Met een zucht of een enkele ademtocht ontstaat uit water en een druppel zeep een bel die dromerig weg zweeft als transparante glans als schittering die kleurt en danst
als een kwetsbare onaantastbaarheid door de natuur verbeeld en hoe dat in minder dan een oogwenk uit elkaar spat en verdwijnen kan.
Een zoveelste dag uit het bestaan blik op oneindig
het werk uitvoerig gedroomd routine in het hoofd slaat saaiheid om de oren gedachten op nul bij een zoveelste order
blik op de vloer lijnen geteld patronen aanschouwd zie daar het kunstwerk open en bloot het behoeft slechts waargenomen mobiel gefotografeerd
kleuren vloeien het plastic laat los tand des tijds erover heen een glimp bevroren voor eeuwigheid vastgelegd zorgvuldig het kader gekozen … en afdrukken maar
van de ene verbazing geraakte ik in de andere. merik, mirjam en lucienne verzorgden de afgelopen jaren meerdere poëzie manifestaties in 020 amsterdam. en ik weet niet meer wanneer het precies was dat mij haar optreden opviel – met een parmantige tred betrad Vera Jongejan het poëziepodium – gaf het publiek enige gedichten van haar hand – en in dat publiek zat ik ook – en ik wist meteen dit is grote klasse – zoals ik dat ook onmiddellijk wist bij een Karin Beumkes ooit, bij een Karlijn Groet ooit, een Roop ooit, een Robin Block ooit, een Tom Zinger – een Peter M van der Linden – een ACG, een Ditmar Bakker, een Sander Koolwijk – nou ja in die orde van klasse sprak ook VERA JONGEJAN haar poëzie. eigen, bijzonder, onnavolgbaar en precies.
tijdloos ook – VERA JONGEJAN lees je dan op internet geboren: 23-6-1939 te Nieuwer-Amstel – het kan niet waar zijn zo een energieke vrouw dik in de 80 denk je dan. maar het is waar. ik vroeg vera voor pomgedichten te schrijven na de dood van merik van der torren op de vrijgevallen merikwoensdag geeft zij mijn site tweewekelijks een gedicht.
op haar site las ik over de schilder VERA JONGEJAN. realistisch werk met een intense intrinsieke kracht – de schilderwerken. als ik ooit een schilderdoek wil hebben wil ik met mijn kleinzoon MIO op een doek geschilderd door Vera – ik vroeg Vera of zoiets mogelijk zou zijn – als je geen haast hebt pom haar antwoord – ze moest nog veel – een expo, iets met een een wereldreis – nee nee geen haast en zo geschiedde het wonder. woensdag 21 augustus een mooie dag in het jaar 2024 mag ik gaan naar zaandam om het doek af te halen – waarop mijn kleinzoon en zijn opa staan afgebeeld. een paar maanden geleden moesten we poseren in het atelier van Vera. om te wennen had ze voor de vierjarige kleinzoon lange vingers klaar gelegd. de ban was snel gebroken – vera had speelgoed klaar staan – we speelden al poserend – poseerden al spelend. Vera schildert geen foto’s na – ze zoekt het eigene in mensen en legt het eigene ongenadig krachtig vast. deze week woensdag op pomgedichten.nl – het tweewekelijks gedicht van Vera en – en – en – en…… MIO en zijn opapom.
NAFISS NIA: ‘Laat het moment niet ontglippen – houd de hoop vast – blijf even.’
met en mede dankzij de inspirerende woorden van Nafiss Nia van Granate hielden we deze week de enige echte virtuele zondagochtendwedstrijd – met werkelijk prachtig veel en prachtige inzendingen – dichters dank jullie wel. de plekken in het leven die er mochten zijn voor de dichters en die een leven lang meegingen. de amsterdam jury – kiest deze week voor twee keer GOUD! we werden er een beetje stil van – van de poëzie van JORGE BOLLE maar ook van ELBERT GONGGRIJP – gefeliciteerd beiden – lees en geniet zou ik zeggen – de commentaren onder de gedichten spreken voor zichzelf.
