
Alles wit. Bomen wit, het weiland wit; de horizon verhuld door ijle mist. De vannacht stijf bevroren beukenhaag kraakt in z’n voegen onder een inmiddels druipende laag sneeuw. Gisteravond druilde het vlokken witte drek maar zelfs de kleinste wegjes waren goed begaanbaar. De reistijd een uurtje langer dan normaal want sneeuw en groot licht zijn nu eenmaal geen beste vrinden. Tractors hebben goed werk verricht. Als sneeuwschuivers vermomd. Chapeau. De laatste paar honderd meter uitgezonderd. Glibberglad. Stuurmanskunst. Vooral niet remmen. Nachtrust bij drie celsius is ook een uitdaging. Bij voorkeur slaap ik bloot. Naaktheid zonder lust. Meestal. Maar dat was vannacht een brug te ver. Er moest een trainingsbroek en dikke trui aan te pas komen. Inclusief capuchon. En dan nog. Whisky. Woelmuis. De wollen deken bovenop het dikke donzen dekbed ben je dan zo kwijt. Of allebei. Wakker van kou. Inmiddels tikt de thermometer bijna de twaalf aan. Even nog en het is behaaglijk want dat begint hier bij twaalf. Vijftien is luxe. Het lijf moet nog wennen. Een dag of vier. Dan zullen ook de muren zijn opgewarmd. De houtkachel rochelt en kraakt en de cheminée braakt een sliertje witte rook. Een waterig zonnetje breekt door. Zometeen naar de super. Als ik straks terug ben is het gras weer groen.
\
Peter Berger























