dit is geen tijd om gedichten te schrijven vlieg wat af – stikstof so what kan jou het schelen als je maar geen gedichten gaat schrijven haal ze niet in je hoofd
sterf een heldhaftige dood doe een aardbeving doe een overstroming maakt allemaal niet uit doe een oorlog doe aan liefdesverdriet het is allemaal goed
maar schrijf geen gedicht dan denken ze dat het waar is dan pakken ze het op dan moet het vernietigd dan moet het ausradiert
Elke zondagochtend ga ik, nadat ik de hond uitgelaten heb, een eind fietsen,. Dat maakt mijn hoofd leeg en levert wat beweging op. Afgelopen zondag fietste ik langs de Van Nelle Fabriek. Toen ik het terrein af kwam en Spangen in fietste, kwamen er een paar jonge mannen uit de bosjes. Mijn eerste indruk was, dat het daklozen betrof. Wel een raar moment voor daklozen om daar uit de bosjes te komen. Ze zagen er ook wat te jong en net niet onverzorgd genoeg uit om zwervers te zijn, maar tegenwoordig weet je nooit. Toen ik langs het Sparta stadion fietste, zag ik, dat er opvallend veel auto’s stonden met buitenlandse kentekens. Een eindje verderop stond een busje van Prorail met een politieauto. Er kwam net nog een politiecombi aangereden. Aan de overkant van de weg, zag ik meerder jongeren een onverhard pad oplopen, richting het spoor. Ik hoorde een elektronische beat en het werd me duidelijk. Er was een illegale rave aan de gang.
Nieuwsgierig als ik ben, zette ik mijn fiets op slot en liep ook het pad op. In mijn zondagse kloffie val ik niet op tussen dat soort mensen. Ik zie er doorgaans uit als iemand die naar een illegaal feest onderweg is. Het enige waar ik in verschil, is dat ik tegen de vijftig loop. Mijn geringe lengte compenseert dit, waardoor ik er dan toch weer minder oud voorkom, of gewoon minder opval. Op het terrein onderaan de spoordijk stond nog een DJ set te draaien en stuiterden wat ravers op en neer op de beats. Het zag er in het schrale ochtendlicht uit als een mengsel tussen triest en hoopgevend. Op een gegeven moment ontstond er een tumult en reden drie politie combi’s het terrein op. Uit de bosjes kwamen wat ME-ers en de overgebleven feestvierders werden ingerekend.
Op dat moment voelde ik een hand op mijn schouder. Of ik mij kon identificeren? Ik zei dat ik dat uiteraard kon, maar dat ik er niet bij hoorde. Dat maakte de agent niet uit. Ik moest meekomen en werd ingerekend. Ik protesteerde nog, maar het had geen zin. Verder leek het me weinig zinvol om met een wetsdienaar in discussie te gaan. Die volgen ook maar bevelen. Op het bureau zouden ze snel genoeg inzien, dat ze met mij een bok geschoten hadden. Ik stuurde nog een berichtje naar huis, dat ik wat later zou komen. Prompt werd mijn telefoon ingepikt door de wouten. Ik stond er dus analoog voor. Samen met een twintigtal feestgangers werd ik gevangengezet. Eén voor een werden ze opgehaald uit de verzamelruimte op het bureau en na verhoor heengezonden. Net zo lang, tot ik de enige was, die nog achter gaas zat. En nog niet gehoord was. Toen werd ik opgehaald, door een tweetal dienders in burger, vergezeld door een reguliere agent.
Het was zacht verlicht in de verhoorkamer, net zoals in de film. Wat ik daar deed? Hoe ik wist, dat daar een rave was? Wat een blanke, middenklasse man van tegen de vijftig daar dan te zoeken heeft? Of ik drugs gebruikt had, of verkocht? Of ik de organisatie kende? Of ik ook een wappie was? Of ik recent nog vreemde denkbeelden had gehad? Of ik samenzwoer met anderen? Waar mijn auto was? Of het klopte., dat ik met regelmaat naar Brussel ging? Of ik wel wist wat de gevolgen hiervan konden zijn? Waar mijn vriendin was. Of ik poëzievoordrachten deed? Of ik wel eens speelfilms gemaakt had van subversieve aard? Waarom ik altijd zwarte kleren draag? Waarom de zwart-rode vlag wappert bij mij thuis op 1 mei? Of ik geloofde in vrije liefde? Waar mijn dochter logeerde? En of mijn zoon wel eens zijn karate vaardigheden buiten de dojo gebruikt? Of ik wel wist, wat er allemaal aan de hand was? Alle vragen beantwoorde ik naar beste eer en geweten. Daarna vroeg ik waarom ik nog vastgehouden werd. Die vraag werd echter niet beantwoord en ik werd zonder verdere tekst en toelichting door de zwijgende agent in uniform naar een cel gebracht.
