de Periodieke Ontspanning Module – de POM – nu verkrijgbaar!
de dichter Frans Terken heeft in het diepste geheim een nieuwe Periodieke Ontspanning Module – de zogeheten POM ontwikkeld. navraag leert dat de dichter terken zich enorm heeft moeten inspannen om de ontspanningsmodule POM op tijd klaar te krijgen. Hier een voorproefje
Periodieke ontspanning module
Tussen naar jezelf kijken en daar stevig
afstand van nemen ligt het achterover leunen
je beweegt eerst
achterwaarts hangt je in een houding van als het niet ver genoeg
gaat
dan kan het altijd nog verder je kunt het binnenskamers
oefenen door zacht op en neer te wippen
ruggelings in de achteruit dan
licht naar voren alsof je op je tenen balanceert met de ogen dicht om in
trance te raken
gericht op een vast punt voor je alsof er iemand een
striptease opvoert je ziet nog gekleed al het naakt
links of rechts
voor je een ventilator die het hoofd leeg en schoon blaast dat er ruimte
ontstaat voor ontspanning
hoe het allengs voor opluchting zorgt wacht
niet tot het van vier muren opeens een kist lijkt waarin je nog even wakker
ligt
open de ogen en kom tot jezelf dans rond met een glas in de
hand zie daarin hoe toekomst naar je toe drijft
Op zomaar een lentedag in februari
wandel ik met Sara langs de bosrand;
even poepen en buurten in de tuin
met heerlijke hapjes en
kwispelend het tuinpad af.
Zie krokussen openbloeien en
narcissen en hyacinten.
Ik steek van wal met je bestemmingsplan; groen gaat groeien en bloeien. Zie je rode mutsje dansen en citroenvlinders.
Jatwerk, het is een gevoelig onderwerp binnen de letteren. En wanneer is iets gejat of geïnspireerd door? Er zijn dichters die de stijl van hun held(in) nauwgezet en vakkundig kopiëren en toch hun eigen stem behouden. Er zijn er die aan de hand van één gejatte regel een hele nieuwe tekst weten te scheppen. In Duitsland is het Slamregel Nummer eins: der Text muss selbstgeschrieben sein en daadwerkelijk heb ik een keer meegemaakt dat iemand werd gediskwalificeerd omdat zijn tekst te zeer op een tekst van Sebastian 23 zou lijken. Aangezien de desbetreffende Slammer niet tegen zijn diskwalificatie in het geweer kwam, mag ik aannemen dat hij zich werkelijk van het onedele jatmétier had bediend. Toch blijft het lastig.
Wanneer is er sprake van plagiaat? Als je hele bladzijden overschrijft of slechts één regel? En wie is er tegenwoordig nog origineel in dat oerwoud van stemmen? Ik moet u bekennen, lieve lezer, dat mijn kunst bestaat bij de gratie van andermans woorden. Ik ben namelijk niet origineel en heb geen greintje fantasie. Ik kan alleen maar beschrijven wat ik zie, hoor, lees en meemaak. Tijdens mijn studie heb ik veel duitse expressionistische dichters als Gottfried Benn, Else Lasker Schüler en Jakob von Hoddis gelezen. De heftigheid van hun bombardement aan beelden – de wereld was rond de Jahrhundertwende in rap tempo veranderd en stond op het punt van oorlog – tref je ook in mijn gedichten aan. Dat gebeurt grotendeels onbewust, misschien heb ik gewoon wel een voorkeur voor het heftige boven het kabbelende. Voor de rest schiet je er niet zoveel mee op om je helden te kopiëren, je moet ook de vertaalslag naar de huidige tijd maken.
Daarom ben ik bij Slams gaan kijken en lees ik en luister zoveel mogelijk naar tijdgenoten, ook de duitse. Gelukkig geven die eveneens bij tijd en wijle verzamelbundels met hun laatste pennevruchten uit. Altijd voordat ik begin te schrijven sla ik een dichtbundel open om “erin te komen”. Ik moet altijd eerst de woorden van anderen indrinken voordat ik mijn eigen woorden kan formuleren. En soms is jatwerk mij ook niet vreemd. Maar wanneer is het jatten? Ik maak er mijn eigen versie van omdat ik denk: ja, interessant gegeven, maar ik kan dat veel beter verwoorden. Op die manier zijn veel van mijn (duitse) teksten tot stand gekomen.
