord. zij die niet kunnen performen ‘lezen voor.’ zo is dat fenomeen ‘voorlezen’ wel ongeveer samen te vatten. het publiek kan ze aan hun reet roesten – zo kun je het ook zeggen. maar waarom zoek je dan publiek op is de vraag die ze maar niet willen beantwoorden.

zo ook ‘het optreden’ – sorry voorleessessie van PETER PRINS afgelopen zaterdag bij REURING in Alkmaar na de pauze. ik kan u er geen live verslag van doen – ik dacht ik ga aan de grandmarnier beneden bij koekenbier in het restaurant  en de bitterballen. ga jij maar lekker autistisch voorlezen beste peter uit je prachtwerken en doe vooral je best om er geen sprankelend optreden van te maken – stel je voor – een optreden.   ik noteer later wel de commentaren van de mensen die na de pauze bij REURING  de zaal niet uitgelopen zijn.

gebroken kwamen de toehoorders bij koekenbier de trap af na het ‘voorlezen’ van peter. het moet VRESELIJK geweest zijn lieve lezer – ik zal de commentaren voor u samen vatten:

  • meneer prins voorlezen duurde en duurde en duurde eindeloos lang
  • meneer prins voorlezen was niet te verstaan – heel vaak hoorde je het woord ‘coördinaten’ – (niet duidelijk werd of meneer prins  de weg nog terug gevonden heeft)
  • meneer prins zorgde nog wel even voor relletje richting de REURING organisatie van ALJA SPAAN – voor de aanvang van zijn “optreden” – bedankte hij ANJA SPAAN voor de gelegenheid om te mogen voorlezen. “ALJA” klonk het onmiddellijk vanuit de zaal. “o sorry ik wil ALJA SPAAK bedanken voor de gelegenheid..” wederom corrigeerde de zaal, het publiek: SPAAN, SPAAN werd gesist vanachter de bar. dat zeg ik sprak PETER PRINS: spaan, spaan lieve ANJA dank je wel!

Voor de pauze wel erg genoten van het optreden van de muziek van Arie van Egmond, de kunstenaar Jules Kockelkoren en dichter Elly Stolwijk – kan ik tenslotte nog melden dat de grandmarnier bij koekenbier in alkmaar voor herhaling vatbaar is en de bitterballen hors categorie.

Elly Stolwijk dichter in het project dichtdruk

Share This:

Karin Beumkes – mens&melodie op de maandag én die pasfoto

dichteres over vroeger en hoe het is om over vroeger heen te stappen met op de achtergrond nog iets van koos alberts

Vallei van vroeger

De rug van mijn vallei is oud
een tatoeage waarin ik wijsheid mis
op de polsslagader van mijn tijd
kan ik een naam verminderen of meer
niet denken aan.

Maar elke voetstap waarbij ik niet
moe begin te worden zegt me
niet hetzelfde van ik wil terug.

Dat je van een stad kunt houden
waar je nooit was dat wist ik nooit
als je betoverd bent door papaver
pak je je rugzak in en laat het vroeger
vallen als een minnaar
die onaardig voor je was.

Je verscheurt zijn pasfoto omdat
juist hij dat ernstig ook zou willen.

Muziek: Röyksopp – Happy up here

Share This:

JOLIES HEIJ wint de enige echte virtuele job degenaar trofee op pomgedichten – over ‘de helderheid van morgens’ en dat de morgen mogelijk vol vragen is die er niet zijn. VERA VD HORST zilver, LISAN LAUVENBERG brons


Goedemorgen pom,
 
Ik kon gewoon op je site en stuur je nu de beoordelingen en doe de edelmetalen ook maar meteen. Ik heb genoten!   Ook het gedicht van Job (het jouwe ook hoor )  heb ik met veel plezier tot me genomen. Een fijne wedstrijd dit!
 
Goud Jolies (kan echt niet anders)
Zilver Vera
Brons Lisanne
 
 
Mooiste regel – dus een bloem van tante –  Petra Maria:  Waar we boomhutten bouwden van onze gedachten
 
 
Liefs en dank aan allen. Ik werd oprecht blij van alle  inzendingen!

wie wint de enige echte virtuele job degenaar trofee op pomgedichten – over ‘de helderheid van morgens’ en dat de morgen mogelijk vol vragen is die er niet zijn.

