Mestoverschot
Op het oude Kerkpleintje in Gendringen zag ik hem voor de eerste keer.
Een jongeman van een jaar of vijfentwintig, in een beetje te ruime, blauwe ribfluwelen broek, blauwe sportschoenen, een fel rood poloshirt en een zeer klein brilletje op een spitse neus.
Hij groette mij verlegen en vroeg me waar een gelegenheid was om zijn behoefte te kunnen doen.
“Een grote of een kleine?”
“Een grote, mijnheer, ik heb een enorm hoge nood”, en zenuwachtig draaide hij met zijn linkervoet door de kiezelsteentjes van het plein.
“Nou, café De Waggel hier aan de overkant is open. Het zal je een consumptie kosten, maar dan ben je ook weer van alles verlost.”
“Eh… mijnheer, ik kom uit Den Haag en ben hier voor het eerst.
Is het teveel gevraagd als ik u vraag om met mij mee te gaan?”
Ik kreeg een beetje medelijden met hem, en om het ijs te breken zei ik: “Stop eerst nou eens met dat gemijnheer, Joop is mijn naam”, en ik stak mijn hand naar hem uit.
“Bart”, sprak hij, al minder verlegen, en ik kreeg een slap handje.
“Ach, er zijn ergere dingen”, deed ik voor mijn doen komisch, maar hij zag daar de humor niet van in en knikte maar wat.
“Zie je Joop, ik moet voor een sollicitatiegesprek naar het Gemeentehuis, maar ik was een beetje te vroeg zodat ik nog wat door het dorp wandelde.
En plotseling kreeg ik kramp in mijn buik en daarna een enorme aandrang. Zenuwen voor de sollicitatie, denk ik.”
“Nou, vlug dan maar naar De Waggel, dan praten we daar nog even verder.”
Binnen twee minuten zat ik aan de bar bij Rick terwijl Bart als een speer meteen was doorgelopen naar het toilet.
“Al zo vroeg aan de drank Joop”, vroeg Rick toen ik twee pilsjes had besteld.
Ik rekende er maar op dat Bart ook wel een pilsje zou lusten.
“Nou vroeg, zo vroeg is het nu ook weer niet. Het is al weer half drie”, en gretig hapte ik het eerste kwart van de inhoud van mijn glas.
“Wie is die knaap die je daar bij je hebt?”, vroeg Rick nieuwsgierig. “Hij is niet van hier want ik heb hem nooit eerder gezien.”
“Nee, hij komt uit Den Haag en is voor een sollicitatiegesprek bij de Gemeente uitgenodigd. Hij had echter hoge nood vandaar dat we op dit uur komen binnenvallen.”
“Dus hij sprak jou aan omdat hij hoge nood had. Dat kan hij zelf toch wel regelen, daar heeft hij jou toch niet voor nodig?”
“Ach Rick, een beetje verlegen, hij is hier voor het eerst in die verre Achterhoek denk ik. Dan heb je een beetje houvast nodig”, vergoelijkte ik.
Inmiddels was Bart opgelucht en wel naast mij komen zitten. “Ik heb vast een pilsje voor je besteld Bart. Geen bezwaar toch zeker?”
“Een…. een pilsje”, stotterde Bart. “Maar over een uurtje heb ik mijn sollicitatiegesprek. Zullen ze dat niet ruiken?”
“Natuurlijk zullen ze dat ruiken jongen”, sprak Rick. Hier in de Achterhoek is dat een aanbeveling voor een geslaagde sollicitatie. Neem de geur van drank en mest met je mee bij zo’n gesprek en gegarandeerd, je wordt aangenomen.”
“Naar welke functie solliciteer je eigenlijk Bart?”, vroeg ik geïnteresseerd.
“Afdeling Milieuzaken”, was het antwoord. “Speciaal belast met de controle op het illegaal uitrijden en storten van mest.”
“Dan zal je hier wel niet veel vrienden maken”, deden Rick en ik bijna gelijktijdig. “Jouw voorganger is hier na vier maanden al weggepest.”
“Gelul, denken jullie dat ik me hier laat wegpesten? Door zo’n stelletje boeren uit de Achterhoek?
Wij uit de Randstad hebben wel voor heter vuren gestaan. Als je immuun wilt worden voor pesten dan moet je maar een jaartje in Den Haag komen wonen.”
Tot onze verbazing wond Bart zich zienderogen hoe langer hoe meer op.
“En nu moet ik weg anders kom ik te laat.”
Nadat hij de rest van het glas bier achterover had geslagen, beende hij driftig het café uit.
Rick en ik keken elkaar aan en barstten in lachen uit.
“Wat een figuur”, sprak Rick. Is iedereen in Den Haag zo gauw aangebrand?
Het zullen de zenuwen voor die sollicitatie wel zijn.
Weet je wat Joop, we nemen nog een pilsje op mijn rekening, dan betaal jij die ene van Bart, want hij heeft zijn pilsje niet betaald.”
“Verrek Rick, dat is inderdaad waar. En zo’n figuur moet controle gaan houden op de illegale meststort.”
“Ja, en het ergste is dat hij de eerste is in mijn lange loopbaan die hier illegaal mest heeft gestort. Schijten en niet betalen, het is me wat.”
Toen ik een uur of twee later weer buiten stond zag ik Bart in de verte bij de bushalte staan.
Ik zwaaide naar hem en hij zwaaide vrolijk terug.
“Aangenomen?” riep ik naar hem.
Hij knikte opgetogen.
Toen ik door wilde lopen riep hij me echter. “Zeg Joop, ik moet dat pilsje nog betalen. Hoeveel was het?”
“Laat maar zitten Bart. Rick en ik vinden het veel te leuk dat jij de eerste illegale meststorter in zijn café bent geweest.”
Hij keek mij eerst vragend aan, toen begon hij te lachen en vrolijk schudde hij mij de hand ten afscheid.
Toch een aardige jongen die Bart. Een beetje heetgebakerd, maar dat zal de leeftijd zijn.
Ik ben echter benieuwd hoe lang hij het als controleur bij Milieuzaken zal uithouden.
Ik vermoed dat heimwee naar Den Haag hem de das om zal doen.
Joop Komen
vandaag de hand van MIRJAM AL: ‘“Kappen nou, Nero, af !!”…’