Nieuw West
In de dijk van de Lelylaan liggen mijn hamsters en cavia’s ondiep begraven toen gleed ik met mijn slee vrolijk naar beneden
Op de dijk rijden nu treinen de kleine botjes trillen een paar keer per dag mijn jeugd ver en verder weg
Een keer beet een hamster dwars door mijn vinger, die ik later veel later opstak voor een vraag
Jorge Bolle
ik ken de locatie in 020 nieuw west – ik moet bijna een beetje huilen bij de tweede strofe – die strofe is zo vreselijk mooi: over die caviabotjes die een jeugd verder weg doen trillen – prachtig – maar dan nog mooier gezegd door Jorge. je zou bijna willen dat Nafiss Nia deze strofe op de Lelylaan aan de dijk laat graveren:
Op de dijk rijden nu treinen de kleine botjes trillen een paar keer per dag mijn jeugd ver en verder weg
EENVOUDIG GELUK
De klokken beieren hun tijd, de duinen verkleuren in hun tertiairen – ik heb mijn dorp nog nooit zo geliefd als nu, hier op het bankje gezeten, terwijl het mij zo vertrouwd had geleken, terwijl ik het beter ken dan wat dan ook. Het is weer eens herfst en de vogels vliegen over.
Iedereen zou gelukkig moeten zijn, in dit park, met deze grazige weiden, de bollenvelden, die ene oude straat en de eeuwig aanwezige zee – maar de mens een vluchtige groet en het vee slechts het vee – en waar zijn toch de nachtegalen?
De rimpelroos een vertrouwde vreemde en de nijlgans mij insgelijks. Ik kan het steeds herhalen hoe mooi en zeldzaam het voor mij geworden is, maar zo gewoon in het dagelijks bivakkeren –
Elbert Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, zaterdag 11 oktober 2025
ook bij Elbert lezen we een wonderbaarlijk mooie tweede strofe – wat mij betreft had hij het gelaten bij deze prachtstrofe – poëzie dendert hier de kamer in –
Iedereen zou gelukkig moeten zijn, in dit park, met deze grazige weiden, de bollenvelden, die ene oude straat en de eeuwig aanwezige zee – maar de mens een vluchtige groet en het vee slechts het vee – en waar zijn toch de nachtegalen?
soms val je stil door de alles innemende schoonheid van dichters woorden.
JORGE BOLLE – in nieuw west
ELBERT GONGGRIJP – in Egmond aan den Hoef
MAX LEROU – in de doubletstraat
FRANS TERKEN – Langs de Dwarswatering
ROB MIENTJES – a road to nowhere
RIK VAN BOECKEL – aan de Leidse Oude Rijn
DITMAR BAKKER – IMPRESSIE VAN LEIDEN
IEN VERRIPS – omringd door waterland
CARTOUCHE – terug in ‘Ereslo’
VERA JONGEJAN – in het Amsterdamse Bos
CONNY LAHNSTEIN – Heimwee naar Noord-Holland
VERA VAN DER HORST – het huis waar het begon
LUK PAARD – in het “pajottenland”
wie wint de enige echte virtuele – van welke straat, streek, of stad – (wijk of dorp) houdt u voor goed voor altijd en forever? uw lievelingsstraat of wijk of dorp of een andere door u geliefde plaats waar de indrukken levenslang bij de dichter blijven en met U dichter meegaan. dan weten we waar we moeten zijn als lezer – we lezen het graag – doe ik Buitenveldert – u kent de regels van de zondagochtendwedstrijd: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
