Een tijd geleden hoorde ik op de radio een Frans lied “La lune paresseuse” oftewel “Luie maan”. Dat leek me een mooi thema voor een tekst. Bij deze. Voor pomgedichten, groet, Merik
Luie maan
Je hangt zo’n beetje geel aan de hemel, je bent- geloof je – best wel vol. Je straalt over velden met bloemen, bloeiende kastanjes en perenbomen in de nacht je licht.
Ik laat me languit vallen en door je strelen, luie maan, tot de ochtend in komt breken en de kleine kabouter met puntmuts, die een pijpje rookt en zegt: “ het is fantastisch wandelweer ! “
de dichter Grootscholten aan het woord op FB over mijn laatste gedicht. ik schreef het gedicht gisterenavond tijdens het kijken naar de ouwehoeren van voetbal inside – gedicht deed dichter grootscholten ontvlammen in een woede aanval op een manier die hij zelf niet bij zich zelf kon vermoeden. vermoed ik. de dichterlijke woede voelde als een compliment – ‘het gedicht is onschuldig’ leerden we al van grootmeester Campert – en na een recensie van dichteres vera van der horst wist ik dat het gedicht mogelijk wel iets van geschiftheid in zich zou kunnen dragen maar desondanks prima in orde is:
er lagen trage schepen stil net voor de einder we dronken als kalfjes schonken melk in volle liters ik riep wat een water allemaal waar heb ik dat nou aan verdiend en wat een melk ook zo ver van huis ik groette alle aanwezigen als jullie dit het einde vinden prima hoor ik ga er vandoor ik moet nog schrijven kloppende gedichten schrijven
pom wolff
Vera van der Horst:
Ik vind hem grappig zoals hij is. Die eerste strofe schetst door de combinatie van trage stilliggende schepen, melk(van de koe) en kalfjes een sfeer van lamlendig of nietszeggend gelummel weer. Vooral de associatie met het over koetjes en kalfjes hebben- een wat nietszeggend gebabbel- De 2de strofe heeft zoiets als: al dat water, al die melk, (al dat gelummel, al dat geouwehoer) wat moet ik ermee, ik wil naar huis!! De 3de strofe neemt de -ik- een beslissing en voegt de daad bij het woord: als jullie dit zinvol vinden, ga lekker door, ik heb nog iets belangrijks te doen. ((diepere laag: voor het einde (zie strofe 1: als dit voor jullie het einde is)) Strofe 4 de – ik- benoemt wat voor hem belangrijk is: gedichten die kloppen, waarbij je hier voor kloppen diverse synoniemen kunt invullen, maar dat word me teveel getyp. Ik lees dit als eerste spontane interpretatie zo, grappig met een diepere laag. Ik zou het in 1 regel kunnen samenvatten, maar dat doe ik niet, omdat ik daar nog te veel over twijfel.
vanochtend schreef ik nog een ‘geschift’ gedicht in deze serie die we maar voorlopig de serie Grootscholten zullen noemen: eenmaal thuis aan lager wal weer geef mij zee melk en water wat een mensen ik ben voor koeien klei en brood tegen dijken tegen straten geef mij water heel veel water in de verte trage schepen net voor de einder – kijk ze varen zie ze gaan zie ze vliegen nooit gekregen wat ik altijd heb gewild pom wolff
je kwam verrassend vroeg dit jaar koesterend aan jouw gloed vieren wij rokjesdag eerder dan normaal
je bleef de tijd verstrijkt jouw warmte groeit totdat de hitte ons lijden doet verlangen naar dat andere
niet door ons hunkeren niet onze wens om fris te zijn en goed te kunnen slapen maar wetend wachten op de tijd die niet verzaakt altijd op tijd zich wegtikt tot het winter wordt met heimwee naar wat vervlogen is naar wat weer komen gaat
sept 22 Ien Verrips
Een dik oud omaatje die eruit ziet als een heks en zo’n lachje heeft ze ook. Als ze praat lijkt ze af en toe goed ‘crazy’ al vind ik het leuker te geloven dat ze heel goed weet wat ze doet. Soms liet haar stem even horen dat die ook een dagje ouder is maar vaak was het toch goed om aan te horen. Ook haar nieuwe songs zijn helemaal Melanie en ik heb gelachen en genoten.