Hoi Pom,
Omdat ik het morgen druk heb, nu alvast de inzending voor pomgedichten op woensdag
Dit keer zend ik weer een stukje van de hand van Mirjam Al in.
Zij beschreef een belevenis op de herdenkingsavond van 4 mei. Voor pomgedichten. In de bijlage, groet, Merik
Nero
Comfortabel zit ik die avond in mijn tuinstoel.
Het is zo tegen achten. Deze avond is de herdenkingsavond.
Op de Dam, op de Waalsdorpervlakte, op tal van plaatsen waar aan de gruweldaden wordt teruggedacht. Er worden gedichten gezegd en men musiceert.
De merel houdt op met zingen en in de verte klinkt een trompet.
Dan is het volkomen stil, roerloos.
Slechts enkele seconden, want plotseling verheft zich achter de schutting een groot en dreigend blaffen. Dit is een groot exemplaar hond, denk ik nog.
Dan een zware mannenstem die zegt: “Kappen nou, Nero, af !!”
Het blaffen wordt wat dunner en komt tenslotte na een zacht gejammer tot stilstand.
Ach was er zo’n tachtig jaar geleden maar iemand geweest die op luide toon geroepen had:
“ Kappen nou, Nero, af !! “
Maar het heeft niet zo mogen zijn.
Mirjam Al
Peter Posthumus: wat is er niet bezweken onder het eigen gewicht?
wat is er niet bezweken
onder het eigen gewicht

de imploderende illusies
wat is er niet overhoop gehaald
aangejaagd en opgeblazen
weggezakt en afgebrokkeld
afgevoerd en weg gestort
wat is er zichtbaar, tastbaar
en nog bruikbaar
nu het stof in de mist
is verdwenen
nu de nevels zijn verwaaid
wat is er niet bezweken
onder het eigen gewicht
precies, dat is dat éne
onbeschrijflijke
allesomvattende gedicht
Peter Posthumus
Karin Beumkes: ‘donker wordt de nacht die mij kent. …’

