Vandaag is wandeldag. Hoe verder landinwaarts hoe armer de mensen. Men probeert er wat van te maken met de middelen die men heeft. Ik kom langs schorrige eettentjes onder plastic zeil, timmerfabriekjes waar alles nog handmatig gaat en een fabriekje met twee heuse machines die grote klompen maisdeeg uitspugen. Een gringo ziet men hier blijkbaar zelden laat staan een boomlange. Maar mijn lach doet meestal hun zorgelijke frons verdwijnen. Ik passeer een stoffig voetbalveld en een heuse atletiekbaan met rood gravel. Beiden rond deze tijd uiteraard compleet verlaten. Geen ziel is er te bekennen. Nog verder van zee wordt de schamele bebouwing steeds schaarser.
Meisjes in schooluniform verraden dat het lunchtijd is. Op straat langs een drukke weg verkoopt men tropisch fruit en kokosnoten. Een mager oud mannetje rijdt op iets wat op een bakfiets lijkt tegen de verkeersstroom in. Voorop prijkt een forse bloempot met daarin een grote rode bloem die voor een uit de kluiten gewassen geranium door zou kunnen gaan. Als ik hem een vriendelijke blik toewerp stopt ´ie abrupt en opent een kleine kartonnen doos vol kunstig houtsnijwerk en gebaart trots dat hij het zelf gesneden heeft. Zodra hij de afbeelding van Bob Marley op het boek dat ik bij me draag ontwaart gunt hij me een brede tandeloze lach. Ik geef ´em vijftig pesos en hij neemt vrolijk afscheid met een high five.
De bebouwing wisselt inmiddels af met braakliggende stukken jungle waar prachtige bomen worden overrompeld door wurglianen met prachtige grote bloemen. Vogels zingen niet maar fluiten zoals dat hoort in het oerwoud. Plots bevind ik me in een luxe villawijk. Rijk. Rijker. Rijkst. De grommende honden hier blaffen valser dan in de achterafstraatjes. Op een bouwterrein, verscholen in het groen, zit een mannetje of vijftien stilletjes te schaften. Een paar tussen miezerige betonpalen schamel opgetrokken muurtjes vormen de basis voor de volgende luxe jungle villa.
Meer richting kust loop ik een maxi super binnen om even van de koelte te genieten. Je kan er alles kopen. Van vers gebakken vooral zoete lekkernijen tot motorfietsen aan toe. Een miezerig kereltje pakt leeg voor zich uit starend naar maisbrood geurende taco´s in die in hoog tempo van een lopende band rollen. Tien stuks per zakje. Grote deegklompen voeden de volautomatische machine. Ik koop een flesje aqua purificada en een zachte bleek ogende koek die, weer eenmaal buiten, ver weg naar kokosnoot en citroensap blijkt te smaken. Zelfs de duiven zijn sloom. Traag sjokkend pikken ze de koekkruimels van het asfalt rond mijn voeten. Onwards I go. Op de marinebasis naast de terminal waar monsterlijk grote cruiseschepen aanmeren wordt een twintigtal jongens en meisjes luidruchtig gedrild zoals je dat altijd in Amerikaanse oorlogsfilms ziet. Kortlijvig en gedrongen als ze zijn mogen de rekruten wel een paar kilootjes kwijt. Meer dan dat zelfs want zwaarlijvigheid lijkt hier de standaard. Het dagelijkse dieet van maismeel met vet en zout of suiker eist zichtbaar z´n tol.
Rond de cruise terminal heerst de gebruikelijke sfeer van toeristenkermis waarin mijn rol niet meer is dan die van wandelende portemonnee. Er wordt gesmeekt en gesjoemeld maar ook hier doet een lach vaak wonderen en laat men me meestal met rust. Ik maak me snel uit de voeten. Een straat of tien verderop bestel ik een verkoelende cerveza op een dakterras dat alleen via een paar nauwe donkere trappetjes te bereiken is. De blik op de oceaan met laaghangende oranje zon is werkelijk betoverend.
vanmiddag een deel van het Peters reisverslag Mexico
Isla de la Pasión. Krokodillen zitten er niet. Nu. Hier aan het strand. Want broedseizoen. In de mangrove verderop rolt dan met regelmaat een niet te versmaden snack uit het nest. Plons. Vers uit het ei. Hap. Slik. Weg. Bye bye baby pelican. Kwestie van geduld. Liever lui dan moe zijn ze. Die reptielen. En monsterlijk mooi.
