recensie: De Evelien Gedichten van Hans F. Marijnissen – Marijnissen weet als geen ander vorm te geven aan de wanhoop van het alleen gelaten zijn – geeft als geen ander woorden aan het alleen en het gelaten zijn. Nooit was de afwezige méer en prominent aanwezig in een poëziebundel.
IEN VERRIPS: ‘onzichtbaar tot zij in het nieuwe jaar gevonden wordt…’
DITMAR BAKKER – Stilistisch Alfabet, of: Lollige Figuren – een wonderschoon stilistisch, typografisch, poëtisch, ditmariaans wondertje uit de poëzie zoals ze niet vaak – zeg maar nog nooit geschreven zijn – een kleinood.
PETER BERGER Frankrijk wacht – La France attends. – I have a dream
DITMAR BAKKER wint de zondagochtend wedstrijd op de pom eenmalig op de zaterdagmiddag – OP LOCATIE EINDHOVEN – onder en met de heerlijke klanken van singersongwriter BJORN VAN ROZEN!! juryrapport door de enige echte en een keer niet virtuele PETER LE NOBEL!! nu met alle commentaren!
ergens op de zondag mijn verslag. van deze bijzondere middag/avond in eindhoven – lekker beginnetje de A2 dicht – even omrijden via breda antwerpen eindhoven – maar toen – maar toen ontplofte de schoonheid aan alle kanten om stil van te worden met poëzie René Brandhoff – de tot in haar puntjes – tot in het gaatje zoals ze zelf sprak – voorbereide poëzie van gastvrouwe Vera van der Horst – van de immer strenge doch rechtvaardige Ien Verrips die in de tweede strofe van haar tweestrofelige gedicht zoveel bloed wist te openbaren dat de eindhovense ambulance-brothers en sisters er geen herman brood meer in zagen – Hans F. Marijnissen las Evelien gedichten en een bijzonder gedicht voor zijn zusje van wie afscheid werd genomen – we kregen een zeldzaam optreden van Bjorn van Rozen met o zo fragiele nieuwe liedjes en daarbij ook een bjorn van rozen/ Ditmar Bakker duo optreden zo fijngesnaard dat er gehuild werd en zonder schaamte gehuild werd – het was zo wonderschoon dat schoonheid voor heel even in een oneindig geluk veranderde in iets van oneindige gelukzaligheid opging. en toen moest Arie van Egmond nog met amsterdamse gedichten – gedichten over AM – STER – DAM!!!. en kregen we de aktiepoëzie van Abraham Von Solo als hoofdgerecht – stonden wij toehoorders weer met beide benen op de grond. waarop von solo hier en daar iets van sperma had gedeponeerd – morgen meer verslag – het was zo mooi – zo mooi. een middag / avond om dankbaar te zijn.
Peter Le Nobel spreekt het juryrapport uit – hieronder te lezen – woorden van waardering over de werken van de aanwezige dichters – iets later roept de juryvoorzitter dichter DITMAR BAKKER uit tot winnaar van deze zondagochtendwedstrijd –
Een meetbaar niets – Hans Marijnissen
Met als kop ‘Een meetbaar niets’ maakt het gedicht van Hans Marijnissen eigenlijk een valse start. Komt een ‘meetbaar niets’ mijn niets meer of minder over als een woordspelletje, een ‘aangelengde herinnering’ roept dan juist weer wel bijzondere beelden in mij op, mede dankzij dat ‘verstrooide as’. Marijnissen komt dan ook op dreef in het gedicht met kudden wolken die elkaar opzoeken en verstrengelende wortels. En er speelt zich een verhaal af: via de afslag ontsnapt hij als al die verbroedering wel erg klef wordt.