NAFISS NIA van GRANATE vandaag – 𝘇𝗮𝘁𝗲𝗿𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟭 𝗼𝗸𝘁𝗼𝗯𝗲𝗿, verzorgde de feestelijke opening van #PoëzieOpDeStoep Buitenveldert! Tijdens de wandeling droegen de dichters hun eigen gedichten live voor. 𝗦𝘁𝗮𝗿𝘁𝗽𝘂𝗻𝘁 en gastheer/vrouw: 𝗗𝗲 𝗕𝘂𝘂𝗿𝘁𝗸𝗮𝗺𝗲𝗿 (𝗗𝘆𝗻𝗮𝗺𝗼), 𝗔𝗿𝗲𝗻𝘁 𝗝𝗮𝗻𝘀𝘇𝗼𝗼𝗻 𝗘𝗿𝗻𝘀𝘁𝘀𝘁𝗿𝗮𝗮𝘁 𝟭𝟵𝟱–𝟭𝟵𝟳, 𝗔𝗺𝘀𝘁𝗲𝗿𝗱𝗮𝗺 –
ach ja
dichters zijn niet van de wereld niet van de mensen noch van de stad
dichters zijn nergens van dragen geen tenue of uniform worden ook geen kampioen
in een brandhoff-bootje roeien ze soms een beetje landinwaarts richting Favery
of ze hallucineren als die gonggrijp door de natuur met een pijpje van lerou
maar altijd flirten ze zoals een heij of van der horst hunkeren ze ja hunkeren ze en hebben dorst
pom wolff
de doublet
suikerspin in het web van mijn dromen zie ik een raam in de doubletstraat
waar jij als een slet staat en weet dat ik eens binnen zal komen
ml
max weet als geen ander de kern van de noodzaak te raken, tot de noodzaak door te stoten.
Goedemorgen Pom, Over de lievelingsplek, altijd weer fijn om hier te wandelen. Succes en mooie opening in Buitenveldert, top om daarbij te kunnen zijn! Weekendgroet, Frans
Langs de Dwarswatering
Straat uit hoek om brug over en dan langs het water van de Dwars waar ik frank en vrij kan ademen
uitzicht tot ver voorbij de polder een schilderij vol luchtstrepen het maakt het beeld compleet
een molen ach wie maalt erom nog met tegenwind is het goed te doen zo zigzaggend tussen resten rivierkreeft
en altijd de futen en meerkoeten voor muziek op de achtergrond de meeuwen daar weer bovenuit
dwarrelen er naast blaadjes wat woorden door de lucht zo van mijn jas geplukt om in een gedicht te wapperen
dank je Frans ja Buitenveldert is een plaatje – als de dc negens niet om je oren vliegen – frans halsema – de oom van femke – zong er al over. je schreef een universeel polder gedicht – dat even goed hier in de polder zou passen tussen buitenveldert en ouderkerk aan de amstel.
Eigen straatje
Kleurrijk betegeld ruim van opzet aan beiden zijden toegankelijk licht en zonnig gericht op zuiden met stoep uiteraard zonder drempels met snelheidsbeperking zen eindeloos verstrekkend synoniem voor pad en weg zonder zinkput wandelbaar met bomen aan weerszijde en altijd blauwe lucht met adembenemend uitzicht a road to nowhere eigenwijs richtingevend maar bovenal lief lieve straatjes wie kent ze niet
Rob Mientjes ik liep even mee door het lieve straatje – hoewel spaarzaam maar ook in 020 zijn ze te vinden – zo her en der een lief straatje in de niet meer zo lieve stad 020. draaien we ter compensatie maar alex roeka – weten we weer wat lieflijk is – ook al zingt ie van gestreeld en gekrast. mooie zachte melancholie bied je ons Rob op de zondagochtend: het wandelbare lieflijk-heden.
