ze is er al een tijdje niet meer – de moeder van Vera – majesteitelijk haar aanwezigheid op de verjaardagen daar achter in eindhoven – je was blij dat je de dame een hand mocht geven – je kreeg een knikje terug. ja alleen als ze je mocht – ik kreeg vaak een knikje en een glimlach. dan was mijn verjaarsbezoek goed. vera vereert haar moeder met een een prachtig gedicht. zo hoort dat ook – de dochter die haar moeder het mooiste meegeeft dat zij bezit – haar taalkracht.
Voor mijn moeder Zij was
ze kwam binnen langzaam alsof ze het zich herinnerde streek langs de tafel de stoelen het raam
zei vandaag is er licht niemand antwoordde niemand hoefde
de middag hing tussen ons een jas zonder lichaam een stem zonder woorden
toen ze stil verdween bleef er iets tussen stoelen op de vloer
een aanraking van haar hand een middag zonder richting iets dat zachtjes lacht om iets dat ooit geweest was
En waar het dan om gaat dat zijn grote woorden, groot houvast: veiligheid en zekerheid synoniemen voor de knuppel en het knallen van de zweep, kogels en kanonnen drones en andere duivels geladen met nieuw bedrog hoog gehouden met misgeslagen planken waaruit vertrouwen is verdwenen en waarin ieder geloof ontbreekt
voor mij geen grote woorden meer maar cijfers van 0 tot 9 met daarmee die kleine hele kleine kans die er niet om liegt: dan valt de jackpot op m’n zojuist gekochte lot.
De wolkeloze lucht is blauw. Diepblauw als de leegte. Bijna windstil is het. Af en toe een briesje. Piepklein. Dat briesje. Terwijl de lentezon mijn nog bleke huid verwent sneeuwt het hier kersenbloesem. Een wonderlijk schouwspel is het. Bloesem? Sneeuw? Het verschil zit ´em in hoe het dwarrelt. Zwaartekracht. Sneeuwvlokken zweven. Bloemblaadjes zwiebelen.
Het is wonderlijk. Een schouwspel dat alles doet verbleken. Dat frivool en tergend traag tijd doet bevriezen. In Japan hebben ze er vast een naam voor. Voor sneeuw van kersenbloesem. Want ze hebben daar overal een naam voor. Daar in Japan. Maar hier is het schier onmogelijk om zulk een schoonheid in een enkel woord te vangen. Hier in Frankrijk niet. In tien woorden ook niet. Of in honderd. Het is mij niet gegeven.
Wonderlijk is het wel. Net als de wonderlijke roze luchten. Straks. Roze luchten. Zodra het schemert. Alles roze. Over wonderen gesproken: de treurwilg. Eind vorig jaar was het nog een dood geworden ding. Die treurwilg. Er zat geen leven meer in. Toen. Nakko. Geen greintje leven. Verstoken van alle bladgroen heeft ze de seizoenen doorstaan. Afgelopen jaar. De treurwilg. Geen spatje groen te bekennen. Niks in de lente. Niets in de zomer. En ook in de herfst niet. Geen enkel blaadje. Nada. En ook in de winter geen levensteken. Haar ranke takken waren breekbaar en droog als gort. Maar nu is ze plotseling herrezen. Alsof de bloesemregen haar in een onbewaakt ogenblik wakker heeft geschud. In het decor van hemels avondrood.
Het groen tiert hier nu welig. In de treurwilg. In de tuin. Overal tiert het. Dat gaat nog wat worden deze zomer. Alles ontwaakt in een wereld die er niet meer is. Ik heb er zin in. La vie vit comme elle veut. Of zoiets.
Dank aan alle dichters die inzonden deze week – de twee winnaars Ditmar Bakker en Vera van der Horst – elkaar aanvullende zonnige en duistere poëzie – duisterteer als porcelein – van harte gefeliciteerd – de wedstrijd gesloten – goud is goud – gouder kan het vandaag niet worden.
Omdat het nu eenmaal zelden echt af is, maar inmiddels wel (excuses, Pom!), bied ik onderstaand graag aan ter overdenking. -X- D.
Op het kozijn een potloodstreep: je zag ’t belang om twaalf uur als de zon die lijn beschaduwd liet, maar donker was de dag, dus was ’t een potloodstreep op het kozijn. De klok, die zweeg, hield met die doodse klank ook ’t eigen lege, kleurloze bestaan als porceleinen pop ter vensterbank als huls, als souvenir, voor altijd aan. Toen kwam het bij haar op dat hij misschien, want van zijn geest gesprongen ook de veer, gelijk was, zo men wou: klok evenzeer, die ook stilstond om twintig over tien – De reden hiervoor was, dacht zij sereen: eens dood, was je…nou ja, geen klok, of mens, maar dood alleen.