  • Rik van Boeckel – wat er is? het sneeuwmonster!
  • Petra Maria – wat er is? boomhutten!
  • Frans Terken – wat er is? een eerste merel!
  • Lisan Lauvenberg – wat er is? een liedje voor een ongeborene!
  • Vera van der Horst -wat er is? het eeuwige kind!
  • Cartouche – wat er is? een bloem!
  • Anke Labrie – wat er is? zoveel eindeloze luchten!
  • Jolies Heij – wat er is? de troosteloze scherven van het nachtelijke regenen
  • Jako Fennek – wat er is? de zon!
de komende weken zal steeds een dichtbundel uit de boekenkast van webmaster en daaruit één gedicht als inspiratiebron gekozen worden voor de zondagochtendwedstrijd

allemaal naar het prachtige (titel)gedicht van Job Degenaar (Thomas Rap – Staalstraat 10 Amsterdam 1992). Bescheiden man – https://www.jobdegenaar.nl/ – bescheiden dichter – deze week de door webmaster gekozen inspirator voor onze zondagochtendwedstrijd – hoe helder is uw morgen eigenlijk? welke helderheid verschaft de ochtend u als dichter?
welke vragen stelt u in het licht van de ochtend, in een licht van wellicht overbodig, vragen die niet gesteld hoeven te worden omdat ze er niet zijn, nooit een antwoorden zullen krijgen. omdat ‘Alles is zoals het is’. jeanine hoedemakers is de juryvoorzitter deze week – u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.

de helderheid van morgens

Met de dunne sneeuw is de akker
opgehelderd, alleen ’t bushok
mort nog in de wind-

Alles is zoals het is: het veld
het veld, de halte halte, stil
geritsel in de struiken, een
bronzen weg die naar de zon leidt
en een reiziger met hoed en jas

De morgen is vol vragen
die er niet zijn

Job Degenaar

wat er is

wat is er met de dagen gebeurd
ik herken ze niet meer
een vrouw schrijft een jongen
vaal van verlangen naar nodeloos licht
schrijft een gedicht
mooier dan ze eerder ooit schreef
vraagt ken jij ze nog terug
wat heb ik gemist wat zal ik nooit weten

pomwolff

Het sneeuwmonster

Het sneeuwmonster is neergedaald
vanaf de bloedrode maanvorst

strooit zijn witte korrels over het land
van Zutphen tot Leiden zo bij de hand

zorgt nu al voor het woord van 2019
dat alle journaals heeft gehaald

de gladheidscoördinator
heeft de vliegschaamte ingehaald

lacht in zijn sneeuwbalvuistje
als hij schaatsend de strijd aangaat.

Rik van Boeckel
22 januari 2019

pom: de ochtend vol vragen die er niet zijn – een prachtig thema – maar er is/was wel sneeuw in de vorm van een monster – en monsterlijke nieuwe woorden – rik noemt er twee – geestig gedicht! bloedrode maan en schaatsen maar – in wat voor een wereld leven wij – lijkt de dichter zich af te vragen zonder dat ie de vraag stelt. de afgelopen week teruggebracht tot een observatie van 10 regels. met heel veel gladheidsschaamte! erg leuk gedicht. onze jeanine juryvoorzitter krijgt deze week een zware dobber. zoveel is zeker. het lijkt erop of in deze zo heldere morgen iedereen zijn beste beentje heeft voorgezet.