Een zaterdag – Arie van Egmond
Het moet een enerverende zaterdag zijn geweest, maar uiteindelijk komt alles toch nog goed. Van Egmond weet deze alledaagse situaties zo te verwoorden dat je de adem inhoudt: komt het ook nog recht? Er wordt wel twijfel gezaaid: “We hebben geen grond, bouwen is zinloos.” En dan een welhaast opgewekte uitsmijter: “Maar vliegen tegen de laatste slok / voldoet.” De verwikkelingen zijn te groots, te meeslepend en te veranderlijk om van een eenhapscracker te mogen spreken.
Zonnewende – Vera van der Horst
Eerst kreeg ik even een allergische reactie toen de maan en de sterren ten tonele werden gevoerd, maar gezegd moet worden: de dichteres moest wel iets doen nu zij stelde: “Alleen de zon kan ons nog aan.” De stijlmiddel was nodig voor het laten binnenkomen van de derde strofe, waar de metafoor wordt gedragen door krachtige beelden en schijnbare intenties, met als uitsmijter: “in de glazen die wij zo gulzig leegden.”
Iets in de verte – Pom Wolff
Wolff houdt van metaforen met verontrustende rafelranden, zoals een bloesem als graftak of meer van beelden met een prozaïsche kant: ‘halte liefde’. De grote woorden wanhoop en troost weet Wolff te tackelen met de eenvoudige zin: ‘Dan heb ik wat voor onderweg’. Door het grote en kleine te combineren, blijf je geboeid doorlezen. De derde en vierde strofe zou je bijna fluisterend moeten voordragen, en in het laatste onderdeel weliswaar een ster, de zon, wat onmiddellijk weer wordt gerelativeerd met ‘iets in de verte’. ‘Brak en ontdaan’ werd ik zeker niet van dit gedicht.
Hans brak – René Brandhoff
Enige relatie met Hans berust op zuiver toeval, waarschuwt de dichter. Er zijn namelijk vele personen die in hun doorzonwoning simpele oplossingen voor grote problemen hebben. In hele eenvoudige, parlando bewoordingen wordt de onmacht van een doorsnee man geschetst om het leed door oorlogen, klimaten en mislukte relaties onder woorden te brengen, te temmen desnoods. Het is een gedicht dankzij de uitsmijter: ‘Hij brak’.
Zonder titel – Abraham von Solo
De eerste helft van het gedicht heeft een wat lange aanloop: dat de personage volop aan het drinken is, weten wij zo langzamerhand wel. Maar in de tweede helft volgt een grappige wending, als de wijsheid zodanig in de kan is, dat zijn partner wel op sterk water gezet moet worden. De laatste twee strofen maken uiteindelijk veel goed als daarin afgevraagd wordt waar het fout gelopen was: “De keel in / Of de gootsteen.” De poëzie komt aan het eind naar voren, met juist zo min mogelijk woorden: “Je stralen verwarmen me / Breken / In het glas / Op tafel.”
Zonlicht brak de glazen – Ien Verrips
Verrips houdt het bij een eenvoudig beeld, maar wel als lijdensweg dat de hele nacht duurt. Toen ik in de keuken werkte, was de paniek altijd groot als er splinters vielen in het eten of een stuk van een mes verdwenen was in het diepgevroren vlees. Alles kon altijd meteen worden weggegooid. Verrips maakt duidelijk waarom.
- Hans F. Marijnissen – het zonlicht brak
- Arie van Egmond – het zacht met liefde te spreken woord
- Vera van der Horst – in alle kleuren van de regenboog
- Pom Wolff – dan gaan we in ons zelf op
- René Brandhoff – Hij brak.
- Ien Verrips – de zon was al lang onder
- Abraham Von Solo – Je stralen verwarmen me
- …………………………………………………………………………………….
