Het miezert een beetje. Grijze lucht en een mist van druppeltjes op de huid van een lichaam wat twijfelt aan alles wat het voelt. Dat miezerige vocht doet verlangen naar de geborgenheid van een vochtige natte jas. De jas van je vader, terwijl je achterop de fiets zit. Je je armen stevig om hem heen slaat en je neus in die jas stopt om je te beschermen tegen de regen. Met mijn ogen dicht kan ik de geur van de jas bijna ruiken. De wol, lichte aftershave mengeling met zware van Nelle.
In de schuur staan nog de visspullen van mijn vader met net zo’n vertrouwde veilige geur. Als je de houten kistjes van de molens open maak ruik je nog steeds de weeïge geur van het deegje wat hij maakte van brood, stroop en aardappels, maar voor nu wandelend met de hond is het de jas waar ik het liefst even in zou duiken. We blijven kind, leeftijd is tijdloos. Er zijn jonge bejaarden en ouderen die het kind altijd in zich weten te koesteren. Ik laat het kind in me dit weekend maar even dwarrelen. Nu even op zoek naar veiligheid en dalijk weer stampend in de plassen. Leven is tenslotte leren dansen in de regen.
En weer een instituut minder: Stadsblad per 1 juli opgeheven. Wat moet ik hiervan vinden ? Ik was geen hoofdredacteur, maar eindredacteur. Een kleine 20 jaar was ik dat. Veel freelancers gaf ik kansen. Sommigen kozen voor een ander beroep, anderen kozen voor een spectaculair bestaan als bijvoorbeeld correspondent in Turkije. Het begon bij het Stadsblad, en stagiaires vlogen uit. Het was een eer om beginnende journalisten te mogen hebben begeleiden en ver boven mij uitgestegen zijn. In de berichtgeving, in alle grafschriften over het Stadsblad, werd veel nadruk gelegd op: de advertenties, de cultuur, de artiesten, maar het Stadsblad had voor de internettijden een ongelooflijk belangrijke functie gehad in het informeren van mensen naar wie het nieuws en de praktische informatie anders niet toekwam. Veel lezers vonden een geloofsgemeenschap bij wie ze zich veilig voelden, veel lezers vonden een handige cursus, er werd een betrouwbaar opvangadres gevonden, en met de beperkte middelen die er altijd waren geweest, deden wij, lees: eindredacteur, fotografen, journalisten, toch een beetje mee in het Utrechts medialandschap.
We waren een medium om rekening mee te houden. Nee, we waren geen Utrechts Nieuwsblad, nee, we waren geen Volkskrant. We waren wel: een Volkse Krant. Iedereen heeft de bevolking ge-informeerd, hen wijzer gemaakt. Het Stadsblad had een emanciperende functie: informatie voor allen. Ik ben er trots op dat ik toch een kleine 20 jaar van dit project deel heb mogen uitmaken, en ben al mijn fotografen en journalisten dankbaar dat zij mee hebben willen doen. Met verve, met inzet, en betrokkenheid. Internet heeft veel veranderd, maar dat doet niks af aan het feit dat het Stadsblad zoveel mensen ten dienste heeft gestaan.
Opa noemde het vroeger de ‘Grote Heropvoeding’. Dat weet zijn enige kleinkind. Zijn dochter heeft nooit kinderen gemaakt. ‘Dat was beter zo’, zegt hij. ‘Tante paste niet. Ze was een foutje.’ Opa kan er tegenwoordig met een milde glimlach op zijn gezicht over spreken. Hoeveel jaren heeft hij zich er zelf niet tegen verzet. Zinloos verzet. Al die zogenaamde dingen en principes waarvan hij overtuigd was, dat ze zo belangrijk waren. Al die dingen die hij zo zeker wist. Alles is verdampt. Alles is anders gebleken. Ze hadden gelijk. De anderen hadden massaal gelijk. Geschiedenis zal er nooit meer zijn om gemaakt te worden, enkel toekomst. Vooruitgang voor iedereen. Uniforme welvaart voor de gelijkgestemden. Het kleinkind knikt.