De metro in Parijs? Het is er altijd feest. Het meisje – une Japonaise met gebleekt oranje haar – doet er ook aan mee. Aan de norm. En die is al jaren: geen BH. Niet uit protest maar als een uiting van vrijheid. Ici Paris: la liberté! Haar glimlach betovert me want haar lippen zijn van elfenvuur. Modieus is ze. Ik denk jaren 80 look. Met een knipoog naar de seventies. Leather look laarzen tot net onder de knie. Dito kort rokje tot halverwege haar bleke dijen. Beiden kleurloos zwart. Daarboven prijkt een kleurig strak hooggesloten hesje. Dat is niet het juiste woord maar een fleurige blouse is het zeker niet. De print doet me denken aan iets van Mondriaan maar dat is het ook niet. Helemaal niet zelfs. Het ontbeert die diepgewortelde rust en is juist vol van drukte. Het heeft wel iets Abba achtigs. Je weet wel: blonde Agneta. Maar dan anders want haar starende ogen zijn Japonais: she´s a mystery to me. Nuff said. Het stinkt er. In de metro. Het is die altijd onfrisse gure tocht die naar verbrand rubber riekt. Ik krijg er altijd keelpijn van. Net als van airco. Dan klinkt het signaal. Pavlov. Hendeltje up. Uitstappen! Nog een laatste keer die warme lach. Dan verdwijn ik in het donker van haar ogen. Drie trappen omhoog. Eenmaal boven schijnt de zon. Dat wordt weer lopen. Uren.
Luk Paard – Ik wens jou’n spoedig herstel toe ouwe…
Ton Huizer – de uitslag is net binnen
Vera van der Horst – ongemak bevestigt je bestaan
Rik van Boeckel – beterschap
Anke Labrie – met regelmaat een borrel
dank aan de dichters voor de goede wensen – de teksten hebben in ieder geval voor een lach gezorgd in deze herfst. tis geen corona maar het duurt nu toch wel al snel een weekje of drie vier – giftige keelpijn – lamme spieren – verhoging – er is iets van verbetering – in de ochtend voel ik me even het mannetje maar alle energie vloeit in de middag weer weg. tot zover de berichten van het front. ‘ongemak bevestigt je bestaan’ schrijft Vera haha. dat is poëzie en tegelijkertijd toch ook de werkelijkheid. die houden we erin – als we lastig worden gevallen met praatjes over ziektes. nogmaals dank voor jullie lieve woorden.
deze week een keertje geen zondagochtend – de enige echte virtuele – wedstrijd op de pom – uw webmaster door ziekte geveld. een gedichtje altijd welkom natuurlijk – als opwekkend medicijn heerlijk!
Dichter geveld
Hoe een dichter languit gestrekt en geveld door koortsdromen een andere wereld binnen drijft
beelden op het netvlies raken kant noch wal als ze dansen op de hitte die om het hoofd draait en keert
laat zijn lief het voorhoofd deppen uit de druppels valt inkt te destilleren om een vers gedicht mee te schrijven
over wat in de bovenkamer groeit geen wartaal maar nieuwe werkelijkheid in een beter bestaan
als hij weer gezond en wel stevig op zijn voeten kan staan ijskoud zeil hem niet meer deert
Ik wens jou’n spoedig herstel toe ouwe…zodat de zondag opnieuw’n pomdag is…en and’re dichters’em beschrijve…vol schrijve…bol schrijve…pom schrijve…net nu dat jij die geen zondag asof’et elke zondag’n feest maar geen zondag voor jou behalve dan’n dag zo gewoon’n doordeweekse dag net’n ietwat verheve de zevende dag…
maar jij mag’m nie zo noeme geen zondag slechts‘n alledagse urenvreter zo gewoontjes tot jij beter tot opperbest en’n zevende dag‘n zondag mag zijn die dag net verheve ‘n pomdag pomgedichtendag
maar nu nie omdat’et nie elke zondag ‘n feest is as jij ziek bent
Dokter kan me niet genezen een diagnose heeft hij wel de uitslag is net binnen
ik zit niet lekker in mijn vel frustrerend, maar ik trek het me niet aan
de dingen gaan zoals ze gaan hij op zijn zeilboot met een fijn glas wijn, dankzij zijn
handel in mijn probleem ik in de kroeg met een biertje stijf onder het eczeem
Ton Huizer
ga maar even liggen het regent toch maar buiten en op je rug kijk je ook weer anders tegen alles aan, op je zij ook trouwens en ongemak bevestigt je bestaan
Vera van der Horst
Pom, ik wens je beterschap. Met dichterlijke groet. Rik
Zorg
De dichter van de zondagochtend laat dichters rusten in het thema
geen goud of zilver in het schema maar beterschap en genezing
het universum zal zorg dragen voor de gezondheid van Pom.