Jeanine:

Ah! Dit gedicht is alvast genieten. Heerlijk trefzeker neergezet. Het sneeuwmonster, de gladheidscoördinator en een sneeuwbalvuistje onder een bloedrode maan.  Leest lekker, het staat er. Dank!

jaren terug zijn we bevrijd

door het diepste blauw
ergens is het achtergelaten
rond een pijnlijk idyllisch
boscafé

waar we boomhutten bouwden
van onze gedachten
bekleed met kinderlijk gelach

dat alles nu zo anders is
en alle woorden wegzinken
in het diepe blauw

dat bevrijdt

PetraMaria

pom: dat diepe blauw daarachter rond onze petramaria – dat blauw dat weet wat – is mijn voorzichtige conclusie. weet iets wat wij als lezer niet weten. petra laat bij ons ons eigen blauw. bij petra worden het bos en de boshutten blauw ingekleurd. heel apart! alles gaat in het blauw op lijkt de mededeling van de dichter op deze morgen en vroeger ook al. ik denk dat een schilderij met blauwe verfstreken hier de betere kunstvorm is om kunstenaresses gemoed uit te drukken. met zijn allen wegzinken in petra’s diepe blauw – ik noem dat geen bevrijding.

Jeanine: Waar we boomhutten bouwden van onze gedachten, dat vind ik zo’n prachtige regel. De betovering ervan wil ik vasthouden, de rest is nodig om iets te zeggen maar voor mij schuilt het suggestieve alles in dat bos-café waar die boomhutten werden gebouwd.  Later is alles anders, woorden zinken weg en dat bevrijdt….hmm ja. Het diepste blauw, ik vat dat niet helemaal , ik pak mijn rust bij de boomhutten.

Hoog lied

Een ochtend die weinig licht toelaat
in slierten mist ronddwalend
op zoek naar helderheid

denk ik dat het wel goed komt
als we de dag uit elkaar trekken
minuut na minuut krijgt een andere tint

het neigt van diepgrijs naar hoger wit
vlokken sneeuw alsof het dekbed opgeschud
tot van boven het licht doorbreekt

kijk een eerste merel zeg jij
en legt je hand op m’n ogen
hoe zo het lied zuiver te horen

FT 26.01.2019

pom: een ochtend in heel veel tinten grijs maar met die ene zo gewenste hand in de laatste strofe. ja zo willen we allemaal wel een dag uit elkaar trekken. om wakker te worden in een gedicht luisterend naar vogeltjes waar zij/hij de hand in heeft – en de dichter natuurlijk de zijne hier. frans terken gunt zich zelf een heerlijke ochtend.

Jeanine:

Mooi neergezet, ik lees er zelfs een haiku in en bij de laatste regel vraag ik me af of ‘hoe’ niet ‘om’ moet zijn, al kan ik het ook anders lezen, dat begrijp ik wel.  De haiku, voor nu geen 5-7-5 (hoeft ook niet persé)

ze legt mijn hand

op m’n ogen en zegt, luister

de eerste merel

Ach ja.

Liedje voor een ongeborene

Je kent het licht nog niet
Alleen het diffuus rood roze
dat je warm en veilig

ergens tussen de dag en nacht
gewiegd en bewogen
onder het hart-harte-klop zacht

intens geliefd laat wezen,
wanneer je eerste ochtend
doorbreekt in kleuren
die je vanaf dan omringen

Die dag, ken je het licht.

© Lisan Lauvenberg
26 januari 2019

pom: komt er toch nog een kleintje aan in huize lauvenberg?  – een zacht moederlijk gedicht – zo dromen vrouwen van de  innerlijke schoonheid waar mannen slechts bij aan de wieg mogen staan en mochten bijdragen. we krijgen een inkijkje heren. zo voelt dat blijkbaar – lisan klaar? baren maar! ik weet dat de helft van de wereldbevolking mij na dit weinig invoelende commentaar in een zekere mate veracht. gelukkig is juryvoorzitster vrouw vandaag – zij regelt de ontsluiting van de eremetalen deze ochtend.

Jeanine: Wat mooi neergezet. Ik kan me helemaal inleven en zie het. Knap gedaan. De laatste regel zou wel weg kunnen denk ik. Het is een conclusie die tegenspraak zou kunnen ontlokken bij de lezer. Wat is kennen hè? En dat wil je als lezer dan zeggen tegen de schrijver en dat gaat dan weer niet. Dat is jammer.

Ochtend staat

Na éėn sloopnacht,
weet ik ’s morgens:
ik leg mn moeder in de bleek,
haar poreus karakter heeft teveel
valse kleuren opgezogen.