Ooit beleefde ik deze dagen in het echt. De tijd van afschuwelijke katers en verloren dagen, daar ga ik verder maar niet al te veel over zeuren, want het is nu en het is mooi. Het leven is mooi.
Liefs
Karin
Smirnoff days
Kassameisje kijk naar mij je hebt misschien teveel gekeken
jij hebt je lipstick
ik de fles
jij verkoopt cola
ik verkoop opnieuw mijn ziel
dwaas is de nar die mij kent.
Ik ben de dronkaard
tien borrels passen precies in een vogelhuisje
ik hou van mijn tuin.
Over een kwartier zwerft de laatste fles
toch geschonden naar huis
en donker wordt de nacht die mij kent.
Muziek: Liesbeth List – Heb het leven lief https://youtu.be/YMUc8WrxPss
FRANS TERKEN wint de enig echte virtuele – naar een regel van Karel Wasch – ‘Het stond er echt’ trofee op pomgedichten punt nl – gouden woorden in een gouden gedicht


Zo’n dag dat je woorden leent
van een dichter die je dierbaar is
maar ze eigenlijk niet terug wilt geven
dat het een soort van stelen lijkt
je wast je handen in taal
om je onschuld vol te houden
hoe het bijna bekennen is als je zegt
het stond er echt : “een zeker echoënde
zachtheid van toon in mijn werk” *
je weet blind op welke bladzijde
gedrukt staat wat hij schrijft
het is te mooi om niet dicht bij je te houden
al weet je diep in jezelf
er zijn er voor minder opgeknoopt
toch houd je vol en deelt het
je drukt aan je hart wat je koestert
en doet er in stilte het zwijgen toe
hoogstens een zucht over de lippen
© FT 12.06.2021
*Karel Wasch, ‘Een zuchtje in de lucht’,
in Het geluid van denken
–>
een waar en prachtig eerbetoon aan de woorden van Karel Wasch. een mooi een-tweetje in voetbaltermen. en het stond er echt. in Het geluid van denken. het is heel moeilijk om een raak eerbetoon te schrijven. wat wel wat niet, met welke woorden schilder je de verwondering en de bewondering. zelden zag ik een lofbetuiging mooier.
- Petra Maria: of dit alles niet bedoeld is niet voor mij
- Frans Terken: het stond er echt : “een zeker echoënde zachtheid van toon in mijn werk”
- Rik van Boeckel: het leven een korte dooddoener
- Cartouche: een kruis een hart een blaf
- Peter Posthumus : zoals het klinkt
- Anke Labrie: haar mond voorbij gezwegen
- Ien Verrips met de wind die aan haar woorden knaagt
wie wint de enig echte virtuele – naar een regel van Karel Wasch – ‘Het stond er echt’ trofee op pomgedichten punt nl?
deze week schreef ik een recensie bij de nieuwe prachtbundel van Karel Wasch “toen dichters over engelen droomden”– aan het slot van mijn recensie verwees ik naar blz. 35 van de bundel waar het gedicht ‘Het stond er echt’ te lezen is. deze regel van Karel nemen we deze week als uitgangspunt van de zondagochtend wedstrijd op de pom. wat stond er echt? waarover verbaasde u zich ooit en waarover kwam u eigenlijk niet uitgesproken – over die glorieuze of hemeltergende verbazing lezen we u graag terug deze week – u mag natuurlijk ook over uw eigen engel dromen en die droom delen met ons – dat mag altijd – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

zij antwoordt wel
nee verder kon ik niet
snoof tegen de sterren op en voelde
het bloedt uit mij
en waar ik kroop
kon zwarter bloed niet zijn
ik was langzaam aan het sterven jongen
ik rook de meeuwen niet
niet meer het huis waarin ik woonde
en ook de dagen niet daarna
ik leef nog na
pom wolff

zoals de theekopjes
het versleten dienblad
verdragen
het gordijn
een streepje ochtendlicht
op het tafelblad neervleit
ik met jou door hoog gras
en krakend zonlicht
andere tijden bewandel
of dit alles niet bedoeld is
niet voor mij
ligt daarin dan misschien
het geluk van mijn
verbazing
petra maria
–>
Ha mooi werk van de dichters bij de inspiratieregel van Karel Wasch – HET STOND ER ECHT! toch elke week weer een onbegrijpelijke hoeveelheid moois op de vroege zondagochtend op de pom. kleinzoon uit berlijn in the house – dus ik moet voor het eerste ochtendgekraai de commentaren doen – op schieten dus: petra zo kan het ook:
vandaag nog leek het
of dit alles niet bedoeld is
niet voor mij
ligt daarin dan misschien
het geluk van mijn
verbazing
dat ik met jou door hoog gras
en krakend zonlicht
andere tijden bewandel

