
Zaterdag. Marktdag. Maar het is stil op de Nieuwe Rijn. Druilerig stil. Bij de visboer zelfs staat geen rij. Ondertussen voel ik de regen me ijskoud op het lijf plakken. Compleet doorweekt. Binnen een minuut of twee. Zonder jas weliswaar; helemaal niet slim, maar toch – heel eventjes dacht ik. Pijpenstelen. Ik ga voor een dikvette rooie poon die door het blauwbekkende meisje, na het beest eerst bibberend te hebben afgewogen, met stramme vingers overdreven keurig wordt ingepakt. Ik verheug me. Heerlijk met romige witte wijnsaus. Uit de oven. In de ruwstalen braadpan kan ook. Naturel op het vuur. In boter gebakken.
¨Anders nog iets?¨ Ik twijfel. Twee oesters? Drie misschien? Een opgeprikte dame klaagt dat de sashimi vorige week niet goed was bevallen en eist genoegdoening. Klaagzang. Het is zo’n type die je in de Appie met d´r volgestouwde kar bij de kassa het vel van hielen rijdt. Geen zin om het geneuzel nog verder aan te moeten horen, betaal ik contactloos en loop gniffelend richting Koornbrug waar het vorige week op de drijvende ijsbaan nog een drukte van jewelste was. Vallen en opstaan. Geen vertier vandaag. Geen ziel te bekennen. Ook hier niet. Niks dan natheid. De ijsbaan afgebroken. Ik scharrel nog een rondje langs de overkant voor haricots verts, shiitake en een rijpe avocado om even later de voordeur achter me dicht te trekken. Ik hoor de dame met klik klakkende hakken op de glad geworden klinkers parmantig voorbij tippelen. Voldaan. Ach ja. Het is maar waar je blij van wordt. Hoog tijd voor een warme douche. Morgen is de hemel blauw.
Peter Berger
