Barracuda´s. Haaien. Dieper in zee. Zwemmen kan. Vanochtend was hier niemand. Behalve dat stel onvermoeibare kitesurfers dan, elkaar nog immer vermakend met hun wonderlijke capriolen. Soms wel vijf meter hoog zwevend waar af en toe ook een forse fel gekleurde vlinder vliegt.
Inmiddels vieren een paar lokale Mexicaanse families feest. Voor even ontsnapt aan de dagelijkse sleur. Een visser met zwart gladgestreken haar heeft ze, zwaar zwetend hun loodzware koelboxen door het koraalzand zeulend, een paar uur geleden voor een paar grijpstuivers afgezet. Zijn diepgebruinde rimpelhuid leek droog uitgeslagen als door zweet versleten leer. De boombox trilt. Getatoeëerde billen drillen. Er wordt gedanst in te krappe zomerjurken. Gelachen. Zand gehapt. Luid joelende kinderen spelen vrolijk spetterend dolfijntje. Drie fel keffende schoothondjes stuiven zigzag door het zand.
De zon brandt iets minder nu. De zuiperij is over. Het bier is op. De fles tequila finito. Twee misschien. Morgen weer de harde realiteit. Oekraïne is ver weg. Men heeft andere zorgen hier.
dank aan alle dichters voor het insturen van de vaak hele persoonlijke gedichten – bij dit thema past geen wedstrijd – we hebben ook geen wedstrijd – we hebben en mooie zondagochtend en twee gedichten kwamen bij mij ontzettend – mij ontzettend – binnen. die twee gedichten laten we van deze wedstrijd zijn – van de liefde zijn – prachtig Ellis van Atten, prachtig Frans Terken – van harte:
Op de knieën
Na een voettocht van dagen en nachten op ruwe paden kniel je neer en strijkt over de grond
kijkt er met een lege blik naar alsof daar de herinnering rust aan wie van je wegliep en zonder omzien jou achterliet om blijvend te verdwijnen
pelgrimstocht naar een eerder waar je de wonden van verdrong hoe ze onder je huid kropen woekerden tot littekens
dat er geen redden aan was getekende handen die een gat graven om nog iets van een aandenken te vinden
hoe het je door de vingers glijdt je raapt niets dan stof
een indrukwekkend gedicht. frans terken drukt in dramatische zinnen de hopeloosheid uit die een mens overvalt bij een verlies. en hoe er ook gegraven wordt – de oeroude bijbeltekst geldt nog steeds en krijgt hier een modern jasje: Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Genesis 3:19. Want ghy zijt stof, ende ghy sult tot stof wederkeeren. als er ooit noodzaak bij het schrijven van een gedicht was dan was het bij dit gedicht toen het geschreven werd en aan de woorden die radio activiteit werd meegegeven – dat ze ervan blijven stralen.
Ha Pom Leven met gemis, it sucks. En het lukt. Dat ook. Hoe het is, weet je niet van te voren. Het overvalt me. Het verrast me. Dat soms ook. Een poging in woorden, waar ik ook nog niet klaar mee ben. Of wil zijn.
weg ben je
ik lig naast je. de kiezels van het pad drukken gaten in mijn rug. jij ligt in het zand diep verborgen
we staren naar de blauwe hemel. naar de boom. aan de takken enkele bladeren één zucht en weg zijn ze
je ligt naast me en ver onder me en ik kan je niet vragen of je comfortabel ligt en ik kan je hier niet omarmen
vanuit ons bed staar ik naar de sterren. ze tekenen je gezicht in mijn nachten en je mond. ik wil je kussen maar val in een matras vol kuilen één zucht en weg ben je
een heel persoonlijk gedicht geschreven na een nog vers verlies van een geliefde – ik aarzel dan ook om dit gedicht in de zogeheten zondagochtendwedstrijd met de altijd wat vrolijk huppelende commentaren te bespreken. ik zeg buiten mededinging vandaag ellis. deze twee strofen hieronder vind ik werkelijk prachtig en vol van liefde – daarin geen afstand en het samen optrekken én het samen zijn – nog. en dan toch de poëtische afstand van het niet meer kunnen. mooi. zoveel liefde nog.
we staren naar de blauwe hemel. naar de boom. aan de takken enkele bladeren één zucht en weg zijn ze
je ligt naast me en ver onder me en ik kan je niet vragen of je comfortabel ligt en ik kan je hier niet omarmen
Ellis van Atten – we staren naar de blauwe hemel.