Het is blij dat opa dit zo vertelt. Het was jammer geweest als opa was gebleven als vroeger. Dan had hij ook niet meer gepast. Nu past hij nog even en kan nog een paar maanden bevestigen, wat iedereen al lang weet, ook voor zichzelf. Wat al lang de waarheid is. Wat altijd de enige waarheid heeft kunnen zijn. Want het was nodig, dat alles voor altijd nieuw werd. Er was te veel twijfel. Te veel besluiteloosheid. Te veel actie ging ten onder in eindeloos overleg en in democratie en meningen. Terwijl het volk al lang voelde wat nodig was. Het volk wist het zeker. Iedereen, behalve een paar mensen zoals tante en opa. Papa en mama voelden het gelukkig wel. Vooruitgang is niet iets, dat je bereikt met stilstand en oude ideeën. Het is niet iets, dat je bereikt door oneindig te lamenteren over het verleden.
Groei komt uit eendracht en macht verenigd. Politici zijn niet meer nodig. De geboden voor de wereld komen voort uit een dynamiek van de grote eenheid. Een eenheid die robuust genoeg is gebleken alle dissonanten te smoren. Het kiezen van de juiste feiten maakt de waarheid onomstotelijk. Het discours over post-truth, waar tante veelvuldig mee dweepte, is niet meer gebleken dan zuiver escapisme ten aanzien van de onvermijdelijke vooruitgang. Saboteurs, die meer te verbergen hadden, dan ze deelden met hun broeders en zusters. Die meenden het gelijk aan hun zijde te hebben. Het gelijk is nooit aan de zijde van een persoon of een groepering, het is enkel een collectief bepaalde koers. Of het op school is, in de collegebanken, op de tramhalte, in de winkel of op de werkplaatsen, het grote al bepaalt. De wereld is meer één, dan ze ooit is geweest. Er zijn geen landen meer. Geen regeringen, geen oorlogen. Hoe liefde en eenheid de enige weg is naar welvaart voor de gehele mensheid. We hoeven ons niets ooit meer voor te stellen, want alles stroomt. John Lennon had het visioen gezien en had gelijk. Geprezen zij de eenheid der mensheid. Het Sociaal Globalisme.
Dat Roop zelf een groot dichter is weten we al langer dan vandaag. De enige die daar nog van overtuigd moest worden was Roop zelf. Getekend door de zwaartekracht van het leven, Roop groeide op tussen wal en schip, in Leidschendam. Leidschendam is eigenlijk niet niks, het is veel minder. Het is een winkelcentrum met huizen er om heen, het architectonisch hoogtepunt van Leidschendam is het viaduct over de A4, een A4 die de inspiratiebron was waarlangs Roop’s verbeelding weg kon vluchten naar inspirererende oorden als het damloze Leiden.
Maar het heeft ergens toe geleid. Roop is niet verbitterd geworden, Roop is de Leidse regio ontsprongen, Roop heeft een eiland gevonden waar de maximale Roop ontplooiing wordt gerealiseerd, met behoud van al het goede dat Roop toch al te bieden had zoals daar zijn een gebrek aan goede manieren, welbespraaktheid, drankzucht en het besef dat het goed is niet te zwijgen.
Want niet zwijgen is een kunst die Roop als geen ander in de vingers heeft. Roop spreekt door waar anderen stilvallen. Roop weet dat het bespelen van het publiek gelijk staat aan de beklimming van de Mont Ventoux. Wanneer het zwaar wordt en het lijkt alsof er niemand luistert moet je doorgaan, bijten, bijten en nog eens bijten, doorgaan, blijven doorgaan, spreken en dichten en nog een gedicht en nog een gedicht en nog een gedicht -tien man verlaten de zaal-, er blijft over: een hardhorend dametje en een mededichter die teveel gedronken heeft. De dame ontfermt zich over haar gehoorapparaat en onderwerpt het aan een test. Roop dicht toeterend in haar oor, wisselt nog maar eens een consumptiebon waarop zijn eigen beeltenis prijkt, en schakelt een tandje bij. Hij gaat door en door en door. Het dametje is in slaap gevallen. De dronken mededichter heeft zijn biezen gepakt en is op weg naar een ontwenningskliniek. Roop hoort zichzelf nu beter, bedankt het publiek voor het applaus en is tevreden.
