Dit is winter, dat wordt weer wachten. de tuin is omgespit en ligt erbij in koude grauwe kluiten alles wacht verlangend op het voorjaar en de zomer die zeker komen zal dan veert wat leven kan weer uit de kluiten op dan schreeuwt het om schep en schoffel om zaden en om pootgoed
daar komt geen supermarkt geen fabriek meer aan te pas niets groeit hier nog op commerciële gronden maar steevast op uit zui’ vre aarde uit de geest onder het maaiveld en hoog daarboven uit de appels en de peren dwars door de open keukendeur naar binnen de groentes uit de tuin tot op de tafel
dan druipt het van de vitamines de mineralen en de energie dat is leven, dat is euforie.
onder het gedicht van Max Lerou leest u waarom het goud deze week toekomt aan de grootmeester uit Den Haag. van Harte. hebben we nog de beschikking over twee eremetalen. dank allereerst aan alle inzenders. wereldreiziger Bolle schuiven wij het zilver toe – voor het subtiele gedicht waarin hij pijn en geluk naast elkaar laat bestaan. voor de overwegingen bij de liefde het brons voor Elbert Gonggrijp.
ragnarok
ben ik stoer genoeg nu het bloed mijn ogen zonder mededogen breekt of moet ik wachten tot de kolere zijn vlag plant op mijn kookpunt voordat ik u vertel zeg ik hier dan eerst maar tot de heren dat de gel in jullie haar mij niet bevalt
of dat het stijfsel in die net te strak gestreken smoelen en het gesteven hemd zo quasi losjes niets om het lijf mij spontaan doen overlopen van respect voor zuur verdiende centiemen
en u lieve dames – door jullie kerels ook wel wijven genoemd – vergeet de lomschoolvermomming u die zich zo gaarne laat beroeren door de wimpers van het geitenoog en exquis talent met afgekloven woorden lucht te binden aan lucht
-en het was nog wel zulk zacht weer- snottert u en voelt zich geringeloord in valkuil muil waar kniezelstenen tederheid vergruizen ja mijn verfpoppetjes de avonden razen voort seconden glijden mee de maan die de tijd duwt om dan geruisloos te vertrekken als water in zand
bevallen deze woorden beter of hoort u toch liever van het bloed dat stolt waar het niet kan gaan
tot u allen zeg ik nu dit leven is geen leven uw vlees geen mensenvlees en toch u maakt een leven als mens van vlees en bloed in dit schaduwrijk waar u zich een twijg weet met hooguit een vermoeden van de boom waaruit u spruit
en de wereld de wereld ziet het voetstuk stuk gaan onder uw voeten teenrot en schimmel woekeren het blok aan uw been waarheen, waarheen
ml
de ‘verfpoppetjes’ met een lichte glimlach in de nacht weer welkom geheten – het ultiem ‘dit leven is geen leven’ gedicht van de grootheid uit den Haag – de dichter max lerou die hier even het zo troostrijke ‘waarheen waarheen’ gedicht voor ons heeft uitgelegd en voorgelegd – dat we het zullen weten dat zekerheden in het leven nooit hebben bestaan en ook niet zullen bestaan – hoeveel verf of stijfsel ook! de eerlijkheid gebiedt! vandaag kan er alleen gestreden worden hier op de pom om zilver en brons. Max van harte. (we gaan op weg – ik denk dat MartinB van dit gedicht wel opkikkert.)
Reiziger
Nu ik van twee walletjes eet, draag ik huizen op mijn rug
als ik vlieg in niemandsland ben ik ergens nergens en gelukkig met jou zonder jou met jullie zonder jullie
onderweg naar onderweg down under met een hoofd dat geboren aan zee meeuwen en kangoeroes mee neemt naar een nieuwe plaats
Jorge Bolle
ja een heel subtiel bekentenisgedicht – minder dramatisch het geheel verwoord dan het inspiratiegedicht van B – maar toch –
ergens nergens en gelukkig met jou zonder jou met jullie zonder jullie
klinkt dramatisch genoeg om de pijn door het geluk heen te voelen. als Jorge schrijft zit ik altijd rechtop – hij komt binnen. en is welkom.
De dag waarop de maan begint te verdwijnen, de bomen enkel kruinen in de lucht – vind ik mijzelf terug, hoef ik mij niet uit te proberen, kleurt de campanula weer in een laatste hemelsblauw. Had ik jou even zeldzaam gezien,
Ben jij desondanks de sleutel tot de liefde of heb ik je eertijds te laten varen – nu je nog slaapt, de morgen weer eens een grijze morgen – het moment is waarop ook ik jou bemin.