Peter Posthumus – hoe het ging en nooit meer zal
Frans Terken – dat er geen redden aan was
Anna Eikelboom Post – het is stil beneden
Karin Beumkes – Zijn het de verse wormen in je longen.
Cartouche – nu ik je nooit meer zie kom ik je overal tegen
Erika De Stercke – de afstand spreekt
Rik van Boeckel – het zielig nooit zingt zacht en stil
Jako Fennek – jekippenvel bij ons strelen
Anke Labrie – soms kan verlies te groot zijn
wie wint de enige echte virtuele – naar de stroopwafels (40 jaar geleden!!!) – NU IK JE NOOIT MEER ZIE – trofee op pomgedichten punt nl? van de zachte melancholie tot aan het hele harde er is geen weg meer terug gegeven – lezen we graag op de pom in de zondagochtendwedstrijd. dat we weten te waarderen als het er nog wel is. het kan allemaal zomaar weg zijn. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
foto: Ben Kleyn
het zou een heel gedicht geworden zijn noodzaak zou je vroeger zeggen urgentie nu! een leuze bijna alsof je een nieuwe partij begint
maar je hebt het nieuwe jaar niet gehaald en het is al weken weer dat ik met een bloemetje jij maakt niet altijd je regels af zie ik je nog glimlachend zeggen
nee ik maak niet altijd mijn regels af jij je leven niet – mag ik dat nog en hoe mooi je was – dat ook zeggen
pom wolff
De holle klank van iedere voetstap terug gezet in de herinnering
andere gezichten dezelfde mensen die verdwenen uit de ruimte, het leven de tijd
hoe het ging en nooit meer zal de tred langs vensters met gesloten luiken waarvan er af en toe één open gaat
Peter Posthumus
de regel waaromheen het gedicht gedrapeerd lijkt: ‘hoe het ging en nooit meer zal..’ vat het thema genadeloos samen. eigenlijk is deze regel te mooi, te veelzeggend, te krachtig en vallen de andere regels in het niet. dat maakt dat het evenwicht in dit gedicht ontbreekt. bij de regel ‘hoe het ging en nooit meer zal..’ horen meer regels met dezelfde kracht. zeggingskracht.
Beneden is het stil
het is stil beneden daarmee is alles wel gezegd de klok tiktikt met zinloze precisie
jij was mijn ruggengraat jouw lijf jouw mooie lijf met de jaren steeds meer met mij verweven
nu ruw losgescheurd de wijzer tiktikt de rafels aan met onverbiddelijke precisie
Hartelijke groet, Anna Eikelboom Post
wie er achter Anna schuilt is nog steeds een raadsel. het is een beetje ‘een niet slecht gedicht’. alles draait om de tweede strofe – maar als de eerste en de derde helemaal zouden wegdraaien mist het gedicht niet echt iets. die tweede middelste strofe verdient een betere omgeving aan strofen. met al die ‘precisie’ in de 1e en de de 3e strofe schieten we niks op zoveel is zeker. geladen termen als ‘precisie’ horen meer in proza thuis dan in de poëzie – in de poëzie wordt minder benoemd – meer van onwerkelijkheden uitgegaan die werkelijker blijken dan de fenomenen in een benoemde werkelijkheid.
Madame
Klein zwart katje, je bent oud en dood. De verleiding om je te zoeken is er nog steeds. Ik graaf een gestorven lijkje niet meer op. Speenkruid slingert zich moeiteloos om je graf.
Waar bots je tegenaan zo diep onder de grond Zijn het de kevers die in je oogkas woekeren. Zijn het de verse wormen in je longen.
Of is de dood een bizar wonder. Misschien moet ik me wel schamen.
Ik geef je kusjes en rozen, ik doe mijn best om je nog niet helemaal kwijt te raken.