- Rik van Boeckel – van harte met je 70ste verjaardag
- Erika de Stercke – hoe een glas in stukken kan spatten
- Cartouche – het zonlicht dat de glazen brak
- Anke Labrie – weerkaatste het in jouw ogen
- Frans Terken – zo gebroken als we zijn
de vrijdag met SERAPHINA HASSELS: verdoofd, stil, wachtend nog, zwaait ze naar de sterrenhemel…
FRANS TERKEN – DUODICHTERS IV – met JOOP SCHOLTEN
Duo-dichters IV
Met Joop Scholten maakte ik kennis bij de Haarlemse Dichtlijn in mei 2008. Wij droegen voor in hetzelfde blok, 10 dichters, hij raakte mij meteen met zijn gedichten, ze riepen bij mij een zekere herkenning op; wij spraken elkaar later die dag over het gevoel van verwantschap, de onderwerpen die ons raakten. Zijn gedicht ‘Vijftien’ (opgenomen in zijn bundel “Ook dit is een vorm van geluk”, De Witte Uitgeverij 2011) inspireerde mij tot ‘Wij kwamen’. Joop antwoordde daarop met ‘Pinksteren in Haarlem’.
Het idee om elkaar bij wisseling een gedicht te sturen, waarbij de woorden van de een door de ander op eigen wijze gebruikt mochten worden, sprak ons zeer aan. Het bracht een veelheid aan poëzie als ook een warme vriendschap, waaraan helaas door het overlijden van Joop in 2018 een einde kwam. Ik schreef hier afgelopen weekend al over op de Pom, in ‘We zeggen dat missen mag’.
In die 10 jaar zijn er in onze wisseling 165 gedichten geschreven, traden op diverse podia samen op (altijd vergezeld door Meta Boldingh, de partner van Joop) o.m. bij Eijlders, bij Dichters in de Prinsentuin in 2012, bij de Haarlemse Dichtlijn jaarlijks, en o.m. op tournee bij Beeckestijn in Velzen, bij de OBA Amsterdam en op de pont bij Sail Amsterdam in 2015.
In de serie Dichter bij Eijlders is een deel van de reeks gepubliceerd: “Voor de dag van morgen” (2016).
Hieronder 2 gedichten, uit 2012:
(81) Hoe ver nog
Waarom hier blijven en afwachten
wij staan niet aan de grond genageld
zie wat je achterlaat onder ogen
neem de resten in je handen
en vind er een plek voor
de doden laat hen
rusten in hun aarden uitzicht
de glazen kist van de hoop in scherven
neergevallen uiteengespat
met het bloed aan onze vingers schrijven wij
heldere maar bittere woorden
in het windstille zand
over de doden niets dan goeds
hoezeer wij ook hun dorre honger zoeken
niemand die zo aanwezig is
door er niet meer te zijn
ons gedenken bij de zerken de stenen
een onomstotelijk bewijs van verlies
wij boren andere bronnen aan
ontginnen ongeschonden gronden
onder het oog van een herder
ligt onze verbeelding ingezaaid
een waarheid die koffers kan openen
ongezien laten ze dromen los
ik trek een lijn over de einder
wijs je de vergezichten
onze bemeten ruimte
© Frans Terken 20/05/2012
(82) Aan wie mijn gezicht draagt
Hier sta ik en wacht en kijk in de verte
kijk naar de muren die mijn uitzicht
ontkennen die blindelings
tegen mij aanlopen
die ik aanraak met de huid van mijn handen
strelend mijn vingers de stenen
tekenend een gezicht
hier zeg ik: wie jij ook bent
kijk mij in de ogen
dat de stenen nu spreken.
Is het oog van de doden voor altijd gevangen?
Zijn zij niet langer? Zijn zij voorgoed?
Zijn zij achtergebleven
vergeten, verdreven, verdwenen?
Zijn zij onze toekomst, is hun mond een bron
die zich opende, die ontsprong
en dan wegdreef
daar waar wij heengaan?
Hier sta ik en buig mij voorover
schrijf met mijn vinger
een brief in de aarde.
Aan wie mijn gezicht draagt.
© Joop Scholten 26/05/2012
De reeks is in zijn geheel te lezen op de blog ‘Dichterbij dan dit kom je niet’: http://dichterbijdandit.blogspot.com