Ditmar Bakker
de beschreven ‘porceleinen pop ter vensterbank’ hier in het gedicht neergelegd als scharnierpunt tussen donker en het licht. op de een of andere manier raakt de hier beschreven droefheid mij – wens ik de vader van deze gedachten de gouden gloed en warmte van de zon. en de warmte zoals die beschreven is in het gedicht van Vera van der Horst. ik zie in beide gedichten liefde licht en leven duisterteer als porcelein voor ons lezers beschreven – wedstrijd gesloten – het goud is hierbij uitgereikt aan vera en ditmar.
Mijn zonnetje in huis
Jij vuist vol glimlach, wat zou ik zonder jouw dwingende lente, je verplichte warmtegloed in mijn tochtige bestaan?
Elke ochtend stuiter jij, oranje sloopkogel, door de porseleinen ernst van de keukentafel, zwaaiend met je vlaggetjes van alles-is-fantastisch, terwijl de planten fluisterend om genade smeken.
Met je gekleurd enthousiasme, smeer je geluk als goedkoop behang over de muren. Ik buig, ik knik, ik aanbid je, laat me smelten onder je optimisme.
Vera van der Horst
jazo beschrijf je de zon. vera is een dichter. de zon een geliefde. ik zie haar zonnige gedichten altijd ook persoonlijk. ik kom eraan, ik kom eraan. Ditmar komt ook trouwens. wacht nog even met smelten haha. X
Frans Terken – om dan van de zon te drinken
Rik van Boeckel – in de zon van Casablanca
Luk Paard – hoe de zon door je heen blijft strale
Jorge Bolle – zon, zoek mij
Vera van der Horst – Jij vuist vol glimlach
Rob Mientjes – De zon staat in de fik
Cartouche – een slangen- of beter een leeuwenkuil
Ditmar Bakker – maar donker was de dag,..
wie wint de enige echte virtuele – het zonnetje in huis – trofee op pomgedichten? de dichters mogen alle kanten op deze week in de zondagochtendwedstrijd – ‘als er maar een zonnetje in zit’ krijst buurvrouw Bettie van drie hoog achter hier in de jordaan. (ook al weten we dat dichters sterker zijn in het schrijven in de schaduw en de duisternis van het bestaan). u kent de zonnige regels van de wedstrijd die geen wedstrijd is: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
we zullen het niet meer weten
en dan valt opeens de dood in huis een goede morgen laat de wijn maar staan gisteren het zonnetje nog mooi meegenomen
en waarom alles scheef liep waar je woonde? de hang naar een hellend vlak wellicht? naar vals plat? we zullen het niet meer weten
pw
Goedemorgen Pom, Ter verhoging van de feestvreugde deze ronde v.w.b. het zonnetje in huis, bij deze mijn ‘zonnetje’. Warme weekendgroet, Frans
Zonnetje
Met het zonnetje in huis schuimen over de vrijmarkt dat het ook buiten de wereld warmt zo alle hoeken proeven van het feest
daar zien dat het nooit genoeg is om je in die sfeer koning te voelen alle zooi waar je over heenstapt plakt nog aan pak en zolen
tassen vol als een koude douche van wat je toch al wilde wegspoelen het water niet eens in de mond maar tot aan de lippen
om dan van de zon te drinken het vlammende licht zo op je lijf blussen met een koele witte wijn raken we vanzelf aan de zwier
een mooie dichterlijke impressie van de dagen en de nachten die achter ons liggen. het zogenaamde verbindingsfeestje – de day after lees je wat er allemaal misging – steekpartijen, ME ontruimt, vernielingen – de mededeling overheidswege dat het een overwegend rustige feestdag is geweest – de doden gewonden de vertrapten voor het gemak maar even niet genoemd. alle rotzooi op straat – de straat op. de dichter hier houdt het bij een impressie en dan de wijn.
Goedemorgen Pom
Hier mijn bijdrage aan Het zonnetje in huis. Als wereldreiziger is dat huis soms ook tijdelijk anders. Volgend weekend schijnt de zon voor mij boven Casablanca tijdens het internationale poëzie festival daar. En zullen mijn gedichten ook in het Arabisch worden vertaald door de in Den Haag wonende Iraakse dichter Mohammad Al Amin. Ik draag ze gewoon in het Nederlands voor en hij laat ze na mijn voordracht in het Arabisch horen. Het liefje uit lang vervlogen tijden is daar in gedachten bij.