Ligt de wereld aan de tenen
trillen de handen met verdenking
likken tongen beeldspraak in
de natuur reset de levenden
begraaft de doden in de tijd
filosofen lijken op te staan
je gaat maar een keer dood
soms keer je sneller terug
als het hart eens gebroken is
het leven een korte dooddoener
het duurt lang om honderd te worden
in miljoenen verzonken herinneringen
deze engelen van de eeuwigheid
dromen en dansen zonder dralen
langs het universum van elk millennium.
Rik van Boeckel
12 juni 2021
–>
‘het duurt lang om honderd te worden…’ hahaha laat rik maar los op de tijd en er vliegen poëzie-engelen voorbij. een fraaie optekening in zeer originele beelden door Rik vandaag op de engelen – die uit zijn leven – die zijn hart brak – die voor ons allemaal – die uit de mooie laatste strofe van dit gedicht –
die ene gekke engel die enge engel die zich willem noemt, die afgekeurde dansleraar – die niet – die kan de covid krijgen.

Wonderlijk
De zon dook een ogenblik onder achter een wolk
schaduw viel over een dode hoek, een stuk aarde
een vlaag kwam fluisterzacht langszij, een gezicht
al wat binnen een tuin te vinden hield zijn adem
de droogbloemen binnen de kring van stenen
beschut door een opgeschoten bamboehaag
hoe ze waarlijk tot leven kwamen, het bosje
en de geciseleerde ovalen houten schijf
– in de vorm van een koningscartouche –
waarop in viltstift tast- en zichtbaar
werd een kruis een hart een blaf
† 22-06-2020 💓 Cartouche
het stond er, jij was het
levensecht
12-06-2021
Cartouche
–>
een totaal onleesbaar gedicht met een ultiem verrassend geestig slot – een hondje. ja zelfs als cartouche onleesbaar schrijft is ie goed te pruimen. cartouche houdt van decor – ik minder – daarom leven wij ook in een permanente staat van poëzieoorlog – wat cartouche aankleedt wil ik uitkleden – om met de taal te beginnen – dan volgt het meisje later wel.

zoals het klinkt
voor wat het is
geen woorden
ieder woord een oproep
nu alles kan
en gaat gebeuren
Peter Posthumus
–>
mysterieuze taal bij een mysterieuze opmerking – het lijkt me een interessant tiepje dat de woorden schreef – een omgekeerde Heij –
Zeij zoekt het onbegrijpelijke ene en niet zoals jolies het onbegrijpelijke vele.

zo
vaak
haar mond
voorbij
gezwegen
op weg
naar goud
in ivoren torens
gewoond
de koningskroon
voor zilverlingen
ingeruild
het bleek slechts
wisselgeld
anke labrie
(uit ‘Aan de oevers van de droom’ 2002
galerie/uitgeverij ‘De Roos van Tudor’ Leeuwarden)
–>
die bijna jan arends karigheid in taal werkt heel goed in dit gedicht met die prachtige eerste strofe. ik zelf zou kiezen voor het evenwicht om die eerste strofe als derde strofe te plaatsen – want na zo een briljantje is het moeilijk de andere woorden net zo mooi te laten schitteren.

dolend zocht ik naar een wijze
die mij leiden zou
de wind die aan mijn woorden knaagt
vermaalt en waait waar ik niet
heen kan gaan
totdat de stilte wakker werd
mijn spreken brak
Ien Verrips
Ien wentelt zich in stilte, laat de stilte ontwaken , in de wereld en in haar – ze wordt er stil van. ik ook een beetje. Karel Wasch de dichter van de stilte heeft er een poëziezusje bij. ’toen je stilte stuurde’ lijkt me hier een toepasselijk schrijven.