Goedemorgen Pom Ik woon in Leiden aan de Oude Rijn.Een hele mooie plek om te wonen. Ik wandel regelmatig naar verschillende buurten. En 14 juli ging ik naar het Rembrandt park waar het standbeeld van onze beroemde schilder staat omdat toen zijn 419a verjaardag werd gevierd. Hij is ooit in Leiden geboren. Zie de foto! En dit is het gedicht als bijdrage aan de enige virtuele straat, stad of streek. Met dichterlijke groet Rik van Boeckel
Wandeltijd aan de Leidse Oude Rijn
Wonen aan de Leidse Oude Rijn is o zo fijn boten varen vaak onder bruggen door wandelen doe ik waardevol voor de conditie van tenen tot benen
zo zal ik me laven aan de Haven wetende dat de Herengracht op me wacht dat geeft mijn voeten wandelkracht ze gaan soms voort naar de Zijlpoort
de andere kant leidt over de Kaasmarkt naar de Hooglandse Kerkgracht zo wandel ik door de tijd heen naar de Burcht uit de 16e eeuw
daarboven zal het uitzicht verblijden op woningen en kerken van Leiden op de singel die slingert om stad straten schouwburg en poorten
Leiden is de stad van het Rembrandt park met zijn schilderachtige standbeeld en van volkse drie oktober feesten die vieren de meesten in taptoe en optocht.
Rik van Boeckel 11 oktober 2025
Rik for stadsdichter van Leiden! for president! mag van mij ook hoor. een mooie reisgids hier gepresenteerd voor de bezoekers, lezers.
IMPRESSIE VAN LEIDEN
Het Rapenburg en zomer die zich sluit; wat zwermende, verwaaide professoren op weg naar academische folklore: het carillon dat een nieuw jaar inluidt.
Misschien dit jaar een bachelor als buit, denkt het studentenvolk, hoewel notoire laatbloeiers onder hen de moed verloren: na acht jaar studie schijnt die wel verbruid.
De avond daalt er neer. In het halfduister geflonker van lantaarns, kasseien die door eerste regendruppels nieuwe luister
krijgen: van herfst die komt. Een vleug magie zweemt door de paarse lucht; een zacht gefluister als echo’s van Van Rijn—en Goede Mie.
***[D.B.]
over leiden lezen of schrijven en dan sterven! doen ze nog steeds 8 jaar over de studie Ditmar? een fijne impressie – een academisch dingetje in de kleuren van de grootmeester vorm gegeven. Sonnetten liefhebbers en passant door de dichter bediend.
als kind al leek mijn dorp een beetje klein de wereld groot te winnen door te gaan
waar ik kwam wilde ik blijven waar ik was wilde ik wonen een tijdje dan
bijna ongemerkt vond ik mijn plek een beetje stad -meer dan een beetje is het niet- omringd door waterland verbonden wortels met mijn dromen
okt. 2025 Ien Verrips
hoe een plaats te vinden in het leven waar het verblijven goed is. de drang van kids om het geboortedorp te verlaten goed getroffen. de grote stad die altijd trekt. maar in de grote grote stad trekken ze ook weer verder richting plaatsen waar de ouders niet. zo is het leven. zo schuiven generaties op met steeds het zelfde geschuif. dezelfde dromen.