Rik van Boeckel 25 september 2022
reinheid rust en regelmaat
‘je handen stukwassen’ hoort wie het zegt
op tijd naar bed tja…
met regelmaat een borrel daar zit wel wat in
anke labrie 25-09-2022
(toch nog maar een ‘pommetje’ vandaag én natuurlijk beterschap gewenst)
De ene hand verkrampt om mijn pols zijn hoofd boort dieper in mijn armholte om alsnog het geluid te dempen hij ligt ontroostbaar en klein in mijn armen
bommen, bommen, klinkt het gesmoord zijn zó onmenselijk hard zo’n geluid zou niet mogen bestaan in de stem mijn vader, een jongetje van elf jaar
bijeengedreven dieren onder de donkere keldertrap het stinkt naar angstzweet wijd open ogen, fluisterend bidden wordt luider geluid van bommenwerpers steeds dichterbij maar hij is niet bang, hij is boos hij wil op het dak van de tuinschuur klimmen schreeuwen, vechten, terugschieten
dit gebroken kind ligt in nu mijn armen hij heeft een luchtbuks in zijn andere hand rood doorlopen ogen kijken mij aan nu vecht ik terug als ze komen
mijn vader en ik we wachten samen, naast de tuinschuur het diepe brommen van bommenwerpers slaat kraters in stilte vandaag, de herdenking van ‘de Slag om Arnhem’ 17 september 1944
parachutisten zweven vredig als bloempluisjes naar beneden in het hoofd van mijn vader vallen nog steeds bommen ik zie zijn arm strekken, schieten voor vrede ik sta erbij en kijk ernaar en zie dat oorlog alleen oorlog baren kan
Wanneer ik binnen sta valt het nog niet zo op. Het lamplicht houdt de schemering buiten. Eenmaal de voordeur door, de morgen in, ontkom ik er niet meer aan. De hemel is bewolkt. Er waait een wind, die aankondigt, dat het weer om zal slaan. Ik fiets de straat uit onder een onmiskenbare dreiging. Het voelt bijna dierlijk. Het onheil dat onafwendbaar nadert. De eerste druppels vallen op mijn gezicht. Ik wil het niet, maar moet denken over het aantrekken van een regenbroek. Het is koud en het waait hard. Fiets ik nog even door, met het risico dat het losbarst en ik de halve dag met een koude, natte broek rondloop, of stap ik af en trek hem aan? De overweging duurt in werkelijkheid dertig seconden. Het lijkt veel langer. Dan stap ik af en trek mijn regenbroek aan. Ik stap terug op en fiets geagiteerd door. Intussen is het gestopt met miezeren. Ik kom op mijn bestemming aan en baal ervan, dat ik toch weer mijn regenbroek heb aangetrokken, terwijl dat niet nodig was.
Op zulke momenten weet ik dat de enige reden, dat de regen niet doorgezet is, is dat ik mijn regenbroek aangetrokken heb. Want als ik dat niet gedaan had, dan was het losgegaan en was ik zeiknat geregend. Dat is een wetmatigheid. Zoals er wel meer zijn in het leven. Het is de overweging iets schijnbaar overbodigs te doen voor in het onwaarschijnlijke geval, dat er toch iets voorvalt, dat je dan achteraf had kunnen weten. Als een soort verknipte voorzienigheid. Je tegen wil en dank wapenen tegen het onwaarschijnlijke. Dat zich openbaart in een kleine kastijding. Dat ik uitgelachen word, omdat ik doe wat er van me gevraagd wordt, terwijl ik er geen zin in heb, maar ook gestraft zou worden als ik het niet zou doen. Het is geen situatie waar je voor kiest in terecht te komen. Factoren waar ik geen invloed op heb, veroorzaken haar. Daarin erken ik het bestaan van God. Een almachtig wezen, dat plezier schept in het voorleggen van schijnbaar onbeduidende, onoplosbare dilemma’s. God, die plezier schept in mijn futiele worsteling als mens.