Met dichterlijke groet Rik van Boeckel
Het zonnetje in het huis van de tijd
Van het zonnetje in huis naar de stralen van Casablanca
laat de dagen schijnen tot de nacht hen laat verdwijnen
in dromen horen we zo het liefje uit lang vervlogen tijden
ze zingt het lied van het verleden met de passie van een vroege vogel
tot de zonsopgang een zonnebloem uitreikt naar de toekomst boven Marokko.
Rik van Boeckel 26 april 2025
wij van hier wensen RIK mooie casablancadagen. dat gaat zeker lukken. daar onder de lentezon in het land waar het elke dag koningsdag is. met verborgen liefjes in de bars alleen toegankelijk voor artiesten en toeristen. marokko zal gedurende riks klanken en aanwezigheid een beetje blijer zijn.
zo de lente was gegaan de voorbije dagjes maar nu….dat’et zoveel mooier is met de zon die schijnt in de dag en meer nog met jou op me huid de liefde legt…..
“ de zon in je leeft “ luk paard (uit de serie rudolf valentino maar dan des paard)
hoe de zon door je heen blijft strale tijdens’n held’re nacht en je weet van jouw dije gebloemd met ergens’n fladdervlinder
ik die met vingers de tijd schilder met geen plekje ongemoeid
jouw adem neem ons deel in‘et warmezacht ’n verhaal van de nacht waarin de droom vandaag in je porieë leeft
de nacht met haar als een zonnetje. zij is de zon zo mogen we het gedicht van LUK wel samenvatten – stralend, vol gloed en warmte én op alle plekken én by day and night. de dichter rolt hier zijn dichterlijk deeg uit en brengt het tot in de oven van de liefde. laat ik ook eens een vergelijking doen.
Geen zon vandaag
in mijn donkerste gedicht zit geen speling, geen zweem van licht, mijn mondhoeken liggen zowat op de grond, gedachten zwaar… voorbij de zwaartekracht,
ik verdrink mijzelf in de Dode Zee, zelfs mijn tranen zijn zouter, hou mijn ogen dicht en zie geen verschil
zon, zoek mij al verstop ik mij zo goed
Jorge Bolle
‘zon, zoek mij’ een mooie regel waarin jorge alles wist te leggen. de pijn, het verlangen naar warmte, de eenzaamheid van een lieke marsman. de dichter gehavend, aangedaan en men-taal verminkt.
Dag Pom, De zon heeft de wereld weer eens in brand gestoken. Niemand die wil blussen. En maar goed ook. Groet, Rob
Thuis in zon
De zon staat in de fik schreeuwt moord en brand niemand die haar wil blussen
nu de wereld nog wat een slappe hap ijskoud de lekkerste
brandhaarden genoeg de wind weet er geen raad mee ik zeg lekker laten waaien
lente en zomer aanstonds op ons doorgedraaide halfrond waar is mijn zwembroek
zonnebrand niet nodig mijn lijf staat nooit in de fik ik straal zon … forever
niemand past in mijn schaduw halfslachtig weer daar doe ik niet aan
mijn wereld is de zon zonnetje in huis
Rob Mientjes
een mooi wereldbeeld – mientjes for the new pope! – zo iemand hebben ze daar in Rome nodig. korte rake statements – de dichter is niet HET BELEID – de dichter is DE ZON. en zo hoort dat ook.
Hoi Pom,
Ik zoek het zonnetje ditmaal niet dichtbij in eigen huis maar in woord en daad in dat van mijn zoon, waar mijn eerste kleinzoon Daniël, het levenslicht heeft gezien zodat ik dit weekend verstek laat gaan en jullie op de Pom laat voor wat ze is een slangen- of beter een leeuwenkuil
groet, Cartouche
wij wensen vader en moeder en opa oprecht van harte geluk met de kleine – het nieuwe leven – Daniël welkom in het leven – welkom hier! en zeg maar tegen opa dat hij soms spoken ziet – de wolvensite is geen leeuwenkuil – maar lieve kleine Daniël je hebt een opa die heel mooi de dingen van de wereld kan zeggen – over de mensen ook. maar het mooiste gedicht zal ie voor jou Daniël schrijven.