Dochterlief kan er ook wel bij,
ze ziet wat pastellerig de laatste tijd.
Een blank begin gun ik ze allebij.
Mijn bronzen gestel is al geoxideerd,
geen bleek helpt daar meer.

Maar elke ochtend,
nog voor ik m’n ogen ontsluit,
ligt daar de vraag, hoe ik doe
met het eeuwige kind.
Mijn zoon, die nu zo bleek
Korsakov ontmoet.

Vera van der Horst

pom: eens kijken of ons vera deze ochtend weet op te vrolijken. er stroomt nogal wat bleekwater door huiskamer van der horst – mijn god zie toch hoe brede banen bleekwater door een  onlangs gerenoveerd einhovens  huiskamertje gaan. je zou er bijna van gaan dichten. wat een toestandenkind! ik bedoel lieve vera misschien trek je je het zelf wel allemaal aan – te veel aan. loslaten is een grote kunst. sloopnachten, moeders in de bleekwater leggen, dochters met een kleurtje en dan nog die lieverd – we hebben als lezer ons portie ochtendgloren nu wel binnen. dit gedicht is voor de nacht met grandmarnier erbij – heel veel grandmarnier en dan die prachtige bronzen kop van vera met die romantische grote alles verslindende grote ogen naast je op een bankje – dichters klaar? huilen maar!

Jeanine: Hier is een moeder aan het woord. Een moeder die zich met poëzie inlaat omdat je soms nu eenmaal even weg moet van hoe het is. Een bitter gedicht maar er is ook vuur. Zorg dat het niet dooft dan komt er nog meer van deze poëzie want het kan allemaal tegelijk. Schrijven, dragen, piekeren, verwerken, weeklagen en dat alles zonder de lezer het gevoel te geven in te moeten grijpen. Dat is knap, daar neem ik mijn hoed voor af. Dat allebij allebei moet zijn weet je vast wel, misschien deed je het expres, het zou me niet verbazen. Pastellerig is gewoon nieuw. Een spellingscontrole weet ook niet alles. Moet mn voor moeder niet geschrapt worden?

Helder

Vannacht zing ik dwaas
die ik ben over een bloem
Ik zeg enkel roos en jij
mijn ochtendzaad en hart
dat niet bang is te breken
de dansmoed en droom
die waagt te ontwaken
in kroon en kelk

zo helder bloedrood
– geen lakmoes nodig –
als je geverfde nagels
die zonder vragen
langs bast schrapen
en de stam omvatten
van eeuwig dorsten
in dit doornig lijf

26012018
Cartouche

pom: Cartouche zat  vannacht in de spambox – dat gun je niemand. maar hij heeft zich kranig geweerd hoor – ik bedoel zijn diep romantische woorden hebben de spambox aardig opgefleurd. cartouche kan een bloemenzaak beginnen – met kaartjes met gedichten aan de rozen die hij verkoopt. dit gedicht mag vandaag met de bloemen worden meegegeven. het loopt storm in zijn winkeltje. en vera staat al voor de deur met de gehele familie achter haar aan. ik bedoel in deze tijd, op een ochtend als deze zijn we toe aan de zeker in de laatste strofe weinig verhullend romantiek die Cartouche in dit gedicht uitrolt.

Jeanine: Als je het mij vraagt is dit een liefdesgedicht maar waar is de geliefde?  Helder staat er boven en dat is het en toch heeft het gedicht iets duisters.  Het duistere helder ontsproten aan een doornig lijf. Je bent Cartouche of je bent het niet, spreek ik mezelf quasi streng toe.

onbegrensd

de horizon is hoger hier
loopt langs de dakrand
van de huizen aan de overkant

een handbreedte lucht

als ze haar stoel verschuift
wel een halve meter

zoveel eindeloze luchten
opgeslagen in haar hoofd

vandaag gaat zij met elke vogel mee
die haar hemel binnenvliegt

anke labrie

pom: in de voorlaatste strofe is de kracht van de verbeelding gegeven. kan het niet linksom, niet rechtsom, niet vooruit dan maar – vrij naar van speijk – onze kanonneerbootcommandant – dan maar de verbeelding in – dan maar de lucht in – die eindeloze lucht van de verbeelding. anke doet  onze vaderlandse geschiedenis een nieuw jasje aan. de poëtische woorden hier als munitie om de verbeelding in te schieten.