Xxx
Opnieuw verbaasd
Ben ik misschien een mens
gedirigeerd door de natuur,
of is het dat ik als zomerkind
ben geboren. Want altijd weer
smeulen mijn zorgen weg
bij het eerste zonnegloren
waarna de middagzon
mijn vuur en vlam ontsteekt
en de zwoele avond
elke weerstand in me breekt.
vera van der Horst
ja helemaal mee eens Vera – dank je voor inzenden, mooie afsluiting van de wedstrijd met die prachtige regel van je.
‘of is het dat ik als zomerkind
ben geboren…’ FT gaat vandaag glorieus winnen. prachtige woorden in een prachtig gedicht.
Yvonne Koenderman: ‘Ik koester zoals ik koesteren kon…’
Hedenochtend Nederlandse taalles van PLOOS: ‘En 100% ergens voor gaan is allang niet meer genoeg. Je ging ineens ergens 110% voor en toen 200%. Maar je hebt altijd baas boven baas: er zijn er nu die gaan voor 1000% of meer voor het een of ander.’

Niet-economisch taalgebruik
Eerst even dit. Economisch betekent (niet alleen in financiële zin): spaarzaam, effectief, efficiënt.
En ik breek een lans voor minder minder minder vanwege het alsmaar meer.
Nog geen decennium geleden zeiden we het zo: “Ik ben groter dan jij”. Dat veranderde. We zijn gaan zeggen: “Ik ben groter dan jij bent.” Nu zeggen we praktisch allemaal: “Ik ben groter dan dat jij bent.”*
Anglicistisch taalgebruik. Daarover later misschien meer.
Een bekende Nederlandse bioloog zei in 2015 op tv: “Ja nou, dan zou ik als bioloog moeten zeggen dat Belgen een ander soort van mensen zijn dan dat Nederlanders zijn.”
In 1Vandaag van 31 mei van dit jaar zei een deskundige op het gebied van tinnitus: ”(…) dat de ene persoon er meer last van heeft dan dat de andere persoon dat doet.”
Heel gewoon geworden: “een bos met bloemen”, “een plas met water of: “Hij ging van de ene winkel naar de andere winkel”, “Het is het ene woord tegenover het andere woord”, “vanaf jongs af aan”…
En 100% ergens voor gaan is allang niet meer genoeg. Je ging ineens ergens 110% voor en toen 200%. Maar je hebt altijd baas boven baas: er zijn er nu die gaan voor 1000% of meer voor het een of ander.
Let maar eens op: alles wordt breed gerekt.
Wat hierboven vet gedrukt is kan gewoon weg.
Je zou kunnen zeggen: jottem, er zijn ook mensen die de boel prettig inkorten. Maar ja…
“Op een steenworp afstand van” wordt nu “op een steenworp van”. En zo had men het bij Hart van Nederland vorige week over Nijmegen dat door het dólle was. Waar is heen heen, dacht ik.
“Bij wijze van spreken” (of welk werkwoord of zelfstandig naamwoord je voor spreken ook wilt invullen) is nu vaak “Bij wijze van”.
Een professional is tegenwoordig een “pro”. Wat mij betreft is dat wel heel erg zuinig taalgebruik. Pro is een voorzetsel, iets dat uitdrukt dat je het ergens mee eens bent of het is een voorvoegsel. (In het Nederlands –anders dan in het Engels– kort je overigens nooit een woord af na een klinker; je hebt tenminste een medeklinker nodig om enig idee te hebben om welk woord het gaat, als iemand begrijpt wat ik bedoel.)
Een laatste en dan houd ik erover op. De roaltydeskundige van RTL Boulevard mevr. Marcella vindt kennelijk dat ‘koninklijk’ spilziek taalgebruik is: zijn zegt “koonlijk”. Archaïsche, geaffecteerde spraak. En fout.
Magneettaal. Ik meen dat Van Dis die term niet zo lang geleden introduceerde bij Op1. Het zwaan-kleef-aan-effect noemde ik het tot dan toe. Mensen horen iets op tv (veelal bij de commerciële zenders), ’t klinkt aantrekkelijk want trendy of anders. En in een mum van tijd is er een ongecontroleerde taalolievlek.
Er is nog veel meer dat weg kan. Ook daarover later misschien meer.
HD
6 juni 2021
_______________________________________________________________________________
*Aan dit verschijnsel zou nog een andere oorzaak ten grondslag kunnen liggen. Lang geleden leerden we dat “Ik ben groter dan jou” fout was. Als je de zin langer maakt met een persoonsvorm, hoor je vanzelf hoe het wel moet. Dat zou door een slimmerik met liefde voor taal gesuggereerd kunnen zijn op radio of tv.
hd
VON SOLO en de VISBOER uit Crooswijk