Daar heb ik de nacht doorgebracht. De volgende ochtend kon ik gaan. Er werd geen verdere tekst en toelichting gegeven. De agent die me uitgeleide deed keek me even aan. Dat moment greep ik aan om hem te vragen waarom ik zo lang vastgehouden was. Hij keek even over zijn schouder en fluisterde toen: ‘Omdat het gewoon niet klopte dat u daar was. U kon daar gewoon niet zijn. Het klopte gewoon niet, U daar zo’ . En toen stond ik weer buiten. Een dag later. Zelfde tijd als gisteren. Ik belde naar huis en daar werd opgelucht opgenomen. ‘We dachten dat ze je niet meer zouden laten gaan. Het was zo vreemd.’ Ik zei dat ik dat ook vond. Stapte op mijn fiets en reed naar huis.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
toch nog even in de nieuwe week aandacht voor het zondag ingestuurde gedicht van jako uit het verre zwitserland waar hij al jaren vertoeft. een gedicht met de titel ‘weerzien’. soms is het er zo maar – dan proef je – ik zou bijna zeggen in een gedicht dikke poëzie – maar dat mag je niet meer zeggen in dit nederlandje – proef je de enorme poëzie – die vier prachtregels aan het einde van dit gedicht:
weerzien
hij durft haar nauwelijks te omhelzen na al die jaren broos is ze haast schriel haar eens zo dichte haar doorzichtig nu
zij had hem anders verwacht zijn gezicht gegroefd vermoeid verschroeid door tropenzon heeft al lang niet meer de glans van toen zijn ogen zoeken naar licht
ontgoocheld staan ze daar verward verloren in hun woorden op hun gezichten valt schaduw het park de vijver de twijgen van de wilgen zwijgen bijna weemoedig
maar dan plotseling en onverwachts slaat de verbeelding toe
Dat vastgeroest houvast die dagelijkse routines dat comfort van de gewoonte is het voorportaal van de vergetelheid waarin dat beetje leven waar je greep op hebt oplost in de tijd wegglipt uit de herinnering
maar dan plotseling en onverwachts slaat de verbeelding toe hoor je, zie je iets dat alles overstijgt de glorie van het ogenblik het moment dat bij blijft.
Wanneer hier in Nederland een envelop van de republiek door de bus glijdt weet ik het gelijk: betalen geblazen. Monsterlijk zijn ze. Die palen. Het Marnedal is ermee bezaaid. Robots. Spierwitte cyclopen die torenhoog op één been langs de weg op wacht staan. Of van die doffe metalen grijze dozen met schuine gele en zwarte strepen. Intimiderend als containers voor radioactief afval. Soms een veelhoekig mini ruimteschip. Of iets dat sprekend op een keurig afgeronde kabouter caravan lijkt. Een soort eitje. Flitsen doen ze allemaal. Die monsters.
Gelukkig worden in Frankrijk alle monsters altijd vooraf keurig aangekondigd. Met een verkeersbord waarop in signaaltaal staat dat er geflitst gaat worden. Dat is nog eens andere koek dan in Nederland waar alle flitspalen eender zijn en meer dan eens verdekt staan opgesteld. In Frankrijk denken ze er anders over: het doel is veiligheid. Snelheid minderen dus. En snelheid daar houdt de fransoos wel van. Boetes niet. Tijdig afremmen dus. Blijkbaar heb ik er ergens eentje gemist. Zo´n bord inclusief bijbehorende flitspaal. Tja. Dat krijg je. Eventjes afgeleid. Het is de combinatie van cruise control en alsmaar herrie in m´n hoofd. Zeker en vast. De schade? Vijfenveertig euro. Valt mee. Mais quand même dommage. Mooi was het wel in het Marnedal. Dat dan weer wel. Robot dreams.