Jij wollige woelbeer nu tot rotting gemaand Je blijft altijd dame.
Karin Beumkes
tsja tsja tsja – maar eens een variant op de cha cha cha van de vreugdedanspasjes die meestal van toepassing zijn bij ontvangst en het lezen van karins gedichten. die ‘verse wormen’ zijn natuurlijk een prachtige vondst. daar blijven we van af. maar in de eerste en de laatste strofe is er veel te veel TE direkte tekst en te weinig of minder poëtisch te genieten. katje lijkje graf – neen! en die rotting kan ook wel weg – daar gaan ze in het crematorium over niet in de dichtkunst: krijgen we toch natuurlijk nog genoeg geweldigs, houden we genoeg moois over:
Waar bots je tegenaan zo diep onder de grond Zijn het de kevers die in je oogkas woekeren. Zijn het de verse wormen in je longen. Speenkruid slingert zich moeiteloos om je graf.
Misschien moet ik me wel schamen. Ik geef je kusjes en rozen, ik doe mijn best om je nog niet helemaal kwijt te raken.
In mijn hoofd
Lopend door uitgestorven kinderkop-straten valt mijn oog op een etalage, waar ik de boa zie en de ceintuur die je droeg en de zomeravond ontgespte je silhouet en contouren ten voeten uit, huid waar mijn hand over strijkt, borst, been, heup en ogen uitdagend onbewogen naar voren
ik kan er niet tegen, mijn blik trekt naar de overkant, een schim een voorbijganger die zich naar huis spoedt een doekje om haar haar tegen opspattend water in het strijklicht van een hobbelende eend een oud rode deux chevaux
levend in mijn hoofd – hoe nat uit de douche jij op me, tot mij toetrad een spiegelbeeld weet van geen liegen, alleen nu ik je nooit meer zie kom ik je overal tegen lift ik als vanzelf stiekem met je mee
13-03-2022 / Cartouche
koos postema bij het kappersprogramma sprak met Eus over zijn geliefde overleden vrouw die hij soms nog opmerkt, ziet zelfs, waarneemt alsof ze nog bij de levenden is. zo een moment beschrijft Cartouche ook – in op zich een prachtig gedicht – het kan het mag het is verantwoord het is in orde – maar toch ook cartouche mag wat mij betreft met ietsje minder – voor meer zeggingskracht
Lopend door uitgestorven kinderkop-straten valt mijn oog op een etalage, waar ik de boa zie en de ceintuur die je droeg en de zomeravond ontgespte je silhouet en contouren ten voeten uit, een schim een voorbijganger die zich naar huis spoedt een doekje om haar haar tegen opspattend water levend in mijn hoofd – alleen nu ik je nooit meer zie kom ik je overal tegen
13-03-2022 / Cartouche
het was toch ook Reve – niet de minste die ons voorhield:
Naarmate ik ouder word, wordt, wat ik schrijf, hoewel fraaier verwoord, steeds enkelvoudiger van inhoud: liefde (of geen liefde), en ouder worden, en dan de Dood.
Dichter: Gerard Reve
weg
de afstand spreekt een andere taal nu je niet meer in de buurt woont
we waren zo verstrengeld als straten die nooit vreemdgaan
een storm moet vernielen om te kunnen geloven hoe krachtig hij is
op nieuwe pleinen liggen kansen te snakken naar enige intimiteit
Erika De Stercke die straten vind ietsje te nadrukkelijk gezocht – de storm daarentegen vind ik mooi gevonden. die strofe redt het gedicht daarmee ook. het verhaal wordt in die strofe in poëzie omgezet. nu ik toch aan schrappen ben geslagen zie hierboven ook – ik doe het met deze prachtige strofe alleen deze zondag – de rest mag weg – de strofen 1 en 2 zijn me te particulier – en de beeldspraak is me een beetje teveel gezocht – ‘kansen die liggen te snakken’ nou nee – ‘een afstand die spreekt’ in de eerste strofe klinkt trouwens ook niet overtuigend: stormen die iets moeten vernielen ja zo moet dat!
een storm moet vernielen om te kunnen geloven hoe krachtig hij is
Pom, midden in de nacht wakker geworden schrijf ik dit gedicht als een ode aan de dode maten. Nu ik ze nooit meer zie!
