
De zon valt in paarse strepen op mijn krant. Warme woensdagochtend die ontwaakt. Jij slaakt een zucht op zolder. En drie trappen neem ik zonder treden. In ademloos weten. Daar. Een zolderbalk. Het paarse pluche. Koele houten vloer. Je bent kleiner dan ik wist. Je arm is niet meer dan een vogelbotje. Onder je gevouwen. Je schokt. Beweegt heen en weer tussen hemel en aarde. Ik leg je op je zij in helder weten. Zoals altijd. Jij en ik. Je hartslag daalt. Ik ga niet weg om een ambulance te bellen. Ik ga niet. Niet bij je weg. Zo wachten we. Samen. Tot je weer op deze wereld bent. Je leeft.
YaYa