‘vanzelfsprekend’ dank aan alle dichters die instuurden – we lazen prachtige gedichten oa van Frans Terken en Jako Fennek – lees de commentaren onder de gedichten – deze week kies ik toch voor een gouden belgisch eerbetoon aan dé dichter van de noordelijke nederlanden ANNEKE WASSCHER – 2x goud – een keer voor Erika de Stercke die met een bijna mystiek gedicht het door Anneke ‘aangereikte thema’ omarmt, verlicht en in een grillige berusting neerlegt én een keer goud voor de sprankelend oplichtend en alle hoeken uitspattend gouden woordenschat van Luk Paard die in een bruisende taal der liefde – het leven aangaat en oma’s tegeltjes wijsheid – liefde overwint alles – in poëzie drenkt en waarmaakt. overwint uiteindelijk alles – hoe dicht de dood ook is of hoe dicht de dood ook kwam. van harte Erika en Luk!
muziek
een huid van hout met vragen doordrenkt grillige vormen
hoe de natuur boetseert een laag van rust legt in de wijsheid
er groeien krachten bij de schoonheid van het denken
wat dor is, flakkert op een doolhof geeft licht cirkels met gezangen
Erika De Stercke
een gedicht waar ik niet echt een vinger achter kan krijgen. qua betekenis – de woorden vloeien op poëtische wijze over het door de dichter aangereikte vloeiblad. er zijn vormen er groeien krachten en we eindigen in cirkels met gezangen. nou – ik vind dit wel wat zo op een regenachtige dag. je moet je ook niet afvragen wat dichters bedoeling is – je moet je laten meeslepen met dichters woorden in de aangeboden en hier voorliggende ‘lagen van rust’.
de ochtend voorbij
ik wil je omarme zeg je en kusse liefdevol
en me antwoord is oh ja omarm me kus me en meer neem me tot leve ik kom
hang me om je heen en fluister ja vlindermeisje draag me verder altijd verder
we moete de wereld rond lang voorbij de ochtend asof’r niks anders is
we vroegen hier de dichters te schrijven ‘over leven of over de dood…’ dan krijgen we van Luk natuurlijk het leven – bruisend leven dat in zijn kenmerkende taal van de liefde niet nee nooit stoppen zal – stuiteren zal voorbij de ochtend, voorbij de tijd, voorbij de plaatsen, voorbij de pleinen en de straten alsof het leven moet worden ingehaald, moet worden geleefd – moet worden gefladderd – tot in alle uithoeken van de wereld, tot in elke seconde van de tijd. of in de woorden van LUK: pom…ik weet nie of dit in’et thema past…maar ik vind’et zo lief ja dat’k van de liefde kan…asof’et niks is…1 koud kunstje…zo gewoontjes en toch zoveel…as’n vanzelfsprekendheid…en toch zoveel meer zoveel altijd’et verlange naar wat’r is en altijd meer moet zijn …de droom…liefde oh liefde…zoveel asof’r niks anders is…zo vanzelfsprekend…ja dat’k zo lief deze…zo me lief…:
FRANS TERKEN – hoe zij nu nog naast je loopt
RIK VAN BOECKEL – niet zeggen dat je hier bent
ERIKA DE STERCKE – hoe de natuur boetseert
ANKE LABRIE – op de tast vergeefs
LUK PAARD – fluister ja vlindermeisje
JAKO FENNEK – op hun gezichten valt schaduw
VERA VAN DER HORST – toen ik je tegenkwam
wie wint de enige echte virtuele ‘het sprak vanzelf’ – trofee – naar een dichtregel van Anneke Wasscher – op pomgedichten punt nl?
deze week maar eens een groot dichteres uit het noorden in het regenachtige zonnetje – op de site – de verfijnde poëzie van Anneke Wasscher is aan de orde – thema maakt niet uit maar we lezen zo graag iets van dezelfde – van een soortgelijke verfijndheid van uw hand – over leven of over de dood – over er zijn of over een geweest zijn. over achterblijven ook. als inspiratie Annekes imponerende dichtregels – hier ook besproken –
soms zet ze toch twee borden neer
of legt zijn leesbril naast een boek
het sprak vanzelf dat hij er was
u kent de regels:gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
trots
hoe het soms niet te begrijpen is dat je gaat naar wie je lief hebt om alleen nog dat te zeggen
niet meer om iets te bewerkstelligen maar om iets te laten
zoals we in een stroom de gelijke stemmen van elkaar kunnen horen door alles heen
het nemen zoals het is en het verlaten maar nooit verlaten van wat was
pom wolff
Mooi, de aandacht voor de poëzie van Anneke! Als altijd inspirerend, hierbij wat het vandaag brengt. Mooi weekend, groet ook! Frans
Echo
Dat je hier alleen gaat het schrijft herinnering op de huid houdt het daaronder in beweging
de weg naar waar je samen was kruispunten die je onverschrokken overstak omdat zij naast je ging
hoe zij nu nog naast je loopt op die hand vertrouwen is genoeg dit weten zo vanzelfsprekend
als samen zijn in leven gehouden in elke stap weerkaatst een echo ijkt op alle klinkers een gelijke gang
we vroegen van U: ‘…verfijndheid van uw hand – over leven of over de dood – over er zijn of over een geweest zijn….’ – frans weet precies het verloren gegane te beschrijven – zoals het in ware liefde geleefd gevoeld wordt door degene die het verlies moet dragen – zo vanzelfsprekend – in wezen zijn hier strofe 2 en 3 de kern – in alle eenvoud weergegeven – de strofen 1 en 4 de omlijsting – mij net iets te dichterlijk – strofe 2 en 3 zijn mooi van eenvoud – doen pijn van de beschreven eenvoud – behoeven eigenlijk niet meer tekst: de weg naar waar je samen was kruispunten die je onverschrokken overstak omdat zij naast je ging
hoe zij nu nog naast je loopt op die hand vertrouwen is genoeg dit weten zo vanzelfsprekend
Sprekend bestaan
Ik zou niet zeggen dat je hier bent de kluizenaar in mij zoekt niet echt
jouw ogen treden rustig de mijne binnen vangen mijn stille woorden liplezend op
we spreken vanzelf tot de spiegels van ons bestaan laten elkaar gaan
het mozaïek van romantische knipogen kleurt de tijd en laat de tranen drogen.