De laatste keer We spraken elkaar op het Leids terras dat onze weg naar nu en vroeger was
de laatste keer groette ik jou wandelend was ik maar bij jou gaan mijmeren
onvermoed jouw onverwacht afscheid het komt zo snel de dag van de eindtel
het reizend zonlicht neemt jou mee de stijgende ster in de universele zee
daarvoor was je levend gevend wezen de zin van de tijd laat ons na en achter
het zielig nooit zingt zacht en stil een ode aan de dode maten.
Rik van Boeckel 13 maart 2022
de laatste drie strofen zijn mij te ruigoords rik. de vrienden van ruigoord gaan nooit dood – hoe lelijk ze er ook bij liggen – ze verlaten altijd het aardse goed om naar verder – het hogere beloofde land te zweven. hans plomp heeft daar ook een handje van in zijn afscheidsredes. maar zelf blijft ie toch nog heel graag nog even met zijn mooie haren wapperend in de wind der levenden. neemt niet weg dat in die laatste drie strofen wel een wereldregel ligt verscholen – prachtig:
het zielig nooit zingt zacht en stil
jako fennek gelukkig weer in het land der levenden en hoe – meteen ook een raak gedicht – lente in zwitserland en jako bovenjan!
Mogge Pom, In het Zwitserse prachtig weer. Ook hier de tulpen al ver heen. Het zal een prachtige dag worden. Die wens ik jou ook! Jako
weerzien
dat ik naar je zoeken zal staat vast
je geur
je kippenvel bij ons strelen
de verbazing, dan weer twijfel
in je ogen
dolen zal ik
rusteloos
in de groeven van mijn hand
willen weten of er in de levenslijn
nog ontmoeting schuilt
jako fennek
de eerste strofe is uit het hart geschreven en dat voel je door de witregels heen – bij de tweede is de dichter aan het woord (groeven/levenslijn/schuilen) daar wint de ietwat gemaakte poëzie het van het hart. geef mij maar het hart. strofe een is trouwens op zich genoeg.
weerzien dat ik naar je zoeken zal staat vast je geur je kippenvel bij ons strelen de verbazing, dan weer twijfel in je ogen
nu ik je niet meer zie maar veel erger nog nooit meer zal zien wat ik nog steeds niet echt besef kan ik er de laatste tijd bijna naar verlangen dat ik je nooit had leren kennen
soms kan verlies te groot zijn of een mens te klein als de waarheid weer een keer zelfs na zoveel jaren wreed naar binnen dringt en mooie herinneringen falen
anke labrie
ergens in de verwerking tracht de rede een reden te vinden om het smartelijk verlies kleiner te maken – een vergeefse poging in het mensenhoofd – elke intellectuele benadering faalt en valt in het niet bij de pijn die door alles heen af en toe aan de oppervlakte reikt en de oppervlakte opvreet. verlies is wreed.
Het stond al twee jaar gepland. Tafelen met mensen die je niet kent, behalve de gastheer. Het concept was ook niet nieuw, ik heb meerdere keren getafeld en wat eerst La table des bon vivants was evolueerde dus naar de afhaal chinees. Het waren stuk voor stuk bijzondere avonden waar mooie vriendschappen uit gegroeid zijn. Gisteren was anders, absoluut niet slecht maar eerder confronterend om te zien. De gastheer altijd goed op zijn praatstoel met zijn eeuwig uitstralende jeugd leek zichzelf wat kwijt te zijn, besefte zichzelf dat de mensen waar hij vroeger mee stapte richting de rollator leeftijd gingen, ziek werden zoals hijzelf met de dood die om de hoek loerde. Hij wilde het nog niet weten, maar voelde zich duidelijk oud en straalde dat ook uit. Misschien nog meer omdat zijn jongere neef aan tafel zat, begin 30 en een kopie van wat hijzelf ooit was qua uitstraling en babbel, het gesprek overnemend zoals hij dat zelf vroeger zo makkelijk deed. Toch waren de gesprekken weer mooi. Ondernemend Rotterdam van trance feesten tot het aantrekkelijk maken van de West Kruiskade en de app voor de oudere toerist uit eigen land die op de fiets met de anwb gids op de telefoon de stad komt bekijken. Het viel me op dat het beeld van de “oudere” mens, waar ik ook onder begin te vallen vaak nog steeds oproept dat de oudere generatie dezelfde is als toen ik jong was. In verzorgingshuizen bestaan de muziek middagen nog steeds uit Johnny Jordaan, tante Leen, vader Abraham en noem ze maar op, terwijl de mensen die het nodig gaan hebben deze muziek wel hoorden, maar opgroeiden met de Beatles, Rolling Stones,Pink Floyd en vele anderen. Het waren mooie gesprekken, vooral over leven en de dood, maar ook over wensen en geluk. De chinees smaakte en de wijn vloeide goed en wiebelt op deze vrijdagmorgen nog wat na in de benen. Ik ga even lekker een nuchter wandelingetje met de hond maken. fijn weekend allemaal.