nou is jeanine met die mooie achternaam de lul ze moet belangrijk zijn geweest zoveel advertenties en welja ook nog een gedicht en heel veel andere mooie woorden – betrokken, kleurrijk, scherp
dat ze dat allemaal zo precies weten ‘altijd jezelf’ schrijft iemand – ja wie had je anders moeten zijn? heel groen links is uitgelopen – lees ik – ja groen loopt nou eenmaal altijd uit totdat het kapmes erin gaat
je zal er mooi bijliggen vast wel zelfs de burgemeester heeft bedroefd kennis genomen van je overlijden en schrijft over een ‘groot hart’ – je zal er aan gestorven zijn aan je grote hart – lekker belangrijk
onmisbaar lees ik ook – bij een ander bestuur – nou wees maar gerust kind volgende maand zit er ander op je stoel dood te gaan en je had een luisterend oor – welja ook dat nog
maandag ga je de oven in van zorgvlied krijg je nog een uurtje aandacht en laat de stoet jou achter mag je alleen de oven in
zuipen ze die heerlijke witte wijn daar vreten ze alle bitterballen op op je leven en op je dood
Er zijn steeds minder mensen die de r nog kunnen zeggen. Die fraaie, onvergelijkelijke vaderlandse r, die rolt als de branding van de Noordzee. Een karakteristiek zacht grommend geluid dat symbool stond voor de hartelijke norsheid van de inwoner van de Lage Landen bij de zee. ‘Rrrot toch op’ valt perfect uit te spreken als men over de juiste, ooit aangeboren r beschikt. Maar die sterft langzaam en onontkoombaar uit. Net zoals de kleedjeskloppende huisvrouw met bijbehorende mattenklopper is uitgestorven, de voddenman is opgevolgd door de Turk die met busje langs afvalcontainers cruist en er geen melkman meer is die huis aan huis de hem aangereikte kan vult met romige, vanzelfsprekend volvette melk. De kreten ‘mooie gladioooolen!’ en ‘vodden en beeeenen!’ zweven niet langer door de straten. Geen handkar meer te bekennen. Wel bakfietsen. Maar dat is iets wezenlijk anders. Die bevatten geen handelswaar maar nakomelingen.
Alleen mensen die zachtjes gaan glimmen bij de beschrijving van voornoemde taferelen, die kunnen de enig juiste r nog zeggen. Maar in menige stad sluipen deze senioren tegenwoordig zo onopvallend mogelijk langs de huizenrijen, beducht voor het overal en voortdurend signaleren van de vergrijzing. Dat schijnt een probleem te zijn, die vergrijzing. Zo horen wij van vele kanten. Het bestaan ervan heeft geleid tot de oprichting van ouderenpartijen. Broedplaatsen van zanikende, zich tekort gedaan voelende bejaarden, die kennelijk stuk voor stuk een levenlang keihard gewerkt hebben en daarvoor in ruil nu een riante oude dag eisen. Kwezelaars die van het oudzijn hun beroep hebben gemaakt. En die, en dat is dan misschien het geluk bij het ongeluk, ertoe zullen bijdragen dat met hulp van de overheid binnen de kortste keren de Drionpil in de schappen van Albert Heijn te koop zal worden aangeboden. Bijna erger nog is de panische reactie van dames van zekere leeftijd, die bij het vernemen van het woord ‘vergrijzing’ onverwijld hun haar in de henna zetten en in drommen de winkelstraten bevolken, op zoek naar kunstlederen bomberjacks in dieppaars of knalrood. Maar dit allemaal terzijde.
De vergrijsden sterven vanzelf uit en met hen de rollende r. Ik betreur het dat die pracht r verdwijnt. En ik heb er een theorie over. Het begon volgens mij in het begin van de jaren zeventig toen er een gelegenheidskoor werd opgericht voor een televisieprogramma. Kinderen voor Kinderen heette dat programma. En het teistert nog steeds de treurbuis. Een orgie van door stylisten even fleurig als peperduur aangeklede basisschoolleerlingen, die streng gechoreografeerd rondhopsen en die montere liedjes zingen die gerust enige maatschappelijke relevantie mogen hebben. ‘Ik heb zo wa wa wa waanzinnig gedroomd.’ Ik zie in het echt nergens kinderen die lijken op de Kinderen voor Kinderen-kinderen. Waarschijnlijk beweeg ik mij in de verkeerde kringen. Want vooral in de beginjaren werden de kinderen gerecruteerd in Het Gooi. Lekker dicht bij huis en je weet zeker dat je geen dwarsliggende, ongeletterde Tokkies je studio binnenhaalt. Maar in Het Gooi konden ze de r niet zeggen. En inmiddels bijna een halve eeuw verder is een stad als Amsterdam overspoeld door ex-Kinderen voor Kinderen. Eerst als student. Later als helft van een yuppig tweeverdieners-stel en nog later als ouders van een nieuw Kinderen voor Kinderen-kind. In dit verband kan de naam Kinderen voor Kinderen heel serieus genomen worden. Maar de rollende pracht r is intussen vervangen door de Gooise r. Een r die een zekere afkomst, welstand en eruditie moet impliceren. Een nep r. Een kak r.