Rik van Boeckel 18 februari 2023
ja ik weet niet of een beschreven ego hier de goede maat is – natuurlijk rest de kluizenaar zich zelf en dient hij/zij voort te gaan in het leven op de poëtische wijze zoals rik dit in de laatste strofe heeft beschreven. neem het goede mee en pas op jezelf lijkt de goede raad van de dichter. op zich niets tegen in te brengen.
zelfs na zoveel jaren soms nog steeds diezelfde droom
hierna zoekt zij elke keer naast haar in het te grote bed op de tast vergeefs naar hem
slaapdronken draait zij zich dan om en trekt het dekbed strakker om zich heen
anke labrie 18-02-2023
een droom, het tasten en het dekbed om haar heen getrokken – het gemis in een drietal scenes vorm gegeven .de woorden liggen in het verlengde van de regels van anneke wasscher – in dezelfde eenvoud, dezelfde leegte die alleen wordt opgevuld met woorden en met de beschreven handelingen.
weerzien
hij durft haar nauwelijks te omhelzen na al die jaren broos is ze haast schriel haar eens zo dichte haar doorzichtig nu
zij had hem anders verwacht zijn gezicht gegroefd vermoeid verschroeid door tropenzon heeft al lang niet meer de glans van toen zijn ogen zoeken naar licht
ontgoocheld staan ze daar verward verloren in hun woorden op hun gezichten valt schaduw het park de vijver de twijgen van de wilgen zwijgen bijna weemoedig
jako fennek
zo kennen we de dichter van het goede leven weer – de lente tegemoet – de zwitserse zon en bloemenpracht – het rijke leven kortom – maar onze jako weet van het leven en van de vergankelijkheid van het leven – die zich aftekent op de gezichten van de geliefden van weleer – zo kan het zijn of gaan bij een ontmoeting – ont-moeting. mooi beeld: schaduw die op de gezichten der geliefden valt – zo val je in de poëzie van jako. mooi!
Als vanzelf
Ik verliet mijn kindertijd zonder te weten wat jeugd was en ik moet volwassen zijn geweest, toen ik je tegenkwam
maar we voelden als kinderen die al spelend en onervaren onze ouderdom in liepen.
Vera van der Horst
het gedicht maakt een onaffe indruk – we lezen een paar aanzetten die gelet op de laatste regel niet meteen nieuwsgierig maken naar een vervolg. volgende keer beter.
telkens struikelt mijn hart onontkoombaar zo weer in het diepe nogmaals kopje onder zinken in elkanders onderwereld
telkens duiken nog dieper luisteren zwemmen zwemmen blijven zwemmen niet verzuipen in die ogen vragen wervelen antwoorden de overrompelende veelheid fonkelend
telkens zink ik als een baksteen naar de bodem pak jij mijn hand en wil ik alleen nog aanraken oplossen omstrengelen onder deze huid kruipen niet loslaten, niet loslaten, niet
telkens net niet verzuipen of juist wel ga ik dit redden jou mij redden kom ik duizelig en totaal ademloos weer boven als het vallend glas huilend van tafel stroomt en ik ook onbegrijpelijk
telkens weer voor jou val als jij soepeltjes voor mij op de knieën gaat om wederom de watersnood op te dweilen en mij dan lachend op de mond kust