Drie jaar geleden kochten we een huis. Het huis werd toen nog bewoond door een voormalig visboer en zijn vrouw. Mevrouw Solo had al jaren een oogje op het pand en was terloops in gesprek gegaan met ‘de visboer’. Deze had gezegd, dat hij het huis wel wilde verkopen en noemde zijn prijs. In paniek belde mevrouw Solo me op en een halve minuut later was mijn antwoord: ‘Ga dan nu maar terug naar de visboer en zeg dat we het kopen.’ Zo begon een project, dat een jaar zou gaan duren. De eerste stap was een koopcontract. We waren het er over eens, dat we dat zonder makelaar zouden opstellen. Ik zou het contract verzorgen. Vanaf het eerste moment, dat ik bij de visboer binnen stapte om af te stemmen, had ik het gevoel op mijn hoede te moeten zijn. Ik kende hem enkel van de verhalen. Dat het geen makkelijke man was. Maar ook geen slechte man, volgens sommigen.
Tien jaar geleden had ik hem partij zien trekken voor een moslimgezin, waarvan de vrouw een boerka droeg en dat lastig gevallen werd door een dronken man. De visboer en de dronkenlap waren aan elkaar gewaagd. Het was een licht ontvlambare situatie en ik bleef staan kijken. Nadat de eerste klappen gevallen waren, vluchtte de dronken man naar zijn auto, op de voet gevolgd door de visboer, zijn zoon en ik. De visboer greep de man door het open raam naar de keel, terwijl ik probeerde de sleutel uit het contact te wrikken. Toen de man er toch in slaagde de auto te starten, sloeg de zoon met zijn blote handen de ruit aan de passagierszijde in. Het gelukte de dronkaard echter toch weg te rijden. De politie was echter al gewaarschuwd en reed de man honderd meter verderop klem. Voor zover mijn persoonlijke indruk van de visboer. En nu mocht ik met deze man een contract opstellen voor de verkoop van zijn huis.
Om de koop zeker te stellen, had ik me voorgenomen me meegaand op te stellen. Hij leek me namelijk een man, die om niks de zaak zou kunnen laten klappen. Zo iemand, die als je ook maar verkeerd kijkt, zonder reden de deur dichtgooit. In de praktijk kwam het erop neer, dat het veel koffie drinken was en luisteren naar verhalen. Maar ook merken, dat je op de proef gesteld wordt. Hij liet ongemerkt merken, dat ik op mijn tellen moest passen. Hij was als een dier dat angst kan ruiken, dat je beter kent dan jij jezelf. Op een keer haalde hij, terwijl zijn vrouw protesteerde, een Browning GP uit de lade aan de grote tafel en stak me die toe. Ik nam het pistool, waar het serienummer uit gevijld was in de hand en haalde het magazijn eruit en trok de slede naar achter om vast te stellen of het schietijzer nog een patroon in de kamer had. Dit alles alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. We hoorden verhalen over hoe hij van school getrapt was, hoe hij opgroeide in Crooswijk, hoe hij bij het abattoir werkte, de papegaaien van vijfduizend gulden die hij in de schuur had gehad, hoe hij zijn winkel runde, hoe zijn huis beveiligd was als Fort Knox. Bravoure alom. En bij alles knikte ik begripvol en deed waar mogelijk een duit in het zakje. Het waren verhalen die je misschien wel wil geloven, maar waarvan je verstand zegt, dat ze niet helemaal kunnen kloppen. Als ik de deur weer uit ging had ik telkens het gevoel dat het midden hield tussen een hele handige jongen en een prooi die op het nippertje ontkomen is.
Uiteindelijk hebben we het spel schijnbaar goed gespeeld en is de koop gesloten geweest. We hebben de visboer nog twee keer gezien. Het eerste jaar dat we er woonden op de jaarmarkt bij ons voor de deur. Ze hebben toen het geheel verbouwde huis bekeken met enige melancholieke verbazing. Het jaar daarop liepen ze weer langs. De visboer kwam niet goed meer uit zijn woorden. Hij had een beroerte gehad. Laatst vroegen mevrouw Solo en ik ons af of de visboer nog in leven zou zijn. En op zo’n moment wil ik daar eigenlijk helemaal niet meer over nadenken. Ik heb geprobeerd de man uit ons huis te bannen en uit mijn geheugen. Dat terwijl ik toch met gemeende interesse naar zijn verhalen geluisterd heb. Was dat dan allemaal gespeelde interesse met als doel een banale zakelijke transactie. Of is het dat gevoel dat je niet thuis kunt brengen. De dingen van een ander, die je niet in jezelf wil zien, terwijl je door de ogen van een derde persoon kijkt. Te hopen dat iemand niet slecht is, maar te voelen dat er ongeluk is, dat je zelf nooit zou willen dat je overkomt en dat je daarom afstand doet nemen. In de hoop dat voor jezelf alles goed blijft.
Je schrijft je verhalen naar waarachtigheid. In de nacht komen de opportunistische omissies vragen om publicatie. Je brandt salie en veinst vergeetachtigheid.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
KAREL WASCH nieuwe dichtbundel TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN – steeds weer die prachtige beelden in poëzie, die A.L. Snijders achtige korte verhaalstructuur waarin poëzie wordt gegoten én in een adembenemende stilte tot leven wordt gebracht.