’t Kwam in haar op, toen zij de sneeuw weg zag, en daardoor naakt opnieuw het bruine gras en wasknijpers, een schort – dat daar al lag sinds witte storm die raasde achter glas haar uitzond, om nou eind’lijk daarginter die kleding -eer de waslijn stukging- daar binnen te halen, klepp’rend in de winter als het gevecht van een wit eng’lenschaar, dat, lang gelee, een schort in zo’n nacht, ooit was afgewaaid en zeer diep was begraven, en, tot april het zichtbaar had ontdooid, vergeten lag, tot nu, vreemd, nieuw, een gave; ze trok, en groef; toen trof haar het gegeven: hier was de lente, en een heel nieuw jaar doorheen te leven.
Het is alsof een vreselijke tante, die riekt naar bejaarde pis, zich over je heen buigt en met haar reumatische psoriasis klauwtjes in je wang knijpt, terwijl ze ‘koetsji, koetsji’ zegt. En dan vervolgens als je bijna gaat huilen, nog even doorknijpt, zodat het pijn doet. En zich met een uitgestreken gezicht quasi verontschuldigd richting je moeder, terwijl ze zegt, dat het ‘ook maar een raar kind is’. Dat gevoel krijg ik al jaren als ik het NOS journaal per ongeluk kijk, of mevrouw Solo een praatprogramma zit te kijken. Een gevoel, dat na al die tijd nog steeds niet went. Het stinkt.
Je kan mij niet gelukkiger maken, dan wanneer je me op sluit in mijn bibliotheekje met wat geschiedenis boeken. De muffe geur van oude boeken vervult me met vreugde. Daaruit kan ik dan alle verhalen en feiten opslobberen, en zo nu en dan nog dingen in andere boeken nazoeken en op internet nazoeken en uitpluizen. Zo kun ik werken aan mijn kennis en vanuit meerdere invalshoeken een mening vormen over de historie. En die mening dan bijvoorbeeld tijdens een drinkgelag bediscussiëren met andere zonderlingen die dat graag doen. En dan mijn mening weer bijstellen.
Maar zo werkt het in de huidige digitale media maatschappij overwegend niet. Zeker niet waar het nieuws betreft. Er worden geen zuivere feiten meer naar de voorgrond gebracht, maar voorgekookte meningen over die feiten. Op die wijze wordt je stiekem geïndoctrineerd, dat de gepresenteerde meningen eigenlijk gewoon de feiten zijn. En dat was op zich nog niet zo erg geweest, als er dan nog discussie over mogelijk zou zijn. Maar ja, over een gepresenteerde mening kun je eigenlijk niet discussiëren, want een mening is een feit geworden op deze manier. En een andere mening, kan natuurlijk nooit zo waar zijn als de gepresenteerde feiten. Volgt u het nog?
Als ik tegenwoordig nieuws volg via digitale media, dan doe ik dat enkel nog via Al Jazeera. Dat is een stuk minder spectaculair en gedramatiseerd, maar het laat je de ruimte om de nieuwsberichten tot je te nemen en daar dan zelf iets van te vinden. En natuurlijk zijn er tal van dogma’s, waar niemand tegen kan zijn, zoals het vermijden van menselijk leed in het algemeen, zeker waar het onschuldige, beschaafde mensen betreft. Maar ik weet, dat achter die dogma’s een hoop geschiedenis schuil gaat, die zich niet altijd zo eenduidig uit laat leggen. Zeker niet dat één mening zich er exclusief op kan beroepen de ware te zijn.