Met hartelijke groet, Uw DinLin. (red. Gerdin Linthorst)
Pom kom ik meestal tegen op het verjaardagsfeestje van Vera. Of vroeger op poetryslams, waar ik halverwege koos voor de bar. Die zweeg tenminste. Het was een periode, laat ik het zo zeggen. Nu vroeg hij of ik iets wilde insturen. Oud werk mocht ook. Oud werk. Dat is alsof je iemand vraagt naar zijn schoonste litteken.
Ik had niks klaar. Of af. Zoals zo vaak. Alleen een mobiele kladblok vol losse flodders en één zin die dacht dat hij een gedicht was. Een zin over hoe de liefde soms op een maandag verdwijnt met je laatste koffie zonder suiker. En een half gedicht waarin ik een bankje in Wellen de schuld geef van alles wat fout is gegaan. Maar niks wat af was. Laat staan clean.
En toch zei ik ja. Zoals je ja zegt tegen een glas dat je eigenlijk niet wou. Omdat je het al in je hand hebt.
Ik heb niet de neiging mezelf uit te leggen, maar het zit zo: ik heb een dochter die ik al jaren niet meer heb gezien. Ze is inmiddels 12. En sindsdien is de wereld niet meer wat ze was. Op de manier zoals wanneer je een deur uit een kamer sloopt.
Soms denk ik echt niet aan haar. Ik werk, ik vloek, ik schrijf misschien iets. En dan ineens, boem, hangt ze in een geur. In de stem van een meisje op straat. In een tekening die mijn hond kapot heeft gekauwd, alsof hij wist dat het belangrijk was. Hij heet niet voor niets Chewie.
Ik zit te kijken naar snooker op de BBC. Ronnie O’Sullivan heeft een nieuwe keu, maar zegt: “Het ligt niet aan de keu, het ligt aan mij.” En ik geloof hem meteen.
En dan ben ik nergens. Niet op een mooie, poëtische manier. Gewoon nergens. Hongerig. Dronken. Uitgezet. Alsof het leven zegt: nu even niet, dwaas.
Herinneringen zijn gewoon een fucking bitch. Ze laten je klaarkomen op de raarste momenten. Genot dat stiekem spijt blijkt te zijn. En terwijl jij daar nog ligt te trillen, heeft zij zich al afgeveegd met de hoek van je verleden, zegt: “Ik heb meer te doen.” En vertrekt. Zonder jas.
Je stuurt iets in, of je laat het. Simpel. En Ronnie stoot. Niet om te raken, maar om te blijven spelen.
Dit is mijn stoot. Mijn mist. Mijn litteken. Mijn tafel. Bijna clean.
www.pomgedichten.nl heeft het exclusieve recht gekregen om 65 teksten van Miriam Al tweewekelijks op de woensdag te publiceren – dat gaan we doen! de teksten zijn door haar helaas overleden vriend Merik van der Torren nog net voor zijn dood uitgetypt en van een nummer voorzien én in een blauw mapje gedaan. vandaag tekst nummer 35 – dank je wel Merik – dank je wel Mirjam Al.
jubeljaar in Rome (1×p25j) de heilige deuren geopend vanuit de hele wereld stromen ze toe staan uren in de rij zonder geloof besef van schuld zoals de pelgrims van weleer maar om af te vinken als event
dit is het mysterie dat ze blijven komen overal vandaan uren in de rij al eeuwen lang
Het is alweer zo lang geleden dat er fabels zijn geschreven de vos, de raaf, de mier, de krekel ze kwamen allen aan de beurt maar over het hert en de giraf heeft nog niemand ooit verhaald
moraal vooraan een dapper pogen geen zedenschets maar waarheid tonen fier als een boom staat een hert te wezen in kracht en veerkracht omringd door liefde en geluk hij knipoogt en blaast stoom natuur dat doet zo goed
maar ergens boven in het hert fluit en roept een giraf plots vanuit gewei ‘het voorjaar maakt zo sloom’ en toch de tijd die vliet voorbij majestueus hoog op de poten kijkt giraf geaard vooruit, overziet en droomt legt zijn oor ten luister naar wolkgefluister
zelfvernieuwing en transformatie een verschijnen puur natuur samen zijn is toch uniek uit hetzelfde hout gesneden, van goede komaf het trotse hert en de elegante giraf