Grootscholten: ‘dit gedicht is geschift.!!’
IEN VERRIPS over zomerhitte en over melanie 2022 in nederland
PETER BERGER over de metro in PARIJS: ‘Haar glimlach betovert me want haar lippen zijn van elfenvuur. (…) Leather look laarzen tot net onder de knie. Dito kort rokje tot halverwege haar bleke dijen. Beiden kleurloos zwart…’
deze week een keertje geen zondagochtend – de enige echte virtuele – wedstrijd op de pom
- Frans Terken – over koortsdromen
- Luk Paard – Ik wens jou’n spoedig herstel toe ouwe…
- Ton Huizer – de uitslag is net binnen
- Vera van der Horst – ongemak bevestigt je bestaan
- Rik van Boeckel – beterschap
- Anke Labrie – met regelmaat een borrel
dank aan de dichters voor de goede wensen – de teksten hebben in ieder geval voor een lach gezorgd in deze herfst. tis geen corona maar het duurt nu toch wel al snel een weekje of drie vier – giftige keelpijn – lamme spieren – verhoging – er is iets van verbetering – in de ochtend voel ik me even het mannetje maar alle energie vloeit in de middag weer weg. tot zover de berichten van het front. ‘ongemak bevestigt je bestaan’ schrijft Vera haha. dat is poëzie en tegelijkertijd toch ook de werkelijkheid. die houden we erin – als we lastig worden gevallen met praatjes over ziektes. nogmaals dank voor jullie lieve woorden.
deze week een keertje geen zondagochtend – de enige echte virtuele – wedstrijd op de pom – uw webmaster door ziekte geveld. een gedichtje altijd welkom natuurlijk – als opwekkend medicijn heerlijk!
Seraphina Hassels over 17 september: ‘bommen, bommen, klinkt het gesmoord /zijn zó onmenselijk hard…’
VON SOLO op de donderdagavond: ‘Op zulke momenten weet ik dat de enige reden, dat de regen niet doorgezet is, is dat ik mijn regenbroek aangetrokken heb. Want als ik dat niet gedaan had, dan was het losgegaan en was ik zeiknat geregend…’
Wanneer ik binnen sta valt het nog niet zo op. Het lamplicht houdt de schemering buiten. Eenmaal de voordeur door, de morgen in, ontkom ik er niet meer aan. De hemel is bewolkt. Er waait een wind, die aankondigt, dat het weer om zal slaan. Ik fiets de straat uit onder een onmiskenbare dreiging. Het voelt bijna dierlijk. Het onheil dat onafwendbaar nadert. De eerste druppels vallen op mijn gezicht. Ik wil het niet, maar moet denken over het aantrekken van een regenbroek. Het is koud en het waait hard. Fiets ik nog even door, met het risico dat het losbarst en ik de halve dag met een koude, natte broek rondloop, of stap ik af en trek hem aan? De overweging duurt in werkelijkheid dertig seconden. Het lijkt veel langer. Dan stap ik af en trek mijn regenbroek aan. Ik stap terug op en fiets geagiteerd door. Intussen is het gestopt met miezeren. Ik kom op mijn bestemming aan en baal ervan, dat ik toch weer mijn regenbroek heb aangetrokken, terwijl dat niet nodig was.
Op zulke momenten weet ik dat de enige reden, dat de regen niet doorgezet is, is dat ik mijn regenbroek aangetrokken heb. Want als ik dat niet gedaan had, dan was het losgegaan en was ik zeiknat geregend. Dat is een wetmatigheid. Zoals er wel meer zijn in het leven. Het is de overweging iets schijnbaar overbodigs te doen voor in het onwaarschijnlijke geval, dat er toch iets voorvalt, dat je dan achteraf had kunnen weten. Als een soort verknipte voorzienigheid. Je tegen wil en dank wapenen tegen het onwaarschijnlijke. Dat zich openbaart in een kleine kastijding. Dat ik uitgelachen word, omdat ik doe wat er van me gevraagd wordt, terwijl ik er geen zin in heb, maar ook gestraft zou worden als ik het niet zou doen. Het is geen situatie waar je voor kiest in terecht te komen. Factoren waar ik geen invloed op heb, veroorzaken haar. Daarin erken ik het bestaan van God. Een almachtig wezen, dat plezier schept in het voorleggen van schijnbaar onbeduidende, onoplosbare dilemma’s. God, die plezier schept in mijn futiele worsteling als mens.
Een speelgoedversie van zichzelf. Terwijl hij droomt van de tijd, dat hij zijn tranen nog niet als regen over de wereld hoefde uit te storten, ten gevolge van wat hij geschapen had. Een herinnering aan de onschuld van ooit. Maar de appel van het raadsel zonder antwoord was te verleidelijk. Ook voor hem.
Abraham Von solo
VON SOLO – ‘Je stralen verwarmen me – breken in het glas op tafel…’
Je stralen verwarmen me
Breken
In het glas
Op tafel