De nieuwe gedichtenbundel van BARNEY AGERBEEK: ‘Een Poolse Saga – Een Poolse Liefde’: we krijgen geschiedenis en poëzie, levenslessen en de liefde en dat allemaal op zijn Barney Agerbeeks – Zo doorleefd dat wederom gesproken kan worden van een document humaine.
Wit en rood – de kleuren van de Poolse vlag – op de kaft – omgeven door Nederlands blauw – deze kleuren sieren de nieuwe gedichtenbundel van BARNEY AGERBEEK: ‘Een Poolse Saga – Een Poolse Liefde’. Zijn dichtbundel uit 2015 ‘rood en wit met blauw’ kent nu een liefdevol vervolg. Uitgever In De Knipscheer verzorgt deze werkelijk prachtige uitgave – wat de vorm betreft een sieraad. De uitgever biedt de lezer 35 gedichten Agerbeek op 101 bladzijden – een ware luxe. In deel een 19 gedichten in het hoofdstuk Een Poolse Saga (de geschiedenis van Polen aan de orde in loepzuivere poëzie – op één gedicht na) – en dan nog deel twee met 16 gedichten Poolse Liefde. Zeg maar rustig het verhaal over een unieke liefde – In 1971 ontmoette de jonge Barney Agerbeek zijn vrouw Elzbieta in Polen. Liefde op het eerste gezicht: “Als schoonheid zich toont staat de tijd stil.” schrijft de dichteren: “Ik versta de taal van je wimpers”.
En deze liefde lezen we dan ingebed en in poëzie aan de lezer voorgedragen onder de last van de zo zwaar geworden geschiedenisparaplu van de staat Polen.
In deel 1 van de bundel Een Poolse Saga staat de geschiedenis van Polen centraal – altijd een staat in verdrukking geweest. Maar wel een staat met trotse mensen: “liever strijdbaar sterven dan zonder trots te leven…” schrijft de dichter. We lezen over de fronten, de schuivende grenzen, het ijzeren gordijn, Duitsers, Russen, moordenaars en verkrachters en natuurlijk ook over de lichtpunten: over de aanbeden Zwarte Madonna (“Ze is er voor zwart en wit voor alle kleuren van de regenboog” schrijft de dichter) en over Solidarinosc. Maar dan toch altijd ook weer lezen we over een staat van verdrukking, van beklemming, over een bang zijn, over een bang bestaan.
Ronduit indrukwekkend is dichters verstild eerbetoon in gedicht nummer 5. De tekst heet “Overleven” – en opent met het citaat van de filosoof Adorno: ‘Nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist barbarisch.’ Dichter Agerbeek meldt ons dat ook hij niet geslaagd is om een gedicht over de Holocaust te schrijven en verhaalt over zijn bezoeken aan Auschwitz en Majdanek.
Dichter Agerbeek mengt in deel 1 de Poolse geschiedenis met dichterlijke observaties én met wijze levenslessen – ik kies er drie uit de vele strofen:
1
Wat onderhuids broeit
vat een keer vlam
2
als er niets valt te beleven
stoppen ogen met verwonderen
3
Angst komt met stroeve lippen
en een droge keel
Op indrukwekkende wijze weet dichter Agerbeek de poëziebundel ‘Een Poolse Saga – Een Poolse Liefde’ méér te laten zijn dan een bundel met gedichten. We krijgen geschiedenis en poëzie, we krijgen levenslessen en in deel 2 de liefde en dat allemaal op zijn Barney Agerbeeks voorgeschoteld. Zo doorleefd dat wederom gesproken kan worden van een document humaine.
Laten we in ieder geval deze recensie met HAAR eindigen – ik zeg echt niet teveel als ik schrijf: Barney Agerbeek schreef weer eens een juweeltje.