Dat wat er uiteindelijk is, dat je weet wat het is geweest – hier was het, heb ik gezien hoe het zich afspeelde, hoe die bomen en die morgen, even langzaam en besluiteloos als altijd –
Elbert Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, zaterdag 6 december 2025
mooie overwegingen bij de liefde en het leven van Elbert. het zijn van die gedichten die je wil declameren met een geliefde liggend in je armen – dat je de woorden zachtjes voorleest – en dat twee mensen bij elkaar en in elkaar wegdromen in de taal der liefde.
Max Lerou – tot u allen zeg ik nu dit leven is geen leven
Jorge Bolle – onderweg naar onderweg
Cartouche – een dodelijk gegeven
Vera van der Horst – of je eigen hart nog durft
Ingrid E. Noppen – Leven voor jou
Ien Verrips – laten we toch proberen
Rik van Boeckel – beleeft het rijke poëzie festival Bassamat
Luk Paard – zodat’k voel hoe groot
Elbert Gonggrijp – de campanula weer in een laatste hemelsblauw
Rob Mientjes – Me, myself and I
Ditmar Bakker – de wijzen moeten leven als vroeger dwazen
wie wint de enig echte virtuele – vrij naar MartinB – willen we niet allemaal weten met wie en/of waar het leven het waard is om te leven – de ultieme plek om te leven- trofee op pomgedichten.nl?
MartinB eindigde deze week zijn zo spraakmakende column met de woorden – zijn woorden onze inspiratie deze week: ‘En als ik ooit weer wakker word in een cel, of in een berm, of in de ogen van iemand die me liefheeft, dan wil ik dat het iemand is die eindelijk trots kan zijn. Want dit is mijn bodem. Alles daaronder is geen plek om te leven.’
leven laten we het nog één keer uitpakken en bewonderen
waar we zo goed in waren een leven over deden het verbergen
achter onze veilige schaduw de held uit hangen wat zo makkelijk is
dat je eraan voorbij gaat het jachten en jagen het hollen en vliegen
in hoeveel gedichten stond het niet beschreven in hoeveel ongelezen gedichten wél
dat je eerst bijna sterven moet om het lief te zien om het ademloos lief te hebben pom wolff
Leven
leven is een gegeven ‘das gewisse etwas’ waar niet om gevraagd of verzocht het overkomt je gewoon in een golf van verbijstering – te zijn
op een plek, een stip op een blinde landkaart waar je op goed geluk je weg dient te vinden naar wat in zichzelf van waarde is
uit eigen schaduw te treden en het ware licht te zien van wat liefde, zo mateloos bezongen en overdreven neergepend in werkelijkheid vermag
meer zijn dan een dodelijk gegeven waar leven voor gehouden wordt een lange les, een reis zonder einde
zo lees ik in jouw ogen
06-12-2025 / Cartouche
in de laatste twee strofen lezen we de onverwoestbare cartouche – de onverwoestbare romanticus. de beschrijvingen uit de eerste strofen geloof ik wel – of eigenlijk niet – de dichter moet liever niet benoemen – beleven moet ie. en dat doet ie in de laatste 5 regels.
Waar het leven wachten wil
Soms is leven niets meer dan een kamer waar het licht aarzelend binnenvalt, alsof het eerst wil weten of het het welkom is.
En soms, op een onverwachte middag, ligt het leven in een gebroken straathoek te glinsteren alsof iets dat gevallen is niet altijd verloren hoeft te zijn.
Wie naast je staat, is minder bepalend dan of je eigen hart nog durft te antwoorden wanneer het vraagt waar het wil blijven.
Vera van der Horst
ja ze kan niet elke week winnen hoor – de strofen twee en drie zijn gouden strofen. om jaloers op te worden – of B aan deze woorden iets heeft? ik vermoed van niet – zijn hart zal sneller kloppen gaan maar een hartaanval ligt tegelijkertijd op de loer – onregelmatige hart-slag-ritme zal de cardioloog vaststellen. of liegen – het zijn dichters mijnheer – bij die gasten weet je het nooit zeker of het nog wel klopt. het hart.