Jeanine:

vandaag gaat zij met elke vogel mee die haar hemel binnenvliegt, dat is mooi en tegelijkertijd klopt het niet helemaal, ik neem aan dat de dichter bedoelt dat ze meevliegt met de eerste de beste vogel.

Ik lees het als een stemmig gedicht over eenzaamheid – of het ergens in belemmerd worden –  en het vrij zijn ineen. In je hoofd kun je eindeloos reizen en zelfs het verschuiven van je stoel levert al een beter, ander zicht op.  De grens zit in jezelf…. Of juist niet dus.

morgenwekker en nachtwaker

je weet dat ik op dit uur geen goud in de mond heb
je mag van mij als de bleke zon tegen muren opkruipen

de lucht in plassen oprapen, de troosteloze scherven van het
nachtelijke regenen, de duiven voeren na knikkebollend vasten

je was nooit maanziek, kent geen ander hemellichaam
dan je sterrenbeeld dat je trekt in de ochtendkrant

je bent opgewekt, gewekt door het gloren, het krieken
van al te wakkere beloftes, de ketel voor jou gemaakt

die je aanzet tot fluitende daden, er is altijd een begin
een nieuw en eindes ferm afgewikkeld, niet de losse hand

je wordt filosofisch bij het bakken van een ei en de geur van
koffiebonen, je denkt aan wat er komt, kiept het droesem weg

jij bent het die mijn glazen ruimt, vergeef me het navelstaren
ik heb gewacht op een ingeving, een woord in de nacht

dat ik lokte als een kwijnende kater, een opvliegende vleermuis
ik zat bij halogeenlicht terwijl jij dwaalde in droomtaal

nu ben ik blind en moe van de reis, de verzen waarmee ik mezelf
kastijdde, kom dan flank aan flank terug in bed en rust uit

Jolies Heij

pom: het is onze jolies vergeven hoor – in ieder geval hier in het redactielokaal – kind ik kom eraan – zet de elektrieke deken maar uit – die hebben we niet nodig. een uitnodigend gedicht vol en geladen met zelfspot – heerlijk – en groots en helder ook – een helderheid die hier echt tot volle bloei is gebracht door lieve dichteres. ‘je wordt filosofisch bij het bakken van een ei…’ zegt ze, schrijft ze – zo ben ik nog nooit toegezongen op een willekeurige zondagochtend. een meeslepend en vooral ook uitnodigend gedicht.

Jeanine: Hier is een dichter aan het woord, meer kan ik er niet over zeggen. In één adem gelezen en geen moment gedacht, ho eens even, nou ja, hier en daar heb ik geaarzeld, even geslikt maar ik hou het bij: amen (wat een goed teken is, een heel goed teken)

verwachting

Mogge Pom,
de laatste tijd wat moeite mee te doen, maar vandaag weer zin.
Heb het goed vandaag en groet van Jako

de raad van de nacht
niet gekregen
werpt de klaarte van de morgen
nieuwe vragen op

de zon begeeft zich ongekleed
in de rivier
waar de spiegeling hem
in armen sluit

een jongen buigt zich
over de reling van de brug
volgt, verzonken in gedachten
dobber en zon

jako fennek

pom: een soort door en in woorden vertraagde ochtendmijmering – alsof alles langzaam voorbij schuift – roeiers chrysanten filmbeelden – daar doet deze zon aan denken. een rustig begin van een zware ochtend – alles is zoals het is maar ook een beetje onheil-spellend.

Jeanine:

Mooi gedicht, komt meteen binnen, enkel waar spiegeling hem in de armen sluit stoort me een beetje en dat komt omdat ik de regel ervoor zo prachtig vind en ook wel genoeg daar maar goed, dat ben ik, slechts één lezer

de raad van de nacht
niet gekregen
werpt de klaarte van de morgen
nieuwe vragen op

de zon begeeft zich ongekleed
in de rivier

een jongen buigt zich
over de reling van de brug
volgt, verzonken in gedachten
dobber en zon

Die laatste regels (cursief) zouden ook weg mogen van mij of in elk geval net iets anders geformuleerd mogen worden. Graag gelezen, dat zeker.