Kan heel goed tijpen ook verder ben ik snel in liegen
Dear Pom
Ik weet ook niet waarom ik geen werk krijg. Misschien kan jij ergens een goed woordje voor me doen. En dat ik van nature pedagogisch werkster ben interesseert niemand een fluit, maar mijn diploma heb ik wel gehaald. Hoera.
Liefs Karin
sollicitatievoer
Kan heel goed tijpen ook verder ben ik snel in liegen mijn rijbewijs heb ik in twee rondes gehaald en ik eet heel graag duif met prei mijn kat heet Jansje Afwasteiltje enne enne ze is al drie
ik ben gevallen op mijn knie toen mijn tante net een drieling had maar in dat jaar haalde ik ook dat diplomaatje waar U op te wachten zat. Hij heette Bart Hij werkte op de ambassade van stil nou moeder Ik wacht op Uw toegenegen antwoord verder heb ik geen plannen. Die pushup behaas van Honkenmuller lijken me wel wat.
prachtige bijdragen toch weer bij het het ‘themaschilderij’ – het laatste uur / ultima hora – in 1915 als ik het goed heb – geschilderd door diego rivera – de grote liefde van frida kahlo – te bewonderen in het COBRA museum te amstelveen. we vroegen om drama we kregen drama – soms ingehouden soms uitbundig altijd in poëzie. dank dichters dank.
en het werd wederom webmaster niet makkelijk gemaakt de eremetalen toe te wijzen. prachtige regels van ien verrips, petra maria en ton huizer, een meeslepend epos van frans terken, de doordringende eigenheid van anke labrie – ga daar eens uit kiezen. ik kies Cartouche voor het goud. drama in optima forma – met een boven alles uit torende passie lijken de woorden op het papier gesmeten – met een – als het nou nog niet duidelijk is dan maak ik er maar een eind aan – maar het is wel duidelijk beste Cartouche – goud voor gloedvol en van harte. zilver voor Frans Terken en brons voor de rotterdammer Ton Huizer. het is god zij dank niet allemaal feijenoords boninsegna wat de klok slaat in rotterdam – een beetje beschaving kunnen ze daar wel gebruiken. wel fijn dat genoemde club met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid volgend jaar zal degraderen. zoveel brandhout in een oud stadion – dat zie je niet vaak. gelukkig hebben we ton huizer nog. eremetaaldelers van harte!
Hora est
Hoezeer het me trof, zoals ik je terugzag vannacht – een lucide droom – je ogen wegdraaiend, je mond steil achterover terwijl ik me in jou wilde overwinnen wachtend op wat komen zou, kwam
een paar minuten – eeuwigheid die een leven in tweeën deelden me met stomheid sloegen alsof het ons laatste uur, dat wat ik met jou had de hemel – nooit dichter binnen handbereik
wat lippen brandt en monden snoert al wat je proeven mag alsof je nooit samen gestorven – dat verlangen van verdoving verlangen sec
blijft me bij – geen gedicht dat daaraan tippen kan hora est de hoogste tijd
27-06-2021 / Cartouche
–> hmm nu het nog kan de ultieme ontlading in woorden samengevat door de dichter die hulpeloos zijn tekort onder ogen ziet. en het allemaal benoemd krijgt in een gedicht voor de porten van de hel weggesleept. die immer wederkerende droom die nog net voor … kortom een romantisch gedicht op een wijze zoals we Cartouche kennen – deze liefde laat en liet zich niet beschrijven – een dichter komt nog het dichtste bij – daarom is Cartouche dichter.