LEVEN VOOR JOU
Jouw adem zijn mij vlijen in jouw dromen horen met jouw oren en met jouw ogen zien
de dagen niet meer tellen maar in de rijpheid van de uren beseffen dat ik leef voor jou
waar jij de eindstreep niet mocht halen plaats ik mij straks voor de finale jouw warme hartklop in mijn lijf
ik loop die marathon voor jou
Ingrid E. Noppen
ja wel mooi maar ik heb toch wat te morren hoor – ik vind de overgang van regel 1 naar regel 2 een beetje stroef gaan – en ik houd niet van sommige woorden – rijpheid en hartklop bijvoorbeeld – maar los daarvan geeft het gedicht wat de titel van het gedicht belooft. heten we Ingrid welkom – ook al staat ze natuurlijk op haar achterste benen – ze heeft er twee – bij dit commentaar, zo goed ken ik haar wel – het gedichtje komt binnen – laat ik zo eindigen – misschien kan ik de mattenklopper nog net ontlopen dan.
laten we toch
laten we toch proberen de zin te zien het zijn te weten wat te delen al wordt het weer geen witte kerst ’t geloof verloren met jou wil ik het wel proberen
IEN VERRIPS – dec 2025
geen witte kerst – mooi gevonden keerpunt in een gedicht dat anders te zwaar geworden zou zijn – van het zijn het leven en het wezen – lekker kort gehouden – we kunnen Ien binnenkort genieten – tijdens een optreden in de groote weiver – vijdagavond – een plaats waaraan de dichters van pomgedichten warme herinneringen hebben – alwaar een peter nobel als juryvoorzitter de pomgedichtentrofee in duizend stukken liet spatten om alle dichters een scherf te gunnen – een virtuele scherf vandaag voor Ien- mooi dingetje. en nee een witte onschuldige kerst zal het nooit meer worden.
Leven thuis en elders
Leven in poëzie en muziek is vaak thuis met beelden van elders zoals Senegal, Portugal, Cuba en Casablanca landen en steden met herinneringen
thuis is leven een mentale gebeurtenis met liefde voor steden en bossen reizen verspreidt de comfort zone over een wereld van gevoelens
beweeg nu als een strateeg naar Tanger de Noord Afrikaanse stad met het poëzie festival Bassamat om een rijke geschiedenis te beleven.
Rik van Boeckel 5 december 2025 Schiphol
fijn gedicht van Rik die momenteel in het land van zyech zijn poëzie en zijn ritmes ten gehore brengt – een samenvatting van zijn belevenissen zullen we zeker te lezen krijgen – in een euforisch ritmisch geheel samengevat.
(de rockdichter): zo zondag ter pom en dus de wedstrijd die geen….u kent’et al lang….ik doe en schrijf van hoe
“ met jou’et draaie “
hoeveel hande had ik met alle vingers elke keer om af te likke
dat ‘k je lief en zo en jij door alle drome dans na dans in me wereld
ontwaak dan toch dans en proef aan alles wat ik rake’ kan
zodat’k voel hoe groot met jou’et draaie lang
tot’n dag nie meer van tel en’r alleen nog aan jij en mij gevlijd zo lief
Luk heeft de zware operatie overleefd en het hart heeft alles doorstaan – wat zeg ik en wat mogen wij lezen – het hart kent meer zuurstof dan ooit eerder – het is één hart – slag en ritme dat dit hart de taal in pompt. op de pom op een vroege zondagochtend zijn we blij met zijn woorden.
Me, myself and I
Het leven is verrukkelijk met alles erop en eraan een fris geschoren koppie gaan met de banaan
rijkdom in mijn armen goud in beide benen mirakels in het hoofd een hart vol bonken
fijn om bij mezelf te zijn overal en elders genieten van het huis jarenlang gebouwd
voelt als een warme jas de kachel brandt als nooit te voren nestel mezelf in een warme trui en zomers draag ik Adam zijn kostuum
verrukkelijk mijn leven wie wil er nou niet bij mij zijn bevrijd van weeklaag en gezeur altijd open deur
Rob Mientjes
gedurfd om het thema aan te vliegen met het ultieme geloof in jezelf. leuk gevonden – en inderdaad het is ‘gaan met die banaan’ – het gedicht leest als een trein door een bananenplantage.
VEREENIGDE STATEN
Te lande zagen interpreten ’t baken traag constelleren in de paarse lucht. Ze zijn het onheilsteken snel ontvlucht; wie gek werd, zou men later beter maken…
…en later kwam: in fraaie woorden spraken zij van hoe ’t vroeger beter was, dat tucht kledij noch voeding gaf… En niet beducht op zottenklap, die hen direct zou raken.
Voortaan zouden de wijzen moeten leven als vroeger dwazen—duikend voor de dood: de grootste gek kon iedereen doen sneven.