Soms ook bewerk ik een gedicht, vertaal het uit het Duits en hertaal het naar het nu. Parodiëren kan natuurlijk ook, zoals bij “Poep an me schoen” van Ingmar Heytze op Koplands “Jonge sla”. Op die manier heb ik al vele gedichten van Else Lasker Schüler, Joachim Ringelnatz en Ingeborg Bachmann “gejat”, dichters die hier geen hond kent. Zo heb ik ook gedichten van Jan Eijkelboom en Tsjitske Jansen voor de duitse Bühne bewerkt, want wie heeft in Duitsland ooit van hen gehoord? Zo vreemd is deze werkwijze niet, in de muziek is het heel gangbaar. Marco Borsato heeft het hele San Remorepertoire bij elkaar gegapt, Gerard Cox (“ ’t Is weer voorbij die mooie zomer” uit het Frans!), Hazes, Liesbeth List en anderen hebben franse chansons vernederlandst en recentelijk googelen leerde mij dat Bluf voornamelijk bij de oosterburen leentjepik heeft gepleegd.
“Zoutelande” is bij Bosse “Frankfurt Oder” en “Zo stil” heet bij Jupiter Jones “So still”. Maarrr… nu kom ik bij mijn punt, wat ik voor de letteren van wezenlijk belang acht – voor de muziek geldt dit minder – , ik wil het niet weten! Jatten is van mij toegestaan, zo lang ik het maar niet merk. Met uitzondering van de parodie, want het is juist onontbeerlijk dat in “Poep an me schoen” de echo van “Jonge sla” weerklinkt. Maar voor het overige wil ik de illusie koesteren – hoewel niemand dus origineel is – dat ik het nog niet eerder heb gehoord. Daarom jat ik van dichters die u niet kent, lieve lezer. Tenzij u ze nu massaal gaat doorspitten, maar dan kan ik met een gerust hart op de moeilijkheidsgraad van het Duits vertrouwen, zodat u verder in de veronderstelling kunt verkeren dat ik een geheel nieuw en authentiek geluid verkondig.
saloon langs route 46
we zijn een kopie van onszelf, het gezonstraalde glas tot wandelende schaduwen, dun als naakte takken
verlangend naar het nachtelijke museum, hier ligt de horizon hoog en zijn er ruggen om achter te schuilen
ik ben geen revolverheld, zegt hij, ik ben niet het bloemenmeisje waarvoor je me hield en werp handkussen als brandnetels
de vagina heeft weerhaken en ik red liever boeken dan sterren uit brandende gebouwen, ik ben altijd verliefd
op het verkeerde en verzin niets, alleen met het hoofd op hol dan zul jij stralen in de niches van mijn achterhoofd
als het verwijten begint te regenen weet je wat je hebt het harde bordkarton en geen suikerspin die zich rozig
naar de handen plooit, parkeerplaatsen zijn hier schaars voor een plek in de zon, wij stellen ons liever in elkaars schaduw
en rollen onszelf over ge-effende paden, het wordt al kouder de zon trekt de schaduwen terug, we blijven zonder vorm
langs route 46 het kerkhof van bestorven woorden op dronken lippen de eettent serveert alleen de truckersschotel
van varkenswangen met gebakken lucht, treurig druipt het vet uit lopen tussen de ogen gezet, maar we zijn het schieten verleerd
WAT BLEEF EROVER? nou willen we het weten ook. vandaag lichten we een helder gedicht van Sander uit die bundel Nieuw eiland – ‘wat er overbleef’ dat is dan meteen ook het thema deze week op de pom. voor de dichter blijft er altijd wel wat over toch? van de liefde, van het leven, van de dood of van het zwarte gat. Kom aan, niet gezeurd – schrijven! en het resultaat lezen we graag deze week – jeanine hoedemakers uw juryvoorzitter – de edele delen en metalen in haar o zo gevoelige maar wel enorm vertrouwde handen- aan de slag! WAT BLEEF EROVER? nou willen we het weten ook.
u kent de regels:
de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
WAT ER OVERBLEEF
van de week
stond hier op de hoek een man
te schreeuwen om zijn vrouw
totdat twee andere mannen
hem vastpakten
en in een busje stopten
het leek wel een ontvoering
vanmiddag
zag ik hier een vrouw
zoekend om zich heen kijken
hé, dacht ik, dat is die vrouw
later hoorde ik
dat ze van de gemeente was
en kwam voor de vergunningen
Sander Meij
vandaag zie ik alle foto’s weer van uitdagende vrouwen ongrijpbaar als wilde spinnen
een met die benen een in tijgerprint
een met ingehouden verlangen
en wat ervan gebleven is?
pomwolff
Soms moet je taal tot je laten doordringen en
soms komt het meteen binnen.