Petra Maria: maar liefste weet je dan niet dat…
Ien Verrips: de argeloosheid die zich niet verweren kan
Cartouche: een paar minuten – eeuwigheid
Anke Labrie: je hand nog warm
Ton Huizer: naast zoveel overmacht
Rik van Boeckel: wij glijden weg met hem
Frans Terken: nog een paar woorden van waarde
wie wint de enige echte virtuele – het laatste uur – ultima hora – trofee op pomgedichten punt nl?
het schilderij – het laatste uur / ultima hora – in 1915 als ik het goed heb – geschilderd door diego rivera – de grote liefde van frida kahlo – te bewonderen in het COBRA museum te amstelveen. een thema dat deze week dichters zal inspireren. nou ja dat hoop ik. het laatste uur, haar laatste uur, uw laatste uur, zijn laatste uur. drama genoeg lijkt mij. nu de gedichten nog – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
ergens werd gesproken je verwachtte witte jassen je zei hier woon ik niet dat wist ik wel
ik zag een deur openstaan een onopgemaakt bed een boekenkast zonder dichtbundels
iedereen weet het nu je was zo stil de laatste tijd ik zei dat doet ze niet – echt niet maar je deed het wel
zo zie je maar weer de ene mens is de andere niet je hebt ook van die gedichten waar geen vinger achter te krijgen is
pom wolff
ULTIMA HORA
hij gooit met een wijds gebaar zijn mondkapje weg dacht nog even waar is die jongen met dat bord ‘gratis knuffels’ graait in zijn zak op zoek naar een muntje
was jij niet die joviale windvanger ging het zo anders had het leven golven dat was voor die persconferentie mompelt hij uit het veld geslagen en met de app mag ik weer reizen ik lach niet meer onbevangen
waren de dagen toen nog het ergste wat gebeuren kon maar liefste weet je dan niet dat het ‘ultima hora’ minstens de gedachte aan verworven liefde toekomt want wat is de opgemaakte balans
dat vroeg ik hem met een wijds gebaar
PETRA MARIA
–> prachtige bijdragen toch weer bij het het ‘themaschilderij’ – het laatste uur / ultima hora – in 1915 als ik het goed heb – geschilderd door diego rivera – de grote liefde van frida kahlo – te bewonderen in het COBRA museum te amstelveen. we vroegen om drama we kregen drama – soms ingehouden soms uitbundig altijd in poëzie. dank dichters dank. bij Petra Maria begint de poëzie in de derde strofe – de meer wereldse inleiding laten we graag aan het proza. hoe tijd van leven hoe dan ook een aflopende zaak is en de vragen daar bij te stellen lezen we in die prachtige derde strofe – waar geen woord meer bij hoeft:
waren de dagen toen nog het ergste wat gebeuren kon maar liefste weet je dan niet dat het ‘ultima hora’ minstens de gedachte aan verworven liefde toekomt want wat is de opgemaakte balans
pas later dringt het door van het ervoor dat toen bestond en later pas daarna
achteraf blijk je te weten wat je deed en waar dat was met wie ’t besef van hoe zo’n laatste uur een gat slaat in de tijd de argeloosheid die zich niet verweren kan
Ien Verrips
Op 9.11.2001 was ik met mijn beste vriend in Segovia waar wij een krant kochten en dachten naar een foto van een nieuwe game te kijken
–> ook Ien laat de woorden met de tijd een verbinding aangaan. de inleidende woorden mogen wat mij betreft weg. het lijkt wel wiskunde. het gedicht begint met die prachtige wending richting argeloosheid:
achteraf blijk je te weten wat je deed en waar dat was met wie ’t besef van hoe zo’n laatste uur een gat slaat in de tijd de argeloosheid die zich niet verweren kan
waarom willen dichters zo graag zo vaak net te veel? waarom vertrouwen ze niet op het kostbare gevoel van de lezer. achteraf blijk je te weten dat ook in poëzie een argeloosheid is gelegen die zich niet verweren kan – en zich nooit verweren zal.
de dood
een lichte zucht meer was het niet je hand nog warm
daarna zo vlug je hoornvlies en wat er verder bruikbaar was
je lieve lijf als as verstrooid
de dood een goede minnares hoop ik
en ik het ging hier niet om mij dacht ik toen nog
anke labrie
–> je hand nog warm – de dood een goede minnares dat hoopt ze – wie achterblijft heeft als opdracht de woorden te schrijven mooier dan eerdere woorden maar altijd in die harde onvolkomenheid. want ook woorden brengen het leven niet meer terug. dat er ook aandacht mag zijn voor wie nog wel een tijd van leven heeft. zo staat het beschreven.