’t Verstand bleef binnenskamers enkel groot, want en public werd naam en daad bedreven van één of and’re zot, of die zeloot.
***[T.C., vert. D.B.]
een buitenbeentje dit gedicht. de liefhebber zal bij de woorden en de vertaalwoordvondsten genieten. het is mij een beetje te vroeg allemaal op de maag. ik ga voor de derde strofe. het buitenbeentje van Ditmar is altijd ook hier en nu weer van een aangename bijzonderheid.
pomgedichten eert de komende vrijdagen INA BOT – we laten haar ‘godvergeten talent’ nog even spreken – wij willen haar ‘godvergeten talent’ niet vergeten.
lies sprak nog een keer over INA BOT. aan het tafeltje viel het stil – het schreeuwen voorbij:
Ina heette ze. Ina Bot. We speelden samen poezieliedjes, met Lisan erbij gingen we alle poeziepodia af, op zoek naar nieuwe dichters, we maakten teksten door haar godvergeten talent. We lachten, huilden, een requim, nu
Toen ze dood was, na drie pogingen: aspirines met chocoladepudding, uitgekotst in de vroege ochtend, met vuilniszakken de oven het gas naar haar toe laten stromen, gefabriceerde luchtslang met afplaktape, net op tijd gevonden, en toen, de in Frankrijk gewonnen pil die godzijdank het einde voor haar in zicht bracht
Ze kon niet meer
Ik zie nog de blik in haar ogen toen ze, na de eerste poging, wakker werd en lag in een steriel ziekenhuisbed, zo ontzettend gelaten… Toen ze weg was en verdwenen kwam er een vlinder in mijn huis. Ze dwarrelde om me heen en als ik huilde kwam ze naast me op de muur rustig zitten. Drie dagen lang bleef ze. Toen heb ik haar naar buiten gebracht.
Het gesloten huis
Je staat voor het huis het huis zoals beschreven in de handleiding je belt aan je belt nog een keer aan misschien is de bel stuk je loopt om het huis in de ramen zie je slechts jezelf je klopt aan je bonkt tot je knokkels bloeden
je zet het op een schreeuwen is daar iemand, zeg lets…
je schrikt van je eigen stem je hart blaast zich op een rode plastic zak waarvan de houdbaarheidsdatum allang verlopen is
je weet dit duurt niet lang je herinnert je
de dood aan het hart is een prachtdood vleugels zullen uit de hemel dalen witter dan licht zachter dan zwanendons
maar wat te doen voor de vleugels landen
INA BOT Dit gedicht is geïnspireerd op het gedicht Vänern van Ad Poppelaars
Ik ben drie keer in de cel beland. De eerste keer dat ik in een berm lag, brachten ze me nog thuis. De tweede keer: niet zo lief. Die keer kregen ze me in de boeien. En daarna nog een keer of twee die allemaal hetzelfde geurden: beton, TL, spijt.
De eerste bermavond was bijna komisch. Ik lag met mijn fiets half in de slootkant, alsof ik een dronken flamingo was die net uit de opvang voor mislukte vogels was ontsnapt, veren in de war, benen scheef, kijkend of iemand hem zou komen ophalen.
Twee agenten (types die je eerder bij een frietkot tegenkomt) waren opvallend beleefd. Ze zetten me thuis af, bijna op de deurmat, alsof ik een verkeerd geprinte weekenddeal had gekocht in mijn eigen dorp.
De tweede berm was minder charmant. Boeien, omdat het anders blijkbaar te saai werd. Ik met mijn ontvlambare drankkop in discussie, alsof ik op dat moment morele autoriteit had. Een dronken man die in discussie gaat is als een hond die probeert te schaken: gênant voor iedereen die toekijkt.
De andere keren (café, bankje) waren remixen van hetzelfde nummer: mijn grote smoel, mijn kleine grenzen, mijn overtuiging dat ik nog “goed tegen drank kon”. Een mythe tussen Sinterklaas en de romantiek van de functionele alcoholist.
Maar de échte straf ligt niet in boeien, niet in het kale bed, niet in het dichtvallende slot dat een hoofdstuk afsluit. De straf zit in wat die vier muren met je doen. Een cel laat niet zien wie je denkt te zijn; hij toont wie je geworden bent.
Daar zat ik, op die koude vloer, de tijd villend met mijn nagels. En pas toen ik mezelf betrapte op boter-kaas-en-eieren spelen met de voegen tussen de tegels, wist ik hoe lang de trap was. Je tekent zo’n denkbeeldig kruisje en denkt: nog één stap omlaag en men kan me opvegen met een stoffer en blik. Een volwassen vent die kinderspel doet om niet te hoeven luisteren naar het geluid van zijn eigen schaamte.