Hallo Pom,
Sinds een paar dagen na een lange rondreis kriskras door het wonderbaarlijke land der Skipetaren
weer op het oude nest geland in de Acht Zaligheden en de parel van de Kempen, Eersel, mijn herberg met het hoefijzer
Hoe dan ook
aan de kuier over de cour, langs de ‘gemeint’ – wat voor verkeerds schuilt er in een woord ?- goddank nog niet tot stadskantoor gebombardeerd óp naar de Mèrt, waar linden zonnedruppels strooien de dorpspomp- ‘t hengsel geklonken- houdt z’n mond terwijl een paar glas-in-lood-ogen kinderkoppen telt de contente mens, aan de overkant, het dagdaagse gedoe schijnbaar onbewogen aanziet – de pronte vrouw het terras en gans ‘t mansvolk naar de ogen kijkt, jawel
hoeveel in wezen er ook veranderd is maar ook weer niet kerk, kroeg, kiosk en dodenakker, ze staan er nog, alleen armoe is niet langer enkel troef en de fanfare speelt nog van honger en van dorst, ‘t zandpad van ons mam, de stille droom, enkel de baron is voorgoed verdwenen, de burger- vader vandaag geheid een vrouw en goede raad, hoe verkiesbaar ook, nog steeds niet voor niets verkrijgbaar en de paarden draven trouw jaar in jaar uit hun ronde over keien en voort door bos en dreef op weg
om terug weer thuis gelaafd en gedrenkt – zalig zij die zich weten te leven in de hoogste Zaligheid ja, daar in ‘Ereslo’, daar loop je je nooit verloren
11-10-2025 / Cartouche
fijn dat Cartouche weer in het land der levenden is – in ieder geval weer op de pom. welkom terug. worden we meteen gestraft met dialect. en hij weet dat ik dialectisch ben ingesteld. normaal gesproken roep ik uit: je verstaat ze niet. bij cartouche moet ik voorzichtig zijn. de amsterdamse bravoure is nou net iets wat deze dichter niet op prijs stelt. poëzie over hoe het leven wel en niet aan verandering onderhevig is – in dat Eersel van Cartouche. staat de dichter mij toe dat ik één passage uit zijn schrijven boven alles vind uitstijgen en wel deze: waar linden zonnedruppels strooien de dorpspomp- ‘t hengsel geklonken- houdt z’n mond terwijl een paar glas-in-lood-ogen kinderkoppen telt
wie zo kan schrijven gaat een gouden toekomst tegemoet in Eersel en op pomgedichten.
Amsterdamse Bos
Oude zwerfplek vochtig toevluchtsoord onder de begroeiing elfenbankjes inktzwammen verborgen kruipen vertrouwd met geur van gisting op kleine voetjes struikelend over paardenpaden nog verder gaan
en dan ineens de kinderlokker met zijn blote piemel
wegrennen opgewonden het hele eind om de roeibaan heen naar huis
Vera Jongejan
de herinnering/ huivering die voor altijd aan het Bos is gekoppeld – net zo plots als de man verscheen in het bos zo plots verschijnt ie ook weer in het gedicht. een piemel die een leven lang meegaat. en och gossie ik zie de kleine vera rennend langs de bosbaan gaan. het gedicht houdt het midden tussen een gedicht en een verslag
Heimwee naar Noord-Holland
Ik mis de wind door mijn haren, gesuis langs m’n oren, de zoete inval, het hart op de tong de plek waar m’n leven begon
Ik mis de zon met rode gloed zien zakken in de zee, glooiende duinen, schelpen, eb en vloed, stuivend zand, oneindig strand onder mijn voet
Ik mis de schuimgekopte golven, helm door zand bedolven, zwarte bomen tegen een staalblauwe lucht grijze wolken slaan op de vlucht
Ik mis het land, de dijk met pieren, waar meeuwen laverend gieren, er tegenaan we gaan door weer en wind de plek waar ik mezelf steeds hervind
Land van m’n hart, land van m’n kindertijd, ik ben je kwijt, ik wil je ruimte terug, vrijheid terug, lief land van polders, duinen en zee
Conny Lahnstein
het is wel duidelijk wat Conny heeft gemist in de jaren dat zij niet in de beschreven provincie huisde. ik geloof dat het allemaal goed gekomen is – een eerbetoon aan noord holland zoals het nog niet vaak beschreven is. een kind uit de polder zoveel is zeker – dat is Conny. waar zij zich zelf altijd weer hervindt – mooie regel.
Het huis waar het begon
Alsof de tijd er nooit heeft aangeklopt dragen de stenen mijn eerste stappen, het portiek bewaart mijn adem.
We lieten knikkers rollen als kleine planeten en badmintonveren zweefden tussen kinderstemmen in zomerlicht.