Foto: Cimitero Staglieno, Genova (C) Ton Huizer
Naast het bed
Vele malen afscheid genomen in de pauzes van je diepe dromen gebogen
als het rietje in het lege glas verkreukeld als de zakdoek in je hand van was beneveld
na een zoveelste doorwaakte nacht klein naast zoveel overmacht
Ton Huizer
-> ‘naast zoveel overmacht’ valt bijna niet te leven – een prachtige passage van die Huizer. die rotterdammer. soms denk je dat rotterdammers alleen maar feijenoord in zich mee dragen. maar gelukkig hebben we ton huizer nog – die het europese culturele erfgoed bewaakt en er hele mooie gedichten bij schrijft. en dan uitkomt bij zo een laatste regel – bij die twee kleine laatste regels – zo vreselijk precies beschreven dat werkelijkheid en poëzie voor een keer op elkaar passen:
klein naast zoveel overmacht
De last van de laatste seconde
Het laatste uur vindt de eigen weg hij ziet de klok niet later slaan
ademnood weerstaat geen stervensuur zo kijkt hij op van de geboortegrond
wij dragen de last van de laatste seconde hij schiet omhoog doch valt zo neer
wij glijden weg met hem in stil verdriet hij ziet ons niet wij zijn gezond gewond.
Rik van Boeckel
–> het thema tijd is op het lijf van Rik geschreven. en tot de laatste seconde laat Rik de taal bewegen, laat Rik de beweging toe – niet meer tussen aarde en de sterren – maar zachtjes uitdovend en wegglijdend in ‘stil verdriet’- waarna stilte.
Laatste ronde
Gemis draagt een wit hemd op een zwarte broek doet op zondagen een strik om
steekt twee vingers in de lucht en wenkt je terloops dichterbij om je een lege tafel te wijzen
in de linkerhand een dienblad de glazen gevuld met traanvocht een gouden glans tegen beter weten in
het schuim dat danst en dampt eraf geblazen als een hete bitterbal die tong en mond brandt
schrijft dan niets vermoedend op een nota nog een paar woorden van waarde weggesleept voor het laatste uur
een meeslepend verhaal in woorden van poëzie. het leven in de kroeg verbonden met eindigend leven, geëindigd leven – de laatste ronde heeft geklonken. zo zijn we weer terug in de werkelijkheid. en hoe nodig soms een borrel is om het leed weg te drinken. heel soms ook de poëzie om het te verteren.
Vandaag ben ik nog wat stil van de liefde ( en de drank) Het leven van leenouders is helemaal niet slecht. Ergens in december werden we een soort van geadopteerd door vrienden van onze dochter. Een leuke knul uit Jamaica en gezellige meid uit Bulgarije. Hij was bezig zijn master hier af te ronden in Rotterdam en zij werkt hier als vertaalster. Bulgaars, Frans ,Engels en Italiaans. Ze hadden elkaar leren kennen in Alaska, waar hij werkte om zijn studie in Nederland te kunnen betalen en zij een baantje had tijdens haar sabbatical. Alaska…lijkt me schitterend, maar zou bij mij niet omhoog poppen bij de gedachte aan een sabbatical of baan. Nadat het stel ieder weer hun eigen weg ging hielden ze contact en uiteindelijk volgde zíj hem naar Rotterdam, waar uiteindelijk gisteren hun huwelijk voltrokken werd, met dochter als getuige en ons als leenouders die net zo hard een traantje mee pinkte. Eenmaal thuis was het een multicultureel feestje, met de vrienden. (Ex) studenten uit binnen en buitenland die elkaar hebben leren kennen bij thuisbezorgd. Stuk voor stuk een hechte groep vrienden, maar vooral wereldburgers die boven de conflicten van hun culturele achtergronden uitstijgen door wederzijds respect en hechte vriendschap. Ik blijf dus nog wel even stil en vooral trots, dat we als leenouders daar deel van mogen zijn