KAREL WASCH nieuwe dichtbundel TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN – steeds weer die prachtige beelden in poëzie, die A.L. Snijders achtige korte verhaalstructuur waarin poëzie wordt gegoten én in een adembenemende stilte tot leven wordt gebracht.
Het is weer het snoepje van de week dat ik in mijn brievenbox mocht aantreffen. En dat in deze tijd van corona en kunstafbraak. We spreken over Karel Wasch, over zijn nieuwe bundel TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN – de ondertitel luidt: ‘gedichten met een vleugje wanhoop’ – heerlijk uitgegeven door uitgeverij In de Knipscheer – 34 gedichten lekker ruim verdeeld over 62 bladzijden – geen geprop: alle hoofdstukken, gedichten, titels en regels te lezen in ruim bemeten wit. Leest lekker. Maar Karel Wasch lees je niet voor de lekkerte. Karel Wasch is ook geen lekkertje. Karel Wasch is een dichter die bundel na bundel steeds opnieuw bewijst dat hij tot de absolute top van het Nederlandse dichtersgilde behoort. Dit keer las ik in één ademhaal de hele bundel om pas na het lezen van alle vierendertig proza-achtige poëzie gedichten verbluft te kunnen uit blazen.
Een opmerking nog vooraf aan de recensie: als u een klas leerlingen moet uitleggen wat het verschil is tussen poëzie en proza dan raad ik u deze bundel van Karel Wasch aan als verplicht leesvoer voor uw leerlingen. Het is nog nooit een leraar Nederlands gelukt om genoemd verschil zonneklaar aan leerlingen over te brengen of te verduidelijken. Karel Wasch’ poëzie in deze bundel houdt precies het midden tussen wat je proza zou kunnen noemen en wat poëzie.
Nog een opmerking vooraf – de bundel staat bol van stilte. We lezen over heel veel vormen van stilte in de teksten: over bijvoorbeeld de geluidloze vleugel (piano) die bij een verhuizing van heel hoog naar beneden stortte. Weet u wat voor dag het was toen dat ding naar beneden donderde?: leerlingen let op hier komt iets van poëzie!: ‘er hing een lucht van droge verrotting en verdroogd papier…’ zo een dag was het. En leerlingen let op! meteen na dit fenomenale beeld in poëzie komt er iets van proza – fenomenaal proza. De dichter – een toevallige passant bij het pianospektakelgebeuren – sloot zijn ogen – zo lezen we – ‘genoot nog minuten van iets dat het midden hield tussen het slotakkoord van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band en Götterdämmerung van Wagner.’ Zie daar twee poëzie/proza fragmenten uit een werkelijk briljant gedicht.
Er is veel meer stilte te genieten. In het titelgedicht TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN aan het begin van de dichtbundel vertellen twee dichters over hun dromen om aan het einde van het proza gedicht in volkomen stilte tegenover elkaar te zwijgen: “En we zwegen lang in een uitdrukkelijke gelukzaligheid en verbondenheid, waarna ik hem zag verdwijnen in het avondlicht, dat karmozijn kleurde…’ – Ook in het eerste hoofdstuk “Muziek der sferen” lezen we over de volkomen stilte – dan….:
is er de pracht van stilte,
het mooiste geluid, de fijnst besnaarde
sfeermuziek.
In het tweede hoofdstuk getiteld GEEN HUIS GEEN BESTEMMING is de stilte direct aanwezig. De beschreven kleine blonde jongen die op het grote station even alleen wacht op zijn vader. Vader doet wat boodschappen. De kleine blonde jongen overweegt in een willekeurige trein te springen ‘om te gaan naar waar hij nooit was geweest’ en vertelt deze overweging even later aan zijn weeromgekeerde vader: over dat jongetje lezen we dichter Wasch:
Er is geen grotere stilte dan
een waarin diefstal plaatsvindt.
Ik had vaders zekerheid gestolen.
Om stil van te worden als lezer. En het ‘prozaverhaal’ wordt vervolgens op die bijzondere Wasch’ manier afgemaakt: vader zweeg – “een maand later stierf hij en vertrok met onbekende bestemming.” – steeds weer die prachtige beelden in poëzie, die A.L. Snijders achtige korte verhaalstructuur waarin poëzie wordt gegoten én tot leven wordt gebracht – hoe stil het er ook aan toe gaat in de bundel.
Langzaam tekent zich ook weemoed af en de aangekondigde vleugjes wanhoop. Zeg maar rustig angsten, barre angsten. Maar Wasch zou Wasch niet zijn als hij niet de meest bizarre angsten terug weet te brengen – om weet te vormen tot ragfijne en subtiele regeltjes poëzie die hij nog subtieler en bijna adembenemend laat opgaan in stiltes. Als lezer hoor je gewoon de stilte kloppen. Wasch is een natuurtalent – een meester in de taal, zeg maar rustig een grootmeester.
Het blonde jongetje, vader, de familie, overleden moeder, grootmoeder ook – de gepoetste koperen theekan, alles komt voorbij en wordt beschreven = (“Het huis rook naar gedroogde tijm en gepoetst koper, aangenaam eenvoudig en keurig gerangschikt.”) – De titels van de hoofdstukken GEEN HUIS GEEN BESTEMMING – VLUCHT – GELUK VERLOREN – DODENAKKER en GEHEIM hangen als door Carel Willink geschilderde donkere dreigende wolken boven de gedichten in Wasch’ TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN.
Één gedicht zou ik hier o zo vreselijk graag helemaal willen citeren – maar dat gaat te ver in het kader van een recensie – dat is het gedicht: “Het stond er echt” op pagina 35. Wat er echt stond gaat u lezen als u de bundel van deze grootmeester aanschaft. En laat mij dan asjeblieft op pomgedichten punt nl weten of u ook zo onbedaarlijk van uw stoel bent gevallen van het lachen na lezing van dat gedicht.
Deze bundel van grootmeester Wasch moet u lezen. U moet natuurlijk niks maar toch – het zal niet anders kunnen en moeten – u moet Wasch’ TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN lezen.
Pom Wolff
http://www.indeknipscheer.com/karel-wasch-toen-dichters-over-engelen-droomden-gedichten/
Merik van der Torren: ‘Ik leerde kruipen, later lopen en ik zie de foto; die kleine vrouw, mijn moeder….

Hoi Pom,
Enkele weken geleden hielden we bij Mirjam in klein gezelschap een schrijfmiddag onder de naam van Schrijfgroep de Klus. Als thema kreeg ik een Pick-Wickthee-.labeltje toegespeeld met de vraag; wat was voor jou een levensveranderende ervaring ? Ik ging schrijven over mijn geboorte; wat ik ervan denk te weten; of wat ik verzin. Voor pomgedichten; groet, Merik
Voor mijn moeder
Wat was voor jou een
levensveranderende ervaring ?
Meldt het labeltje van de Pick-Wickthee.
De weg uit de schoot van mijn moeder,
dat ik gekoesterd werd en gevoed door haar sappen.
De weg was lang en vol benauwenis.
Ineens lag ik in vreemde, koude handen.
Mijn moeder was verdwenen, hoewel ze mij omringde,
als zuurstof, zuivere lucht misschien met een vleugje seringen,
nog voor de auto was uitgevonden met benzinedampen.
Ik leerde kruipen, later lopen en
ik zie de foto;
die kleine vrouw,
mijn moeder.
Ze bezoekt me in mijn slaap,
ze weet er van.
Merik van der Torren