Share This:

Lisan Lauvenberg – herinneringen – ‘God wat ken ik veel doden.’

Zoals beloofd, dagboek aantekeningen en verslagen van gesprekken uit 1998 en begin 2000, alweer bijna 20 jaar geleden. Haast onzichtbare vulpen aantekeningen uit de nacht, afgewisseld met pogingen tot gedichten en verslagen van volkomen uit de hand gelopen avonden, waar dan op een hele pagina onzin, één goede zin tevoorschijn piept. Ook zijn er zinnen die losstaand, na al die jaren een betekenis krijgen, die ze toen niet hadden. Ook omdat veel mensen die in de verslagen voorkomen zijn overleden. God, wat ken ik toch veel doden. Maar gelukkig nog genoeg levenden om delen verleden mee te delen en oude woorden, nieuwe glans te geven en ze aan de onleesbare vergetelheid te ontrukken.

Vandaag ben ik tot missen gekomen
We delen het weten van de verloren tijd.


Ik heb je namen verzameld
in mijn gezicht.
Voor eeuwig mijn moeder.
Ik ben de lijnen in je gelaat,
gebroken.


Uit een gesprek met Menno Wigman, Nacht-Café de Doffer januari 2000

Elke letter alleen is eenzaamheid betekent niets
onderdeel van een alfabet waarin het zich niet thuisvoelt.
Verlaten door zijn broertjes uit andere talen.
Samen met de anderen voegt het betekenis toe aan de wereld
althans in de juiste volgorde geplaatst.

Nietszeggend wordt betekenisvol
net als jij, als je je mooie ogen
niet gebruikt om te kijken
maar om bekeken te worden.
Genomen en niet gebruikt.


Als het zomer wordt kunnen we weer samen
in de rozentuin gaan snuffelen, samen met je baasje.
Jij kwispelt met je staart en hij met zijn wenkbrauwen.


Jij belt aan op mijn mooiste nachtmomenten
Neemt de heerlijkste wijnen mee,
drinkt de vrolijkheid eruit
tot jankens toe.
En wordt misselijk van de emoties.


Ierland zomer 2000

A low sunset,
A golden one
To write with the tip if your pen
Into the white paper
For it will never return to you.


I left my face in the mirror
I grew a new one
for the world to see.


Ik heers over mijn rimpelrijk


In deze jaren tussen 1998 en 2000 ben ik teruggekeerd naar mijn dichterschap. Ontstond de dichterscirkel waarin Dichters in Helmers kon groeien.
Leerde ik Pom Wolff kennen die in een bomvol Café Helmers, tijdens een gedicht op zijn hurken ging zitten en de zwarte kater aaide, die dat toeliet. Het publiek keek ademloos toe. In de stilte was het mooi. Zo zonder woorden. Zonlicht op het podium.
En ergens hebben we de woorden steeds gevonden. De letters tot kunst gemaakt.
Nu hebben mijn hervonden woorden een nieuwe toekomst. Bij jullie.

© Lisan Lauvenberg
24 januari 2019

Share This:

VON SOLO in het donker

Deel 322. Donker

Het was halftwee in de nacht. Door het schemerduister wankelde ik van de slaapkamer naar de badkamer. Op mijn blote voeten op de koude tegels stond ik voor de wc. Water klaterde in de bak. Ik keek naar opzij naar buiten in de nacht. De gebouwtjes in de tuinen waren gedompeld in een onaards koud, blauw licht. Het was stil. In de belendende panden was geen enkel licht aan. Aan de wolkeloze hemel stond een gigantische maan. Dreigend. In stilte glipte ik terug in bed. En droomde. In de vroege ochtend werd ik met een stuiptrekking wakker. Voor de wekker. Het was nog steeds donker. Maar niet meer zoals een paar uur daarvoor.