Een speelgoedversie van zichzelf. Terwijl hij droomt van de tijd, dat hij zijn tranen nog niet als regen over de wereld hoefde uit te storten, ten gevolge van wat hij geschapen had. Een herinnering aan de onschuld van ooit. Maar de appel van het raadsel zonder antwoord was te verleidelijk. Ook voor hem.
Je stralen verwarmen me Breken In het glas Op tafel
Ik neem nog een slok En blijf drinken Tot je weer verschijnt Vanaf het moment dat je verdween, heb ik dorst
Ik drink bier Drink wijn Drink whiskey En water met paracetamol Maar jij komt niet terug Nog niet
De dorst wel En ik drink En blijf drinken In de morgen aan de keukentafel Na twee scotch met ijs is de depressie verdwenen Verlaat ik me op logica Neem nog een borrel Nullen en enen En weet hoe het zit
Jij bent ontstaan uit sterk water Staat nu ergens in een weckpot Ik kijk rond me Maar durf niet naar de kelder Waar de jampotten staan Beter er nog één achterover te slaan
Het daalt Ineens voel ik het anders Het is duidelijk waarom ik drink Dat is omdat je dan weer terug komt Je kan elk moment de kamer binnenstappen Of ik de kamer uit En dan zul je daar zijn
Maar ik kom de kamer niet uit Ook jij verschijnt nog niet Nog één dan en nog één in het verschiet Tot de morgen
Wanneer je verschijnt na de nacht Lig ik allang met mijn kop op het hout Me dromend afvragend Waar het fout gelopen was De keel in Of de gootsteen
Je stralen verwarmen me Breken In het glas Op tafel
VON SOLO
dat het in de kunst toch zo vaak van het zelfde is – dat eeuwige verlangen – regels van trio bier – als het glas is gesneuveld… zingt de zanger – de dichter schrijft: je stralen verwarmen… breken in het glas. aan de woorden van VON nog maar eens die prachtclip van trio bier toegevoegd – na een zo prachtig avondje in de roode bioscoop waarin de vier van het trio tot diep in alle vezels gevoelde en door het publiek euforisch meegezongen romantische werk ten gehore bracht. wat zijn ze goed die jongens. een in en in droeve sax, een heerlijke basgitaar, de accordeon ontbreekt niet en jan eilander voor de woorden uit – springend op zijn 63ste. soms helemaal hazes dan weer helemaal de zware zwarte romantische maar de gehele ruimte beheersende innemende klanken van Trio Bier.
Beste Pom, De dichteres en schrijfster Hiltje Hettema is vorige week woensdag op 87-jarige leeftijd overleden. In januari van dit jaar, toen ze net gehoord had dat ze ongeneeslijk ziek was, schreef ik deze tekst voor haar. Bij deze nogmaals, groet, Merik.
Voor Hiltje
Uit de verte kenden we elkaar ergens van. Er klonk een trompet en een roffel.
Je maan betoverde je, dacht ik. Dus zwierf je in je tentje langs stad en land tot in Polen.
Af en toe een liefdesbrief aan een viooltje, schreef je, aan een zwaan, een hond, en aan iemand die ik als je zoon herkende.
Waar blijf je ? Je danst je volksdans, je muziek, je gedichten.
Januari-september 2022
VRIESKOU
Dan blaas ik bloemen van de ruit De warme damp, mijn adem, maakt dat ik weer verder kijken kan. De nieuwe Ooster, rondom sloot Waar doden rusten De andere kant. Hoe lang houd ik herinneringen in mijn hand Als ook de lijnen van je gaan vervagen.
het klotst, het spat de roes dat is het leven succes de stemming die blijft stijgen voor de ridders van het late uur rond de steeds gevulde graal zolderkamers zijn kastelen een fietsenstalling een paleis een and’re barkruk weer een mijlpaal adamsappels rollen over de randen van het hemelrijk gesprekken zo goed als ingedaald gezeik het houdt niet op het laat niet af en dan nog eentje dan en dan en dan de nacht de straat de wekker en het bed met tegenzin weer tegen de verveling in