‘Wat er overbleef’ (de titel van het gedicht) of
‘Wat bleef erover’ (de vraag van Pom)
bij de laatste denk ik aan de restjes van gisteren en dan in de oven met de kaas erover.
Dus dan maar :
‘Wat bleef over?’ Of liever
‘Wat er overbleef’ die mooie titel!
Eigenlijk blijf ik in dit gedicht alleen zelf over :
als we elkaar niet meer
luchten
we drijven weg
met de wolken
het doet er niet toe
waarom
was ik liever wind
en jij het water
maar we ruimen zwijgend
de ontbijtbordjes weg
steeds opnieuw
herhaalt de tijd alles
wat voorbij is
zo ver van mij
vandaan
PetraMaria vdE
pom: wat bleef is in wezen mijn vraag in mijn gedicht hierboven – petra maria antwoordt met ‘ik’. petramaria maakt voor het gemak van wat maar even wie. wel maakt ze onderscheid. blijven kan op vele manieren. met elkaar, naast elkaar. het voelt alleen dit gedicht. zij met der eentje bleven over, achter. een gedicht over een uit elkaar gedreven zijn. de wind doet zijn werk – de tijd werkt minder mee. in essentie heeft de dichter altijd gelijk. hier geldt: wat is wie en wie is wat. en er wordt gelucht. onze juryvoorzitster hoedemakers ken ik als een opgeruimd natuurlijk landelijk type. die zal bij dit gedicht een gat in de lucht springen. ik ben meer een stadsmens – wind water lucht – zit ik minder op te wachten.
jeanine: PetraMaria vdE
Het
eerste wat ik dacht is, lieve Petra, in feite moet je taal altijd even tot je
laten doordringen. Soms staat er iets heel anders dan je als eerste leest. Dat
weet je toch wel. Voor een moment zat ik in de zaal naar een dichter te
luisteren. Zijn inleiding/uitleg, het waarom etc. duurde langer dan het gedicht
zelf. Naast me zat een muisstille man. Wat een aandacht, dacht ik maar hij was
in slaap gevallen. Dit is echt gebeurd, hij kon er niks aan doen en het was best
grappig eerlijk gezegd en je moet je er niks van aantrekken, van wat ik hier
vertel, ik weet ook wel dat Pom er alles wat je zegt
bijplakt.
we
drijven weg met de wolken
ruimen
zwijgend de ontbijtbordjes weg (op?)
Dit
is voor mij de essentie, het is wat overbleef, het zwijgend
aanvaarden.
Gong van ‘t hart
Gong van ‘t hart slaat
voor alle liefdes
voor al het weggezakte leed
in de stroom van dromen
vergeten verweten onvervuld
ogen branden van ongeduld
woorden breken de tong
gong van ‘t hart trilt
wat terugkeert zal blijven.
Rik van Boeckel 23 februari 2019
pom: ja ‘wat terug keert zal blijven’ – rik maakt zich er deze week met een jantje van leiden vanaf. de vraag is wat bleef? een concrete vraag levert hier een filosofisch antwoord op. als we aan de makkelijke filosofie willen dan lezen we connie palmen wel rik. bij nader inzien is de eerste strofe geheel en al voor die palmen geschreven: mooie samenvatting van bijvoorbeeld het in goedgeld omgezette vanmierloleed en de mannen die hem voorgingen – connie lust er wel pap van – filosofiesausje erbij en dippen maar:
Gong van ‘t hart slaat voor alle liefdes voor al het weggezakte leed
Jeanine:Die laatste regel, daar moet het hele gedicht het van hebben. Het is de mooiste regel en een waarheid als een koe. Die gong, ik hoor hem. Knap als je met woorden geluid kunt veroorzaken bij iemand kilometers verderop.
Geur
Als een markant affiche
beeld in het hoofd gegrift
hoe je in jonge jaren aan het leven rook
of het meer licht gaf
als je het tegen de lamp hield
je keek er met ontzag tegenop
tijd die dagelijks in de krant stond
waar je een hoedje van vouwde
papier om verlegenheid in weg te steken
die pas los te laten
toen je eindelijk mocht dansen
met het meisje van je dromen
ergens heb je er een foto van
je neus in lange donkerblonde lokken
nog hang je aan de intense geur
FT 22.02.2019
pom: vanuit de haarlemse koepel bericht frans hier over wat bleef hangen: de geur van het meisje van je dromen. margreet dolman zou dit gedicht meteen in mens & gevoelens plaatsen – maar helaas mens & gevoelens bestaat niet meer. het is maar goed dat we ‘de pom’ nog hebben. donkerblonde lokken die ruiken als lentebloemen. bijzonder aangenaam geurende inkleuring van het thema – mag ik het zo zeggen jeanine?
jeanine:
papier
om verlegenheid in weg te steken
dat
is de regel die me het meest in het oog springt. Wat overbleef, de
herinnering. nog hang je aan de intense geur
Achterwaarts buitenveld
Wiek voor wiek kraakte de molen zich stuk.
Er waren geen slaven meer over
om dit te vieren. Geen Suske
noch Wiske meer
om dit de daverende Bataaf te noemen.
In het buitenveld verstomden wolf en schaap.
De aardkloot, Vondel, was oververhit nu,
geen termiet meer die het navertelt,
een termietenhoop bleef over.
marc tiefenthal
pom: marc slaat weer eens geheel op hol. de aarde draait en de hele bliksemse bende draait mee. materie en anti- materie – het maakt niet uit – marc groet de dingen in de ochtend. op de achtergrond zingt greetje dolman: ‘ik ben een beetje misselijk’.
Jeanine:
Meerdere
malen gelezen en ik vind het een amusant gedicht, wellicht niet zo bedoeld maar
ja. Het enige wat me stoort is Vondel, ik begrijp helemaal niet waarom hij er
tussen staat. Het lijkt wel alsof je daarmee je gedicht tot grotere hoogte
tracht te tillen. Meestal lukt dat toch niet, in een gedicht telt elk woord, elk
beeld en als dat niet zo is dan heeft de dichter zich even laten overheersen
door de man (of de vrouw) achter de dichter. Op zich niet erg, we hebben nu
eenmaal een stem en om die nou helemaal te verstoppen hè. Aardkloot is een woord
dat bij mij valt onder de categorie vermeend stoer, ik kan nu even geen betere
omschrijving bedenken.
De
termietenhoop bleef over. Tja. Het beeld dat ik nu heb zal je doen glimlachen.
Ik zie je op die hoop zitten. Je kijkt een beetje… ehm….
Fier?
verstoord
op een avond als deze hebben
woorden weerhaken, kerven
zich door het licht
wat rest aan warmte loopt naar
buiten, gehaast, een bloedende
blik loert rond
in onregelmatige passen volgt
zijn zwarte mantel, de kerkklok
davert op haar vesten
wat overblijft is het stof van
omkijken
Erika De Stercke
Pom: de warmte loopt hier weg. heel knap! hij erachter aan en daarachter zijn jas ook nog wapperend. toestanden in het dorp! aan het einde van het gedicht waait de stof op (van het omkijken?) – natuurkundig gezien heel knap allemaal – poëtisch gezien vat ik het geheel als volgt samen: met haken en ogen.
Jeanine:Zo, zo. Als dit geen vaart is dan weet ik niet meer wat vaart is. Dit gedicht lijkt me in een adem geschreven en zo lees ik het ook. Nogal logisch dus dat er stof overbleef. Hele mooie openingsregel, ik voel de weerhaken het hele gedicht door.
Wat overblijft
liefde is een gift, een doos vol
watten om in te liggen, te grabbelen
een touwtje met een rode strik erom
ik frummelde, trok en knipte het los
al wat ik vond was metselzand
een vochtig bed van stro
en niet het snijden of het grijpen
in het niets deed zo’n pijn, maar het
litteken, het lid dat zich geen raad
wist en verwaten achterbleef
dat ene, oog van mij
– bootsman en lichtmatroos –
dat blind dacht te kunnen varen
de kloof naar de wal te dichten
wat overbleef en altijd steken blijft
de overdosis druppels – hangend
tussen haren van vergankelijkheid
onvervreemdbaar verlangen, waar
tegen geen pil of antigif bestaat
23-02-2019 Cartouche
pom: meestal heeft onze Cartouche de zaken stevig in de hand maar hier vandaag is ie behoorlijk van het padje. we liggen nog maar net in een doosje met watten of een woestijn van metselzand wordt over ons uitgestort. plotsklaps varen er boten de woestijn in om kloven te dichten – dit gedicht raakt kant noch wal – zoveel is zeker. wat bleef? mijn vraag: onze Cartouche in totale verwarring – het antwoord. ik gun deze dichter beter. volgende week een minder aangrijpend thema – ik beloof het. gérard grand marnier helpt enorm goed!
jeanine:Arme Cartouche, dacht ik als eerste na het lezen. Metselzand in een doosje met watten. Ik kan wel begrijpen dat dit een bijzonder teleurstellend geschenk is. Liefde, hmm ja, al die gezichten van de liefde. Het verwaten achtergebleven lid. Het is me wat.
Hello Pom, Door gezondheid de laatste tijd wat moeten moeten passen, maar vandaag weer met plezier erbij. In Alpenland alles OK, weer als een parel, maar dat zal bij jullie ook wel zo zijn. Heb een fijne dag, groet van Jako.
niets meer
we aten vers verworven brood
omgeven door vogels
die de kruimels stalen
er bleef niets over
alleen jij bleef zoals je was
tijdloos glad je huid en haar
waarin een speld
je sprak verhalen over tijd
die voor ons lag en slonk
ik nam je hand
we liepen straten, parken door
als zielen die niets meer
te verliezen hadden
jako fennek
pom: met de grijsheid der jaren uit een zonovergoten alpengebied onze jako fennek. helder als kristal de woorden. zo makkelijk is dat niet. dat je overhoudt dat je niets meer te verliezen hebt. een prachtige gedachte. tussen al dat fraais heb ze nog steeds die ellendige speld – dat dat nog wel even gememoreerd is haha –
“tijdloos glad je huid en haar waarin een speld (…)”
maar voor de rest vers brood, een vogeltje, een alp – mooie woorden – dank je wel jako. (jeanine hoedemakers – de juryvoorzitster vandaag is ook vaak met spelden in de weer – dat even tussen ons jako)
Telkens weer verwondde jij
wat al voor je open lag.
********
Je gaf mij mezelf
Maar jezelf gaf je niet.
*********
Zomer
Och ja
Ik ben het strand
En jij de zee
Zo liggen we
voor eeuwig
samen aan de kust.
********
Ik fietste stralend door de Kinkerstraat
Achter mij ontstonden kettingbotsing,
zo verblindend was mijn lach.
Ik hoorde niks.
Later zag ik op het nieuws :
Vrolijke dame zorgt voor chaos in de stad.
********
Weemoed
Er zijn altijd schaduwen, maar die vallen altijd achter ons
Er zijn echo’s uit het verleden, die wegvagen in de lucht
Soms zul je het vergeten maar je maar niet altijd
Ga voorwaarts, geniet van het geluk.
********
Liefde is het begin, maar zou het laatste woord moeten zijn.
********
Kom maar kindje, kom maar binnen in mijn zin
Jij bent ontstaan uit liefde
en verbroken banden met het verleden
voor mij is er geen einde, alleen maar dit begin.
Om kwart over zes was ik opgestaan. Soepel en redelijk fit,
voor die tijd van de dag. Op het gemak de keuken schoongemaakt. Boterhammen
voor de kinderen gemaakt. Ochtendgymnastiek. Rustig aan. Ontbijttafel dekken en
gezamenlijk ontbijten in harmonie. Douchen, frismaken, kinderen de deur uit en
tas inpakken. Met de klink al in mijn hand realiseerde ik me mijn inbussleutels
vergeten te zijn. Ik liep naar de kast met mijn gereedschapskist en trok deze
ruw uit de kast. Daardoor kwam een metalen strip los. De schuld lag mijns
inziens bij de krakkemikkige stellingkast. Geïrriteerd pakte ik een schroevendraaier,
sloeg de strip weer op zijn plek en borgde deze met de schroevendraaier.
Opgefokt liep ik de deur uit.
Op de Kleiweg ging er niets mis. Mijn fiets maakte met pas
gestelde en gesmeerde ketting geen enkel geluid. Soepel zoefde ik de Albert Heijn
voorbij richting de Kruising met de Straatweg, met de intentie deze rechtdoor
over te steken. Het lukte om rakelings de fietsers van links te ontwijken, die
klaarblijkelijk geen bekendheid hadden met de basale voorrangsregels. Het geluk
was met me want een auto van rechts gunde me vrije doorgang, en zo was de
kruising overbrugd, de luwte in op de Kootsekade. Het was een fijne lentedag om
te beginnen. Bij de kruising van de Bergse Rechter Rottekade met de
Mistreelstraat kun je het fietspad op dat je de A20 onderdoor brengt. Het is
een listige kruising, omdat hij onoverzichtelijk is. Ik had mijn koers al
ingezet om de bocht te nemen toen er een robijnrode Renault aankwam, waardoor
ik links langs de verkeersheuvel moest passeren. Stoppen was ook een optie geweest.
Maar dat kwam niet in me op. Vanuit tegenovergestelde richting naderde op de
fiets een vrouw.
Er was meer dan voldoende ruimte om elkaar te passeren.
Praktisch deden we dat dus ook. Bij het passeren keek ik haar aan. Mijn
systemen vertelden me dat ik aan de andere zijde van het fietspad behoorde te
rijden. De vrouw was rond de zestig. Kort zwart, waarschijnlijk geverfd, haar.
Haar ogen waren verscholen achter een blauw getinte bril. Het soort dat
waarschijnlijk beschikt over mee kleurende glazen. Haar blik was
uitdrukkingsloos. Ogen zonder kleur. Zonder knipperen. Een seconde na passeren
vloekte ik hevig en riep nog wat voor me uit over iets wat de uitdrukking
‘teringmuil’ had kunnen bevatten. Verder fietsend zonder om te kijken verbaasde
ik me. De dag was nochtans zo ontspannen begonnen. Van waar deze boosheid?
De dag bleef verder doorspekt met momenten dat ik mijn
woorden in moest slikken en mails moest hertikken alvorens ze te verzenden. Ook
op korte gesprekken moest ik mij telkens even extra voorbereiden om niet te
offensief over te komen. Maar ik kwam de dag zonder kleerscheuren verder door
en was blij rond vijf uur weer naar huis te fietsen met de wind mee.
Thuisgekomen zette ik mijn fiets op slot en keek genoegzaam naar de voorgevel
van ons huis op de Kleiweg. De lamp in de vorm van een kabouter die in de
vitrine staat was al aan en het schemerde. De keuken inlopend ontstond er net
een ruzie tussen mijn zoon en dochter. Duidelijk om niets. Mevrouw Solo
probeerde op een weinig constructief, succesvolle manier de plooien glad te
strijken.
Bijna had ik de neiging er iets van te zeggen, maar zweeg en lacht wat in mezelf. Het klopte. Onderweg naar huis had ik de grote volle maan zien opkomen door de bomen. Er is zoveel, waarvan we denken dat we het de baas kunnen. Er zijn zoveel dingen die we met ons begrip wel denken te kunnen beheersen. Maar onder de streep geloven we en leven we het meest in dingen die we niet kunnen doorgronden. Die een verklaring geven, die nooit onomstotelijk sluit. Die altijd wel wat ruimte laat, om als het moet, te doen wat we niet snappen.
In de verte van de straat zie ik twee grote vrachtwagens. Ze hebben grote zwaailichten en zijn druk doende. “Wat gebeurt daar nu weer ?” denk ik, “zijn ze weer bomen aan het rooien?” Dan keert één der wagens over de weg en ik zie, niet in koeien-, maar in olifantenletters: RUTTE staan. “Jemig,” denk ik, “ zou dat een nevenfunctie van de premier zijn? Levert het torentje niet genoeg inkomsten op om rond te komen ? Moet ie bijklussen ? “ Inmiddels ben ik dichterbij gekomen en zie dat de wagens bezig zijn de vuilcontainers te verwisselen. Mooi zo ! Ik zwaai naar de bestuurders: “Daag Rutte, daag vuilnisman van Nederland! En waar gaat die rotzooi nou naar toe ?”
onze heij viert vakantie. komt haar toe. krokus, zachte liefde, voorjaarsvoelen. hoewel ze er behoorlijk uitgerust bijzat afgelopen woensdag op de boot – aan het einde van de wereld – in 020.