Soms komt er iemand in je leven. Na de eerste woorden, de eerste blik, weet je dat deze persoon niet te vertrouwen is. Maar je wil dat dat anders is. Je vertelt deze persoon alles. Je stelt je open. Want je hoopt dat je gevoel niet klopt. Je hoopt dat alles nooit zo erg kan zijn, als je je voorstelt. En deze persoon zwijgt. Rustig voedend op je gedachten en gevoelens. In alle kalmte de offers verorberend als een wrede vergeten godheid. Pas met gespleten tong worden spaarzaam woorden gesproken. Altijd op momenten dat de tijd niets toelaat. Op valrepen en als de trein al wegrijdt. Maar jij hebt je geloften. Jij bent schatplichtig. Deze woekeraar doet niet aan advocaten. Maar jij wil enkel slapen.

Als de nacht bijna ten einde is, kleed je je aan. In zwart. Alles nauwsluitend. Het laat geen ruimte. Kent geen reflectie. Want je weet ondanks het ontbreken van de zon hoe laat het is. Je rent. Geen mens op straat. Geen leven en geen geluid. Tot de eerste tram langs rommelt en je de afslag neemt het bos in. Waar de vogels nog slapen en de geesten van vroeger stierven voor de belangen van de nieuwe mens. Het pad knarst onder je voeten en de koude wind striemt je gezicht. Niets of niemand kan wat doen aan de cycli van de maan. De maan is een koude dode steen. Maar als de duivel wakker is, wordt het kwaad slapen. Er zit dan niets anders op. Slijp je mes n steek het bij. Blijf wakker en wees bereid.

‘Bolje rat nego pakt, bolje grob nego rob’ (Servisch gezegde)

VON SOLO

DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl

Share This:

Merik van der Torren: ‘ik had je nog willen vertellen over die blinde poes die uit Utrecht is komen lopen…’

Open brief aan de buurvrouw

Ik heb nog een paar verhalen laten liggen
in dat lange gesprek met jou;
verhalen over Mirjam en de blinde poes bijvoorbeeld.
Dat verhaal heb ik laten liggen
om te praten over de voeten van de buurvrouw,
tagliatelle en stokrozen en dat je niet
moet schoffelen in januari,

maar ik had je nog willen vertellen
over die blinde poes en hoe Mirjam aan haar kwam,
de poes die uit Utrecht is komen lopen,
de poes die thuiskwam,

komt een andere keer,
tot later,
dag

Share This:

jolies heij over het SLAM wezen

Over drietrapsmetaforiek & zolderkamertjes

Slam is als het leven zelf, stelde Ditmar op de Pom in een open brief aan columniste voor een hart onder de riem, waarvoor dank. Die “tweetrapsmetaforiek” duikt vast ooit wel in mijn biografie op. Ik vind het een adequate omschrijving van mijn werk en inderdaad, dit is niet altijd even toegankelijk voor het grote publiek. Dat de dichteresjes steeds jonger worden kan ik best hebben. Van gesjoemel met publieksstemmen heb ik niets gemerkt. Maar ik heb nu vier keer de eer gehad om aan de halve finale van het NK mee te mogen doen en ben daarvan drie keer stukgelopen op een incompetente jury zonder enig benul van zaken. Die stonden te stamelen en te schutteren van: ehm, dat vond ik wel een mooie regel, ja. Beste jury, het gaat er niet om wat u goed vindt, maar om uw deskundig oordeel!

Het zijn van die figuren die hun autoriteit aan hun “beroemdheid” ontlenen, maar de ballen verstand hebben van feedback geven, van voordracht, niet eens van de woordkunst. Toen ik begon met Slam, dacht ik dat het mijn literaire carrière een optater zou geven. Tot dan toe was ik een zolderkamertjesschrijfster met drie ongepubliceerde romans op mijn naam. Ik had geen connecties en kende geen andere schrijvers, want schrijvers waren losgeslagen types die steevast in de goot belandden, zo had ik van mijn moeder geleerd. Ik moest maar een fatsoenlijk beroep gaan uitoefenen, zoals lerares Duits, waar ik meesterlijk in ben gefaald. Toen had het idee zich in mijn hoofd postgevat om in alle stilte aan een roman te werken, waarmee ik in één klap zou doorbreken. Dit bleek echter voorbehouden aan de “nikserige” jongens als Ronald Giphart, Rob van Erkelens en Ingmar Heytze. Jonge schrijfsters/dichteresjes waren toen nog niet zo in trek als nu. Ja, je had Désanne van Brederode, maar die werd naar voren geschoven dankzij het feit dat ze Arjan Peters van de Volkskrant neukte. En je had Connie Palmen die weliswaar al ietsje ouder was, maar de hele grachtengordel neukte.