In die betonnen doos zat geen dichter. Geen charmante reus. Daar zat gewoon een kloothommel die zijn vriendin weer teleurstelde. En een vader die niet in de buurt komt van wat zijn dochter verdient.
Tussen die vier muren waaide Ammie binnen in mijn hoofd. Haar lach, die ik te vaak alleen nog van foto’s ken. En ik vroeg me af wat zij later over haar vader zou horen: over zijn fouten, zijn bermen, zijn cellen. En of ze ooit zal geloven dat ik méér was dan dat.
En dan is er Deeltje. Deeltje die alles droeg wat ik liet vallen, die met één blik meer gaf dan ik ooit fatsoenlijk kon vasthouden. Ik scande andere vrouwen alsof ik iets miste, terwijl de jackpot gewoon naast me lag. Wat een klootzak kan een mens zijn als hij zichzelf verliest.
Drank maakt je blind. Niet zacht, niet romantisch, domweg bruutblind. Je ziet niks van wat telt en alles van wat je beter had laten liggen. Je voelt troebel, je denkt troebel, en je maakt keuzes die passen bij iemand die zichzelf allang verkeerd gebruikt.
De laatste keer zat ik zes uur. Een agent kwam me halen en zei dat de combi onderweg was om me thuis te brengen. We rookten buiten een sigaret. Ze klaagden over werkdruk, ik zweeg. Iemand die net uit een cel komt, heeft weinig recht van spreken. Misschien zijn niet alle agenten bastards. Misschien was het rustig op de dienst. De waarheid rook naar beide.
Het zwaarste moment kwam thuis. Deeltje die niet schreeuwde, niets kapotsloeg, maar die die blik had. Dat stille verdriet dat je in je slaap achterna zit. En achter die blik: Ammie. De vraag of ik ooit nog vader kan zijn zonder dat de schaamte eerst mijn stem dichtsnoert.
Ik ben nooit bang geweest voor cellen. Ik ben bang voor de mensen die me nog altijd geloven. Voor de liefde die ik keer op keer verkeerd adresseer. Voor het kind dat ik hoop ooit weer aan te kijken zonder dat mijn fouten eerst aanbellen en binnenkomen.
Verandering begint niet in een cel. Een cel is hoogstens de echo van wat je al wist en weigerde te veranderen. Verandering begint als je merkt dat een kind niet wacht, dat een vrouw stil kan breken, en dat geluk (hoe groot ooit) een breekpunt heeft dat jij met je eigen handen hebt getest.
Ik stond daar, zes uur later, mijn jas die nog rook naar Jägermeister en schaamte, en het werd eindelijk pijnlijk helder: dit is niet “nog één kans meer”. Dit is de kans. Niet om te pleiten, niet om nog meer excuses te bouwen, maar om dingen op slot te doen die niet meer open horen te zijn. Mijn excuses, mijn vluchtwegen, mijn dronken versies, die moeten op slot. Ik moet op slot. Tegen mezelf. Omdat anders alles wat nog blijft, van me wegglijdt.
En als ik ooit weer wakker word in een cel, of in een berm, of in de ogen van iemand die me liefheeft, dan wil ik dat het iemand is die eindelijk trots kan zijn. Want dit is mijn bodem. Alles daaronder is geen plek om te leven.
tot zover sinterklaas er zijn van die avonden dat de computer 9 graden meldt en lichte regen iemand op FB heeft een profielfoto gewijzigd reden onbekend cohen zingt in mijn kamer over een famous blue raincoat songs of love and hate kan er ook nog wel bij
de vrouw met de nieuwe profielfoto maakt zich druk over de wereld die van amerongen nee van de algarve heeft weer een stukkie geschreven over een misstand top oss – almere tijdelijk gestaakt vechten – ook dat nog how can i tell you hoe heet ie ook al weer wel een mooi liedje later in de heer gegaan toch
tot zover een kwartiertje 020 ik ga maar eens een gedicht schrijven over die goeie ouwe sint:
van het dek geschoten niet links niet rechts gewoon voorover middenstandrechtelijk neergemaaid er golft wat bloed de schimmel staat er verloren bij de kindjes huilen zij zetten voortaan zwarte schoentjes
vroeger had je maartje nog die graag bij de feiten bleef en over een mistig landschap sprak passend bij de droeve dag