Nu, na een halve eeuw kraakt de deur precies als toen, elke kamer een herinnering
en in mij woont nog dat kind dat buiten speelt, onder dezelfde oude lucht.
Vera van der Horst
Vera van der Horst een mooi ietwat weemoedig relaas – de terugkeer naar waar het ooit begon – de kinderstemmen, verstoppertje – de kinder spelletjes als bordje tik én knikkeren. mooi zoals de straten waren dat er nog gespeeld werd en kon worden. en ja die prachtige laatste regel met ‘oude lucht’ – een mooi getroffen beeld en afsluiting van het gedicht.
foto: Kika da Silva kan ik nog mee op de zondag pom?…(de rockdichter): zo de zondag ter poms site en de wedstrijd die geen…u kent’et allicht en ik schrijf dààr in’et boerengat…’et pajottenland…noem’et maar zo:
” paardland ” luk paard
dààr waar’et bloed stroomt door me alles heen leg’k me adem aan ZIJ die’et weet van ‘et alles
‘et kloppende hart ‘et liefdeshart in jij en ik
we kijke en zien tot’et vurig roodwarm zoas’et liefde heet ‘et paard de rockdichter
in’et thuisland ‘et boerengat “pajottenland”
laat de paardjes laat de wind laat’et grauwe door de zon doorbreke
in die prachtige aardse paardse onstuimigheid de woorden aan deze site gegeven kan de liefde in alle maten bezongen worden – het boerenland het platte land het paardenland zijn alles land – en ja hoor alles landt – alle woorden van Luk Paard landen hier op de pomsite en we genieten ze.
Mam, zegt ze. Mam.Mam.Mam, zingt het in mijn hoofd. Mam. Zo lang geleden dat ze dat zei. Ze noemt me bij mij naam zij, al jaren. Mam, ik kook wel. Lieve stem. We bellen elkaar mobiel. Ze klinkt ineens zo anders. Zo groot. Zo zich zelf. Ze is af denk ik. Ze is af. Ik heb haar grootgebracht. Hier wereld. Hier is ze. Ik sta haar af. Om elke hoek een leven om te ontdekken. Overal een belofte. Ik zie de verwachting in haar ogen. De glans. Als ze loopt. Ik vlieg. Jaren terug in de tijd. Zie haar nog klepperen op haar klompjes. De lach toen op haar gezicht. Lievelingsfoto. Ik draag haar bij me. Hoe ik soms op de w.c ging zitten toen. Moedeloos. Moe. Hoe ze dan schopte tegen de deur. Mam. Mam. Mam. Tien minuten riep ik dan. Tien minuten. Om tot mezelf te komen. Om weer te geloven dat ik het kon. Dat ik haar lief zou hebben. Dat ik haar zou koesteren. Dat ik alles, alles, zou kunnen weerstaan. Alleen voor haar. Ze is af. En ze zegt Mam. Ik zing haar.
En nee, deze tekst is niet van mij, maar nu de schrijver al jaren dood is en nu ik zelf alsmaar ouder word, beginnen de regels steeds beter bij mij te passen. Ik had het geluk om deze geweldige man nog te zien optreden toen hij al ver in de tachtig was. En alles wat hij zei en zong, klonk eenvoudig, maar in de eenvoud lag zijn ongelooflijk grote kracht. In de tram naar het centraal station zaten er allemaal blije mensen, die ook naar Toon waren gaan kijken. Blij en een beetje weemoedig. Wee en moedig samen vormen een woord dat ergens beschrijft hoe het zeer doet, omdat de pijn zichtbaar is, maar je hebt nog wel de moed er naar te kijken. En zo had Toon nog de moed om al zijn mooie liedjes, die hij op muziek had gezet met Gé Reinders, voor ons te gaan zingen. We wisten allemaal dat we voor hebt laatst naar hem keken. Maar hij was te goed en te grappig om daar onder te lijden, of er treurig van te worden. We waren getuigen van een wonder. Zoals hij zo vaak het woord wonder gebruikte in zijn voorstellingen en zijn versjes. Want een dichter vond hij zichzelf niet. Een versjes man een liedjesmaker.
Mijn toenmalige geliefde en ik hebben de cd vaak gedraaid thuis, al zou hij in zijn kringen nooit toegeven dat hij dat deed. Grappig genoeg zat mijn huidige geliefde die avond ook in de zaal, maar dat wisten we toen nog niet. Wij vinden dat een wonder en een wonderbaarlijk toeval. En wij draaien de liedjes nog vaak en ook voor ons bezoek, om dat wonder te delen. De Limburgse liedjes waarin Toon over de dood zingt zijn me zeer lief. Melancholisch en lief. In een van de eerste uitzendingen van de documentaire serie over Toon Hermans 100 jaar praat Gé Reinders over dit late wonder.
.
Wat ik ook een wonder vind, maar van een heel andere orde, is dat iemand vandaag niet mijn fiets heeft gestolen maar mijn fietskettingslot, die lag in mijn gele fietskistje voor op mijn fiets, die ik kortstondig op een brug bij de Da Costakade had neergezet om mijn vriendin, die een zere arm heeft een soepje te brengen. Het korte bezoek werd wel iets langer doordat we in een stevig gesprek over vroeger belanden ( nee dat kwam niet door de soep), maar was kort genoeg om te kunnen beargumenteren dat ik overdag mijn oude fiets niet echt op twee sloten hoef vast te zetten. Maar welke gek steelt er nou een oude, niet eens zo goed functionerend fietskettingslot, waarvan ik het sleuteltje bezit. Dus ik zuchtte:
De muis, hij heette doctor Snabbel, was professor in de kaas. Ik las Lourenza voor uit haar favoriete boek.
Juist op het moment dat ik vertelde hoe een gigantische kater hem had binnen geslokt, -zijn das hing als bewijsstuk getekend een lang eind, uit zijn bek- zag ik de echte muis, -die van gister- over het keukenkleed gaan, hoe hij snuffelde langs het kruimelspoor. Kijk, wees ik.
Alsof hij uit het boek was gesprongen, -magie van het woord- en voor ons optrad.
Net zoals daarvoor de kikker had gedaan in het door ons gebouwde theater. Mijn taak was het geweest de liefde op te draaien. Zij zag er op toe dat het roze plastic hart langs wandelde als hij de verlossende zoen kreeg van de prinses.
Nu liep er een opgewonden meisje met open armen op de muis af.
Met ICARUS 3 eindigt Iens serie ICARUS – onder de de derde leest u de eerste en de tweede – een bevlogen bijdrage aan de site
Icarus
III de hemel
allesomvattend in mijn zijn omlijsting van begin en eind wat er te weten valt ik wist het al het menselijk gedoe, ’t is alles ijdelheid
toch, toen ik ze vliegen zag trok ik heel even trok strak als vreemde vogels in de lucht de vader en zijn zoon een vlucht naar voren de hemel tegemoet
Ien Verrips
Icarus
I de vader
ik zeg je doe het niet ga buiten zoek een vrouw ga kinderen maken het is ons mensen niet gegund de hemel te bestormen laat vliegen aan de vogels zeg ik doe het niet maar als dan samen mijn jaren zet ik in jouw dwaasheid in te dammen maar als het moet dan samen al blijf ik zeggen doe het niet
IEN VERRIPS
Icarus
II de zoon (Icarus)
van jongs af aan zag ik ze vliegen voorbij de randen van het land ik kreeg de hoogte van ’t verlangen niet hier te zijn maar daar geen spel voor mij geen vrouw of kind de goden wil ik volgen
al zei mijn vader doe het niet ik zag zijn ogen blinken ik zag hem naar de vogels turen niet voor ’t plezier maar om ervan te leren