Zulke connecties had ik niet, maar ik was zo naïef te denken dat ik er met noeste arbeid, veel schrijven, veel schaven om mijn werk te perfectioneren wel zou komen. Mijn manuscripten pasten of niet in het fonds, of werden niet goed genoeg bevonden, dus bijschaven maar weer. Tot ik erachter kwam dat dit de standaardafwijzing van de uitgeefheren was en mijn woord zonder de broodnodige contacten een dode letter was in het literaire wereldje. Bovendien wilde ik van die zolderkamer afkomen. Letterlijk. Ik schreef in die tijd op de zolder van het eetcafé waar ik een Melkertbaan had met een fles wijn binnen handbereik en de dronken stad onder mijn raam. Het klinkt heel romantisch, maar het was vooral heel eenzaam. Ik had behoefte aan lotgenoten. Ik ging in mijn woonstee Utrecht op zoek naar podia. Dat viel vies tegen, want die zijn er in de kloosterstad met haar dienstbaarheid naar subsidieverstrekkers toe nauwelijks voor beginnende dichters.

Ja, een Michel Houellebecq wordt van de ruimhartige subsidie naar Utrecht gehaald, maar fris talent kon alleen bij de Uslam in de Bastaard terecht. Ik had inmiddels de ommezwaai naar de poëzie gemaakt omdat ik ook wel snapte dat zich dat beter leent voor voordracht dan hele lappen romanteksten. Ik vond Slam altijd iets voor elkaars dissende hiphoppers met hoodies. Ooit was ik ergens aan het begin van het millennium door de historicus meegesleurd naar Festina Lente. Wat een theater, wat een schijnvertoning en wat een slechte winnaar die een brij van onbegrijpelijkheid over de hoofden uitstortte. Maar ik had geen keus, in Utrecht was er niets anders. Zo werd ik wel gelijk in het diepe gegooid. De Uslam verloor ik glansrijk, de jury vond mijn gedichten hooguit geschikt voor op een tegeltje. Ellen Deckwitz won met een gedicht over haar fietsbel. Ik was er gelijk klaar mee en dacht: als ik over zulke banaliteiten moet schrijven om te winnen hoeft het van mij niet. Op puur geluk gaf ik me twee maanden later toch weer op voor de Slam in Zeist en won. Ellen Deckwitz zag mij plots staan. Slam heeft mij veel gebracht, veel lieve collega’s en vrienden. Ik hang mijn Slamvork ook nog niet geheel aan de wilgen. Maar dat NK hoeft van mij niet meer.

handleiding voor verliefden

ze zegt dat ze altijd verliefd is, dat ze de schimmel
in je koelkast wil zijn, maar jij hebt genoeg

aan je eigen woekeringen, je wilt wel verliefd
maar niet als zij dat dicteert, want een gevoel

laat zich niet in woorden vangen, je wilt liever
je eigen demonen kiezen, je noemt het poëzie

dat heet het beteugelen van de muze die je laat
kruipen voor een kruimel, een gelaagde toenaderingspoging

de gehengelde vis te glibberig voor jouw
geoefende handen, die je spijtig teruggeeft aan de zee

de diepte van gevangen in cliché’s, het woekerende
van metaforische anemonen, de stiltes die tronen

op wat jij haar nooit zult zeggen, een ander die wegloopt
die steelt wat jij lang geleden hebt uitgekookt

aan verlangen, de aanjager die de dichter beweegt
tot afdalen onder de huid, tot gistende cellen

maar eenmaal aan het licht, zo naakt, zo schriel
dat je enkel gevild tot op het bot en nog steeds verliefd

Jolies Heij

Share This: